Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-06-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:2574, BRE 18_5149

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-06-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:2574, BRE 18_5149

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
7 juni 2019
Datum publicatie
11 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:2574
Formele relaties
Zaaknummer
BRE 18_5149

Inhoudsindicatie

Eiseres stelt dat zij ook een vergunning had moeten krijgen voor het exploiteren van 10 extra plaatsen op haar minicamping en dat B&W in gebreke zijn die beslissing te nemen. Omdat ook zij daartoe geen (nieuwe) aanvraag had ingediend, is er geen sprake van een bevoegdheid, laat staan een verplichting om binnen een bepaalde tijd een besluit te nemen, zodat er geen sprake is van niet tijdig beslissen. Het beroep dat gericht is tegen het niet tijdig nemen van een beslissing is daarom niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 18/5149

en

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college.

De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 10 april 2019. Daarbij waren aanwezig:

- [naam gemachtigde 1] , als gemachtigde van eiseres;

- [naam gemachtigde 2] , [naam gemachtigde 3] en [naam gemachtigde 4] namens verweerder.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Eiseres heeft bij brief van 11 juni 2010 verzocht om ontheffing als bedoeld in artikel 2, sub c, van de Verordening kleinschalig kamperen Veere 2008 voor het uitbreiden van het kleinschalige kampeerterrein aan de [adres] te [naam woonplaats] van 15 naar 25 standplaatsen (de kampeerontheffing).

Bij besluit van 22 december 2011 is de gevraagde ontheffing onder voorwaarden aan eiseres verleend.

Bij besluiten van 16 januari 2012 en 21 maart 2012 is de eerder verleende kampeerontheffing herzien en gewijzigd vastgesteld.

Bij besluit van 29 maart 2016 is de duur van de ontheffing én de termijn voor realisatie van de vereveningsinspanning (één van de voorwaarden in de ontheffing) verlengd tot uiterlijk 31 december 2016.

Eiseres heeft het college bij brief van 16 juli 2018 in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op een herleefde aanvraag om een kampeerontheffing.

Eiseres heeft bij brief van 1 augustus 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de herleefde aanvraag om een kampeerontheffing.

Bij brief van 10 augustus 2018 heeft het college gereageerd op de ingebrekestelling.

2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).

3. Voordat het beroep wordt ingesteld moet eiseres een aanvraag hebben ingediend, moet de termijn waarbinnen moet zijn beslist op die aanvraag zijn verstreken en moet als regel eerst het college schriftelijk in gebreke zijn gesteld om het college te laten weten dat hij het besluit niet tijdig heeft genomen. Na ontvangst van de ingebrekestelling heeft het college dan nog twee weken de tijd om een besluit op de aanvraag te nemen.

Eiseres heeft bij brief van 1 augustus 2018 een beroepschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de in haar visie herleefde aanvraag om een kampeerontheffing. Zij verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2018 (AbRS; ECLI:NL:RVS:2018:902). Eiseres verwijst daarvoor naar het feit dat het college in 59 andere gevallen, waarin de toestemming om 10 extra kampeerplaatsen te realiseren ten gevolge van die uitspraak ongeldig bleek te zijn, daarvoor een nieuwe vergunning heeft verleend en zich aanvankelijk op het standpunt stelde dat de oude aanvragen voor een ontheffing waren herleefd. Nu eiseres geen nieuw besluit heeft ontvangen, is volgens haar niet (tijdig) op haar herleefde aanvraag van 11 juni 2010 beslist.

De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van herleving van de aanvraag van eiseres. Op haar aanvraag is bij besluit van 22 december 2011 beslist, waarna dit besluit is herzien en gewijzigd bij besluiten van 16 januari 2012, 21 maart 2012 en 29 maart 2016. In de uitspraak waarnaar eiseres verwijst heeft de AbRS geoordeeld over verzoeken om handhaving van eiseres ten aanzien van aan andere minicampings in de gemeente Veere verleende kampeerontheffingen. Op de aanvraag van eiseres van 11 juni 2010 was al beslist. Uit de stukken en de stellingen van beide partijen concludeert de rechtbank dat geen van de door verweerder over die ontheffing genomen beslissingen tot verlening of verlenging van die ontheffing is vernietigd of ingetrokken. Daarom is er geen sprake van een herleefde aanvraag.

Nu dit vast staat en eiseres evenmin heeft gesteld een nieuwe aanvraag om kampeerontheffing te hebben ingediend, is geen sprake van een aanvraag waarop het college een besluit moet nemen. Dat betekent ook dat geen sprake van het niet tijdig nemen van een besluit. Daaruit volgt dat niet is voldaan aan het in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb gestelde vereiste voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

4. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzitter, en mr. Th. Peters en

mr. W. Anker, leden, in aanwezigheid van mr. L.M. Koenraad, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2019. De griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel