Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-10-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6141, 7300798
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-10-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:6141, 7300798
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 26 oktober 2018
- Datum publicatie
- 31 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:6141
- Zaaknummer
- 7300798
Inhoudsindicatie
Kort geding. Onterechte ontruiming, huurder terug naar woning
Uitspraak
Cluster I Civiele kantonzaken
[woonplaats]
zaak/rolnr.: 7300798 VV EXPL 18-67
vonnis in kort geding d.d. 26 oktober 2018
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda,
tegen
de stichting Stichting Stadlander,
gevestigd en kantoorhoudende te (4624 DE) Bergen op Zoom, Rooseveltlaan 150,
gedaagde,
verschenen bij: de heer [medewerker] en mevrouw [medewerkster] .
Partijen zullen hierna “ [eiser] .” en “Stadlander” worden genoemd.
1 Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
-
de dagvaarding van 25 oktober 2018 met producties;
-
de bij faxbericht van 25 oktober 2018 door de gemachtigde van [eiser] toegezonden aanvullende productie.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2018. Ter zitting waren aanwezig [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. C.G. Matze als waarnemer voor mr. Schouten voornoemd, alsmede namens Stadlander, de heer [medewerker] (relatiemanager) en mevrouw [medewerkster] (juridisch medewerker) voornoemd. Stadlander heeft ter gelegenheid van de zitting haar pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.
Ten slotte is in verband met het spoedeisend karakter van de zaak vonnis bepaald op heden. De feiten, de vordering en de beoordeling waarop de beslissing in het vonnis steunt, worden op een latere datum vastgelegd.
2 De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Stadlander [eiser] onverwijld zijn eigen woning aan de [adres] weer ter beschikking te stellen en er eveneens onverwijld voor zorg te dragen dat de eigendommen van [eiser] die uit de woning zijn verwijderd aan hem worden teruggegeven;
veroordeelt Stadlander om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.840,00 wegens voorschot op de door hem geleden vermogensschade;
veroordeelt Stadlander tot betaling van een dwangsom aan [eiser] van € 150,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor iedere dag dat Stadlander in strijd handelt met de hiervoor genoemde veroordelingen;
veroordeelt Stadlander in de proceskosten van [eiser] tot op heden begroot op € 582,81, daarin begrepen een bedrag van € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] ;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.K.N. Vos en in het openbaar uitgesproken op
26 oktober 2018.1