Rechtbank Zutphen, 01-06-2005, AT6630, 64317 HA ZA 04-947
Rechtbank Zutphen, 01-06-2005, AT6630, 64317 HA ZA 04-947
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zutphen
- Datum uitspraak
- 1 juni 2005
- Datum publicatie
- 2 juni 2005
- ECLI
- ECLI:NL:RBZUT:2005:AT6630
- Zaaknummer
- 64317 HA ZA 04-947
Inhoudsindicatie
Verdeling ontbonden huwelijksgemeenschap, waarbij de woning is toegedeeld aan de man. Partijen zijn in het echtscheidingsconvenant een vaststellingsovereenkomst aangegaan ter beëindiging van onzekerheid over het bedrag van de overbedeling van de man. Doordat de vrouw zich op deze wijze ter beëindiging van onzekerheid daarover heeft gebonden aan vaststelling van het bedrag van de overbedeling, kan zij zich niet met succes beroepen op benadeling voor meer dan een kwart.
Uitspraak
Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Rolnummer: 64317 HA ZA 04-947
Uitspraak : 1 juni 2005
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
procureur: mr. C.J.M. van Zeijl,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procureur: mr. P.J. Graafstal,
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
de dagvaarding van 19 augustus 2004
de conclusie van antwoord
het vonnis van 8 december 2004
het proces-verbaal van de op 26 januari 2005 gehouden comparitie van partijen en de ten behoeve van deze comparitie in het geding gebrachte brief met bijlagen van 10 januari 2005 aan de zijde van de man
de akte na comparitie tevens akte overlegging één productie aan de zijde van de vrouw
de akte mede tot overlegging producties aan de zijde van de man
de akte uitlating producties aan de zijde van de vrouw
het verzoek om vonnis.
2. De vaststaande feiten
2.1 Partijen zijn op 25 juni 1981 met elkaar in gemeenschap van goederen gehuwd.
2.2 De rechtbank heeft bij beschikking van 17 december 2003 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze echtscheiding is vervolgens op 26 januari 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3 Partijen hebben de afspraken die zij hebben gemaakt met het oog op de echtscheiding vastgelegd in een onderhandse akte die zij op 22 november 2003 hebben ondertekend. Deze afspraken, voor zover hier van belang, luiden woordelijk als volgt:
Afspraken [gedaagde] en [eiseres] uit te voeren door advocaat i.v.m. scheiding .
- Bedrag dat overgemaakt i.v.m. woonhuis is 45.000,00 euro
(99.167,00 gulden).
- (...)
- Alle drie de kinderen blijven bij [gedaagde].
- Afgesproken is dat er geen alimentatie nu en in de toekomst in welke vorm dan ook wordt betaald door [gedaagde] aan [eiseres].
- Er zal geen aanspraak op geld en/of goederen gedaan worden door [eiseres] nu en in de toekomst.
- Er zal geen geldelijke ondersteuning komen in welke vorm dan ook voor nu en in de toekomst.
- (...)
2.4 Vervolgens hebben partijen zich gewend tot een advocaat die hun afspraken heeft verwoord in een echtscheidingsconvenant. Blijkens dit convenant is aan ieder van partijen haar kleding en andere lijfgoederen en een deel van de inboedel toegedeeld. Aan de man is voorts de woning aan het [adres] te [woonplaats] toegedeeld onder de verplichting de hypotheekschuld voor zijn rekening te nemen. De man heeft dit convenant getekend op 4 december 2003, de vrouw op 6 december 2003.
2.5 In artikel 3.4. van dit convenant is het volgende bepaald:
Door de bovenstaande verdeling wordt de man overbedeeld. Ter beëindiging van de onzekerheid c.q. geschillen omtrent het bedrag van de overbedeling stellen partijen deze vast op een bedrag van € 45.000,--.
1.6 Partijen hebben uitvoering gegeven aan deze verdeling in een notariële akte van verdeling die op 19 februari 2004 is verleden ten overstaan van mr. [naam notaris], notaris te Ermelo. In deze akte is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
Ten slotte verklaren de partijen:
- dat met het vorenstaande voormelde ontbonden gemeenschap van goederen naar wederzijds genoegen is verdeeld en dat bij benadeling voor meer dan een kwart – in de zin van artikel 3:196 lid 1 Burgerlijk Wetboek – wel verrekening tussen hen kan worden gevorderd tot herstel van dat nadeel, doch geen vernietiging of ontbinding van de verdeling;
- dat partijen de hun toegedeelde goederen hebben ontvangen;
- dat partijen terzake van deze verdeling niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar volledige kwijting verlenen zonder enig voorbehoud.
3. De vordering
1.1 De vrouw vordert dat de rechtbank de man bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te voldoen het bedrag van € 58.051,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2004, althans vanaf de dag van de dagvaarding, telkens tot aan de dag van de algehele voldoening met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
1.2 De vrouw legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de volgende stellingen ten grondslag.
Bij de verdeling is uitgegaan van een waarde van € 197.394,-- die is vermeld in een door de Hypotheekshop Ermelo verstrekt investeringsoverzicht. Later is de vrouw gebleken dat de waarde van de woning zich bevindt zich tussen de € 319.000,-- en
€ 324.000,--.
De vrouw heeft dus over de waarde van de woning gedwaald en is daardoor voor meer dan een vierde benadeeld. Op basis van de afspraak die partijen in het geval van een benadeling van meer dan een vierde in de notariële akte van verdeling hebben gemaakt heeft de vrouw het recht om herstel van dit door haar geleden nadeel te vorderen.
Uitgaande van een waarde van de woning van € 320.000,-- resteert na aftrek van de hypotheekschuld van € 113.898,-- een bedrag van € 206.102,--, waarvan de vrouw de helft of € 103.051,-- toekomt. Zij heeft € 45.000,-- ontvangen, zodat zij is benadeeld voor € 58.051,--.
4. Het verweer
4.1 De man concludeert dat de rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de proceskosten.
4.2 De man voert onder meer de volgende verweren aan.
De vrouw heeft niet gedwaald over de waarde van de woning en kan zich niet beroepen op de bepaling in de notariële akte tot herstel van door haar geleden nadeel.
De vrouw wist of behoorde te weten dat de woning meer waard was dan € 197.394,-. De vrouw heeft welbewust haar claim beperkt tot het bedrag van € 45.000,-- om de man en de drie kinderen van partijen in staat te stellen in de voormalige echtelijke woning te blijven wonen. Dit was het bedrag dat redelijkerwijs door de man nog op te brengen was. Bovendien was dit bedrag redelijk gelet op alle zich destijds voordoende omstandigheden. De man was bereid af te zien van de helft van de nalatenschap van zijn schoonvader die in de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen was gevallen. De man zou haar niet aanspreken voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Blijkens het proces verbaal van de comparitie van partijen is in overleg met partijen afgesproken dat zij zich nog nader bij akte over de slotbepalingen in de notariële akte van verdeling uitlaten. In verband met een goede procesorde wordt geen acht geslagen op hetgeen in deze akten overigens nog is aangevoerd.
5.2 De vrouw heeft geen vernietiging van de verdeling gevorderd zoals die is verwoord in de onderhandse akte van 22 november 2003, het echtscheidingsconvenant, in het bijzonder de vaststellingsovereenkomst die in artikel 3.4 daarvan is opgenomen, en de notariële akte van verdeling, maar heeft zich voor haar vordering beroepen op de bepaling in de notariële akte van verdeling omtrent herstel van geleden nadeel die onder 2.6. is aangehaald.
5.3 Een redelijke uitleg van deze bepaling houdt naar het oordeel van de rechtbank in dat, voor het geval een partij zich met succes zou kunnen beroepen op dwaling in verband met benadeling voor meer dan een kwart, de mogelijkheid om de verdeling op deze grond te vernietigen wordt uitgesloten, maar dat de benadeelde partij recht heeft herstel van dat nadeel in geld te vorderen.
5.4 Voor een andersluidende uitleg in de zin dat de benadeelde partij dit recht ook heeft in elk geval van een benadeling voor meer dan een kwart, ongeacht of de benadeelde partij de verdeling op grond van dwaling omtrent de waarde zou kunnen vernietigen, is geen plaats, omdat deze bepaling er juist op is gericht een dergelijke vernietiging uit te sluiten en opleg van het nadeel in geld in de plaats van de vernietiging te stellen.
5.5 Dit betekent dat de vrouw alleen recht heeft op herstel van het gestelde nadeel, indien zij zich met succes zou kunnen beroepen op dwaling in verband met benadeling voor meer dan een kwart in de zin van artikel 3:196 lid 1 BW.
5.6 Aan een geslaagd beroep op deze vernietigingsgrond staat alleen al in de weg dat partijen in het onder 2.5 aangehaalde artikel 3.4 van het echtscheidingsconvenant een vaststellingsovereenkomst zijn aangegaan ter beëindiging van onzekerheid of geschillen over het bedrag van de overbedeling van de man. Voor de goede orde zij opgemerkt dat de vrouw geen vernietiging van de vaststellingsovereenkomst heeft gevorderd en dat partijen in de notariële akte van verdeling uitvoering geven aan de afspraken in het echtscheidingsconvenant zonder daarbij af te wijken van de vaststellingsovereenkomst. Doordat de vrouw zich op deze wijze ter beëindiging van onzekerheid daarover heeft gebonden aan vaststelling van het bedrag van de overbedeling, kan zij zich niet met succes beroepen op benadeling voor meer dan een kwart.
