Rechtbank Zutphen, 17-05-2002, AE4680, 06/035799-01
Rechtbank Zutphen, 17-05-2002, AE4680, 06/035799-01
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zutphen
- Datum uitspraak
- 17 mei 2002
- Datum publicatie
- 26 juni 2002
- ECLI
- ECLI:NL:RBZUT:2002:AE4680
- Zaaknummer
- 06/035799-01
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Economische politierechter
Parketnummer: 06/035799-01
Uitspraak d.d.: 17 mei 2002
Tegenspraak / dnip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte] V.o.f.,
gevestigd te [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 mei 2002.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft een beroep gedaan op niet ontvankelijkheid van het openebaar ministerie. Daartoe is aangevoerd - kort gezegd - dat het vervolgingsbesluit in deze zaak strijdig is met het gelijkheidsbeginsel en niet berust op een redelijke en billijke belangenafweging.
Dit verweer wordt verworpen. Aan het openbaar ministerie komt immers ruime discretionaire bevoegdheid toe bij zijn beslissingen om al dan niet tot vervolging over te gaan. Onvoldoende is komen vast te staan dat de gevallen waarmee de onderhavige zaak door de raadsman wordt vergeleken zodanige overeenkomsten vertonen dat om die reden strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel kan worden aangenomen. De raadsman heeft aan de hand van producties aannemelijk gemaakt dat landelijk zeer verschillend over het verschijnsel van internetzuilen wordt gedacht en geoordeeld. Ook blijkt uit die producties dat er verschillen bestaan tussen de uiterlijke kenmerken van de internetzuilen die in gebruik zijn. Het zelfde geldt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden.
De tenlastelegging
Aan verdachte is het volgende tenlastegelegd
dat verdacht op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand augustus 2001 in de gemeente [woonplaats], in een persceel (horecagelegenheid) gelegen aan of nabij de [adres] te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven om op de hieronder beschreven wijze mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor (telkens) geen vergunning ingevolgde de Wet op de kansspelen was verleend.
Beschrijving van de wijze waarop gelegenheid werd gegeven:
Bij een persoon in de horecalokaliteit kon een zogenaamde chipkaart worden gekocht of verkregen waarop door middel van een computer en/of een chipkaartlezer/schrijver tijdseenheden konden worden gezet of bijgeschreven. Deze tijdseenheden vertegenwoordigden een bepaalde geldwaarde. De (opgewaardeerde) chipkaart kon worden gestoken in een ter plaatse opgesteld apparaat, gelijkend op een speelautomaat. Na de chipkaart in de chipkaartlezer van het apparaat te hebben gestoken, verscheen een algemeen keuzemenu, waaronder "Games".
Bij de keuze "Games" verscheen op het scherm een keuzemenu met verschillende spelletjes, waaronder "Random Winner". Bij keuze voor dit "spel" werd op het scherm een virtuele fruitautomaat met drie reeltapes met fruitsymbolen en een aantal virtuele knoppen weergegeven. Tevens werden de te behalen prijzen getoond. Na op de touchscreenknop "Start/To Bank" te hebben gedrukt, werd een tijdeenheid "afgeschreven". De (op het scherm weergegeven) tijdseenheden werden (daarbij) omgezet in credits. De fruitsymbolen op de virtuele rollen gingen vervolgens draaien waarna deze na enige tijd vanzelf stopten, althans kon door de bespeler/bedienaar daarop geen invloed worden uitgeoefend. Na de chipkaart uit de chipkaartlezer van het apparaat te hebbeng enomen, kon deze worden ingleverd en uitgelezen waarna de overgebleven credits konden worden verzilverd.
artikel 1 Weet op de economische delicten
art. 1 ahf/ond a Wet op de kansspelen
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten:
dat verdacht op tijdstippen in de maand augustus 2001 in de gemeente [woonplaats], in een persceel (horecagelegenheid) gelegen aan of nabij de [adres] te [woonplaats] opzettelijk gelegenheid heeft gegeven om op de hieronder beschreven wijze mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor telkens geen vergunning ingevolgde de Wet op de kansspelen was verleend.
Beschrijving van de wijze waarop gelegenheid werd gegeven:
Bij een persoon in de horecalokaliteit kon een zogenaamde chipkaart worden gekocht of verkregen waarop door middel van een computer en een chipkaartlezer/schrijver tijdseenheden konden worden gezet of bijgeschreven. Deze tijdseenheden vertegenwoordigden een bepaalde geldwaarde. De (opgewaardeerde) chipkaart kon worden gestoken in een ter plaatse opgesteld apparaat. Na de chipkaart in de chipkaartlezer van het apparaat te hebben gestoken, verscheen een algemeen keuzemenu, waaronder "Games".
Bij de keuze "Games" verscheen op het scherm een keuzemenu met verschillende spelletjes, waaronder "Random Winner". Bij keuze voor dit "spel" werd op het scherm een virtuele fruitautomaat met drie reeltapes met fruitsymbolen en een aantal virtuele knoppen weergegeven. Tevens werden de te behalen prijzen getoond. Na op de touchscreenknop "Start/To Bank" te hebben gedrukt, werd een tijdeenheid "afgeschreven". De op het scherm weergegeven tijdseenheden werden daarbij omgezet in credits. De fruitsymbolen op de virtuele rollen gingen vervolgens draaien waarna deze na enige tijd vanzelf stopten, althans kon door de bespeler/bedienaar daarop geen invloed worden uitgeoefend. Na de chipkaart uit de chipkaartlezer van het apparaat te hebbeng enomen, kon deze worden ingleverd en uitgelezen waarna de overgebleven credits konden worden verzilverd.
Met betrekking tot de bewezenverklaring overweegt de economische politierechter in het bijzonder dat verdachte niet kan worden aangemerkt als een zogenaamde "neutrale" internetprovider. Daartoe dient het navolgende. De in het etablissement van verdachte aanwezig internetzuil gaf toegang tot het World Wide Web, zij het dat men daartoe wel diende te beschikken over een kaart/sleutel. Deze sleutel werd tegen betaling van een geldbedrag aan de klanten ter beschikking gesteld. Die betaling geschiedde mede om zogenaamde tijdseenheden te kopen, welke tijdseenheden electronisch werden geregisteerd. De tijdseenheden gaven de maximale duur van het gebruik van de internetzuil aan. In geval de klant belandde bij de virtuele fruitautomaat en hij daarmee virtueel spelende "won" werden extra tijdseenheden geregisteerd "bijgeschreven". Het eventueel positief saldo van de tijdseenheden kon bij inlevering van de sleutel in guldens/euro's worden verzilverd.
De wijze van presentatie en programmering was blijkens de door de raadsman overgelegde fotokopieën zodanig dat er sprake was van sturing van de gebruikers van de zuil zodat zij vrij gemakkelijk en snel terecht konden komen bij het keuzemenu "games".
Een en ander voert tot de conclusie dat verdachte gelegenheid heeft gegeven in de zin van artikel 1 aanhef en onder a van de Wet op de kansspelen.
Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
- overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 1 aanhef en onder a van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De economische politierechter acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken.
De economische politierechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte uit financieel gewin en zonder dat haar daartoe een vergunning was verleend aan derden de gelegenheid heeft gegeven om via internet te gokken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op artikelen 23, 24, 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikelen 1 en 31 van de Wet op de kansspelen.
BESLISSING
De economische politierechter beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
- overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 1 aanhef en onder a van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1.100,--.
Dit vonnis is gewezen mr. Van Oosten, economische politierechter, in tegenwoordigheid
van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank
van 17 mei 2002.