Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:2141, AWB 13_5259

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:2141, AWB 13_5259

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 maart 2014
Datum publicatie
7 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:2141
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 13_5259

Inhoudsindicatie

Verweerder gaat er terecht vanuit dat eiseres niet meer de eigenaar van het hier aan de orde zijnde voertuig is. Voertuig is voorzien van gestolen onderdelen. Daarom kentekenbewijs op goede gronden ongeldig verklaard.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 13/5259 WVW

gemachtigde: mr. J.J.M. Boot,

en

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 augustus 2013 (bestreden besluit) van de RDW inzake de ongeldigverklaring van het kentekenbewijs voor kenteken [nummer kenteken].

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 februari 2014. Eiseres is niet verschenen. De RDW heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger].

Overwegingen

1.

Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Eiseres is sinds 31 juli 2012 in het bezit van een personenauto (Mercedes-Benz) met het kenteken [nummer kenteken]. Op 24 april 2013 heeft een onderzoeker van het Permanent Auto Team van de politie Zeeland-West-Brabant een onderzoek ingesteld naar de identiteit van het voertuig. Geconcludeerd is dat het voertuig is voorzien van gestolen onderdelen en dat de identiteit van het voertuig daardoor niet kan worden vastgesteld. De politie heeft de RDW over de onderzoeksresultaten geïnformeerd. Daarop heeft de RDW bij besluit van 7 mei 2013 (primair besluit) het kentekenbewijs [nummer kenteken] ongeldig verklaard.

Bij het bestreden besluit heeft de RDW de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

2.

Eiseres heeft aangevoerd dat het in geding zijnde kentekenbewijs hoort bij het voertuigidentificatienummer (VIN) dat op haar voertuig is aangetroffen. Eiseres stelt dat de RDW niet heeft onderbouwd dat sprake is geweest van crimineel handelen toen de betreffende onderdelen in of aan het voertuig werden gemonteerd. Voorts is de RDW niet nagegaan of en, zo ja, in hoeverre het voertuig is veranderd. Eiseres gaat ervan uit dat haar voertuig sedert 24 juni 2010 onveranderd is gebleken, zolang het tegendeel niet is bewezen. Eiseres gaat daarbij ervan uit dat indertijd zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden van de auto en dat daarbij geen onregelmatigheden zijn waargenomen.

3.

In artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is bepaald dat aan de eigenaar of houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen op de weg, overeenkomstig de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door de RDW een kenteken voor dat voertuig dient te zijn opgegeven.

Ingevolge artikel 36, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 – voor zover relevant – dienen motorrijtuigen overeen te komen met de gegevens in het voor het betrokken voertuig afgegeven kentekenbewijs en met de gegevens die omtrent het voertuig zijn opgenomen in het kentekenregister, tenzij krachtens artikel 71 een bepaalde afwijking van die gegevens is toegestaan.

Artikel 36, zesde lid, aanhef en sub a, van de Wegenverkeerswet 1994 bepaalt dat voor overtreding van het eerste tot en met vijfde lid, voor zover het betreft een motorrijtuig, aansprakelijk zijn de eigenaar of houder die het motorrijtuig op de weg laat staan of

daarmee over de weg laat rijden, alsmede in het geval dat met dat motorrijtuig over de weg wordt gereden, de bestuurder.

In artikel 58, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is – voor zover relevant – bepaald dat een kentekenbewijs, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels, ongeldig worden verklaard:

a. […];

in andere bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen.

Ingevolge artikel 37, derde lid, aanhef en sub d, van het Kentekenreglement kan de RDW een kentekenbewijs ongeldig verklaren indien naar het oordeel van deze dienst blijkt dat degene aan wie dat bewijs is afgegeven, opgehouden is eigenaar, bezitter of houder van het voertuig te zijn.

4.

De RDW heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres is opgehouden eigenaar van het voertuig te zijn waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven. De rechtbank heeft zich ambtshalve afgevraagd of dat een juiste wettelijke grondslag is. De RDW heeft in dat kader ter zitting toegelicht dat als ‘eigenaar’ in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 moet worden beschouwd: de eigenaar van het voertuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven. De RDW stelt zich op het standpunt dat, nu het VIN van het in geding zijnde voertuig niet kan worden vastgesteld, het afgegeven kentekenbewijs niet meer bij dat voertuig hoort en eiseres dus ook geen eigenaar meer van het voertuig is. Op basis van die toelichting acht de rechtbank de wettelijke grondslag juist.

5.

Het bestreden besluit is gebaseerd op een identiteitsonderzoek dat op 24 april 2013 is verricht door het Permanent Auto Team van de politie. Geconcludeerd is dat het in geding zijnde voertuig is omgekat en voorzien van gestolen onderdelen. Het motorblok (6cil) en de versnellingsbak komen volgens de onderzoeker uit een gestolen 300D voorzien van het kenteken [nummer kenteken]. Gezien de afwijkende kitnaden en lasnaden was het schutbord overgezet uit een ander voertuig. De carrosserie behoorde, volgens de opties en het VIN, niet bij de [nummer kenteken]. Alle identificatiepunten waren uit het voertuig verwijderd. De onderzoeker heeft op basis daarvan gesteld dat de identiteit van het in geding zijnde voertuig niet is vast te stellen en dat herinslag van het VIN niet dient te geschieden.

De hiervoor omschreven onderzoeksbevindingen worden door eiseres niet betwist. Dat leidt ertoe dat de RDW zijn besluit daarop heeft mogen baseren en dat de RDW terecht heeft aangenomen dat het in geding zijnde voertuig deels bestaat uit onderdelen van een gestolen voertuig. Of er bij het overzetten van de onderdelen al dan niet sprake is geweest van crimineel handelen, doet niet zozeer ter zake. Bepalend is of bij het onderzoek de identiteit van het in geding zijnde voertuig kon worden vastgesteld en dat is volgens de onderzoeker niet het geval geweest. De rechtbank ziet in de beroepsgronden geen reden om aan dat oordeel te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft de RDW daarbij ook niet aan te tonen of het voertuig na de ‘datum eerste toelating’ is omgekat en, zo ja, wanneer. Overigens heeft de RDW ter zitting toegelicht dat de diefstal van de Mercedes met het kenteken [nummer kenteken] in januari 2012 – dus na de datum eerste toelating – is gemeld.

Op basis van het voorgaande heeft de RDW het kentekenbewijs[nummer kenteken]op goede gronden ongeldig verklaard.

6.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel