Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-05-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:2104, AWB - 19 _ 1165

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-05-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:2104, AWB - 19 _ 1165

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
8 mei 2020
Datum publicatie
14 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2020:2104
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1165

Inhoudsindicatie

GEMWT

Uitspraak

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 19/1165 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser1] , [eiser2] en [eiser3]

te [plaatsnaam] , eisers,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

[naam belanghebbende] , te [plaatsnaam2] ,

gemachtigde: mr. R. Wouters.

Procesverloop

In het besluit van 24 oktober 2018 (primair besluit) heeft het college [naam persoon] op straffe van een dwangsom gelast om uiterlijk 18 januari 2019 de drie stacaravans op het perceel aan de [adres] te [plaatsnaam2] te verwijderen en verwijderd te houden en uiterlijk 29 maart 2019 de fietsverhuur op het perceel te beëindigen en beëindigd te houden.

In het besluit van 22 januari 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 6 maart 2020.

Hierbij waren aanwezig gemachtigde van eisers, [naam vertegenwoordiger] namens het college en gemachtigde namens de derde-partij. Eisers en de derde-partij zijn zelf niet verschenen.

De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1 Feiten en omstandigheden

Eisers hebben het college bij brief van 13 juli 2018 verzocht handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel aan de [adres] te [plaatsnaam2] in strijd met het bestemmingsplan. Het strijdig gebruik bestaat blijkens het verzoek uit de bedrijfsmatige verhuur van fietsen en de plaatsing en verhuur van twee stacaravans op het perceel. Het perceel aan de [adres] was ten tijde van het verzoek eigendom van de heer [naam persoon] .

Bij brief van 3 oktober 2018 heeft het college [naam belanghebbende] als gemachtigde voor [naam persoon] medegedeeld dat het voornemen bestaat een last onder dwangsom op te leggen wegens overtreding van het bestemmingsplan, bestaande uit de aanwezigheid en het gebruik van de stacaravans en de verhuur van fietsen.

[naam persoon] heeft mondeling zijn zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.

Bij het primaire besluit heeft het college [naam persoon] gelast uiterlijk 18 januari 2019 de drie stacaravans op het perceel te verwijderen en verwijderd te houden en uiterlijk 29 maart 2019 de fietsverhuur op het perceel te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per stacaravan per overtreding en € 10.000,- ineens voor de fietsverhuur. Volgens het primaire besluit is opslag van de fietsen ter plaatse wel toegestaan.

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij hebben het bezwaar toegelicht tijdens de hoorzitting van de Commissie bezwaarschriften Veere van 13 december 2018.

Op 18 januari 2019 heeft het college de begunstigingstermijn voor het verwijderen van de stacaravans verlengd naar 1 februari 2019.

Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.

2 Ambtshalve

Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, dient de rechtbank eerst onder meer ambtshalve te beoordelen of eisers belanghebbenden zijn bij het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom.

Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 28 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:183) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende. Een onderneming heeft slechts een concurrentiebelang als zij in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment bedrijfsactiviteiten ontplooit als waarin de bedrijfsactiviteiten van haar concurrent plaatsvinden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2648).

Tussen partijen is niet in geschil dat eisers vakantiewoningen exploiteren. Daarnaast heeft gemachtigde van eisers gesteld dat eisers ook fietsen verhuren. In reactie daarop heeft het college naar voren gebracht dat is geconstateerd dat op de website van eisers vermeld is dat zij fietsen verhuren, maar dat eisers daarover geen vragen hebben willen beantwoorden. Gelet op het feit dat het college niet (voldoende onderbouwd) heeft betwist dat ook eisers fietsen verhuren gaat de rechtbank ervan uit dat daarvan sprake is.

Dat betekent dat eisers naar het oordeel van de rechtbank belanghebbenden zijn bij het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom.

3 Wet- en regelgeving

De op de zaak betrekking hebbende relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.

4 Beoordeling