1.7 Dat zou slechts anders kunnen zijn indien partijen aan de vaststellingsovereenkomst als zeker en onbetwistbaar ten grondslag zouden hebben gelegd dat de waarde van de woning € 197.394,-- was. Daarvan is gelet op de stellingen van partijen naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
1.8 De man heeft immers de stelling van de vrouw, dat zij er bij de verdeling van is uitgegaan dat de woning € 197.394,-- waard was, gemotiveerd betwist. Hij heeft als verweer daartegen zowel in zijn conclusie van antwoord als ter comparitie gesteld dat de vrouw haar claim welbewust heeft beperkt tot het bedrag van € 45.000,-- om de man en de drie kinderen van partijen in staat te stellen in de voormalige echtelijke woning te blijven wonen waarbij dit bedrag nog redelijkerwijs door de man was op te brengen.
1.9 De vrouw heeft ter comparitie deze stelling van de man niet meer gemotiveerd betwist. Wel heeft zij ter comparitie nog verklaard:
Ik heb het bedrag van € 197.394,-- uit het investeringsoverzicht van de Hypotheekshop te Ermelo omgerekend in guldens en toen gedacht dat het wel zou kloppen. Ik heb me daarop verkeken.
De rechtbank gaat aan deze verklaring voorbij nu niet door haar is gesteld of anderszins is gebleken dat zij dit aan de man kenbaar heeft gemaakt.
1.10 Naast hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst is de rechtbank tevens van oordeel dat de vrouw de verdeling te haren bate of schade heeft aanvaard. Voor dat oordeel is van belang wat de vrouw op de comparitie partijen heeft verklaard. Blijkens het proces verbaal van deze comparitie heeft zij onder meer het volgende verklaard:
Toen de man en ik de gevolgen van de echtscheiding gingen bespreken had hij alles op papier klaar. Ik heb op dat moment in een roes gehandeld. De man zei dat ik blij mocht zijn dat ik € 45.000,-- zou krijgen. De man heeft de advocaat geregeld. Er was weinig tijd om na te denken. Toen ik het echtscheidingsconvenant had getekend heb ik mr. [naam 1] om advies gevraagd. Zij heeft mij geadviseerd alles af te handelen omdat er anders een kort geding zou kunnen volgen en daarna actie te ondernemen. De man wilde aanvankelijk niet dat ik bij de ondertekening van de notariële akte in persoon aanwezig zou zijn. Ik heb de notaris gebeld en gevraagd om een taxatierapport. De heer [naam 2] van het notariskantoor deelde mij toen mee dat een taxatierapport voor dit soort zaken niet meer nodig was en dat alles moest doorgaan zoals gepland. Bij de notaris heb ik bij het passeren van de akte gezegd dat ik wel zou tekenen maar dat ik het er niet mee eens was.
1.11 Of de vrouw de verdeling te haren bate of schade heeft aanvaard kan alleen worden afgeleid uit gedragingen en verklaringen die de man kende of behoorde te kennen. De vrouw heeft niet gesteld en evenmin is anderszins gebleken dat de man op de hoogte was van het gesprek en advies van mr. [naam 1] en van het telefoongesprek en de mededeling van de heer [naam 2]. Deze gesprekken, dit advies en deze mededeling zijn dan ook niet van belang voor de beoordeling.
5.12 Voor deze beoordeling is wel van belang dat de vrouw onweersproken heeft verklaard dat zij bij het passeren van de akte bij de notaris heeft gezegd dat zij wel zou tekenen, maar het er niet mee eens was. In het licht van de vordering van de vrouw en haar overige stellingen begrijpt de rechtbank deze verklaring van de vrouw aldus dat zij het er niet mee eens was dat ter bepaling van het bedrag van de overbedeling geen taxatie van de woning had plaatsgehad. Nu de vrouw ondanks dit protest toch is overgegaan tot uitvoering van het echtscheidingsconvenant en ondertekening van de akte van verdeling, is de rechtbank van oordeel dat, mede gelet op wat hiervoor reeds is overwogen, de man erop mocht vertrouwen dat zij door deze ondertekening desalniettemin de verdeling te haren bate of schade aanvaardde. Dat zij daarbij zou hebben gehandeld op advies van mr [naam 1] en de notaris of zijn medewerker kan zij, zoals hiervoor al is overwogen, niet aan de man tegenwerpen.
5.13 Op grond van deze overwegingen zullen de vorderingen van de vrouw worden afgewezen en behoeven de overige stellingen van partijen, in het bijzonder die omtrent de mate waarin herstel van het nadeel zou moeten plaatshebben, geen nadere bespreking meer.
5.14 Omdat deze procedure voortvloeit uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.
De beslissing
De rechtbank, recht doende,
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Lieber en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2005.