Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-10-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5041, AWB- 19_6101
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-10-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5041, AWB- 19_6101
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 19 oktober 2020
- Datum publicatie
- 23 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:5041
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2022:442, Meerdere afhandelingswijzen
- Zaaknummer
- AWB- 19_6101
Inhoudsindicatie
Omgevingsvergunning ten behoeve van realisatie van een zonnepark in de gemeente Drimmelen.
Deze zaak maakt onderdeel uit van een cluster van vijf zaken, waarin het college in één zaak een omgevingsvergunning heeft verleend en in vier zaken de omgevingsvergunning heeft geweigerd.
De rechtbank vernietigt de besluiten van het college en draagt het college op opnieuw te beslissen op de aanvragen
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6101 CHW A
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 oktober 2020 in de zaak tussen
1. [eiseres sub1]
te Maastricht,
en
te Hooge Zwaluwe,
samen te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. W.P.N. Remie,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.A. Mohuddy.
Procesverloop
In het besluit van 16 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft het college de door eiseres sub 1 aangevraagde omgevingsvergunning, strekkende tot realisatie gedurende 25 jaar van zonnepark “ [project naam] te Hooge Zwaluwe” geweigerd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 september 2020, tegelijk met de beroepen van (onder meer) eiseres sub 1 tegen drie andere geweigerde omgevingsvergunningen voor realisatie van zonneparken, bekend onder de zaaknummers BRE 19/6011, 19/6102 en 19/6132 CHW A. Bij de behandeling ter zitting van dit beroep waren namens eiseres sub 1 aanwezig mr. A.A.M. van Beek en ir. R. Kamsteeg, samen met de gemachtigde. Eiser sub 2 was aanwezig, samen met [naam aanwezige] en met de gemachtigde. Eisers hebben zich laten vergezellen door twee door hen aangekondigde deskundigen, te weten ir. A. Loth en ir. F. Bouwman. Voor het college is [vertegenwoordiger college] verschenen, samen met de gemachtigde en mr. E.P. Euverman, kantoorgenoot van gemachtigde.
Overwegingen
1 Feiten en omstandigheden
Op 13 september 2018 heeft eiseres sub 1 bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de duur van 25 jaar voor een project genaamd “ [project naam] te Hooge Zwaluwe”. Het project bestaat uit de realisatie van een zonnepark met extra natuur met een oppervlakte van in totaal circa 9,5 hectare, waarvan 8,5 hectare aan zonnepanelen nabij de locatie plaatselijk bekend [locatie] te Hooge Zwaluwe, op de percelen kadastraal bekend als Hooge en Lage Zwaluwe, [perceel nummers]. De gronden werden op dat moment gebruikt als akkers, behorend bij de varkensboerderij van eiser sub 2. De aanvraag ziet op de activiteiten bouwen en het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan.
Het college heeft 25 april 2019 kenbaar gemaakt voornemens te zijn de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken en het ontwerpbesluit strekkende tot weigering van de verklaring van geen bedenkingen zijn vanaf 26 april 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegd.
Eisers hebben in reactie op dit voornemen bij brieven van 5 juni 2019 en 9 juli 2019 zienswijzen ingediend.
De zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging van het eerdere voornemen. Bij het bestreden besluit heeft het college de door eiseres sub 1 aangevraagde omgevingsvergunning in navolging van de door de raad geweigerde verklaring van geen bedenkingen geweigerd.
2 Bevoegdheid van de rechtbank: termijnoverschrijding CHW
De Crisis- en Herstelwet (CHW) is van toepassing op deze beroepsprocedure. Dat betekent dat de bestuursrechter op grond van artikel 1.6, vierde lid, van de CHW binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak dient te doen. Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 16 april 2020. In verband met de uitbraak van het coronavirus kon deze zitting niet doorgaan. Als gevolg daarvan is de termijn van zes maanden inmiddels verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het verstrijken van deze termijn niet met zich dat de rechtbank niet langer bevoegd zou zijn om een uitspraak te doen op dit beroep (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1989). Nu daarvoor ook overigens geen beletselen aanwezig zijn, is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van dit beroep en daarop uitspraak te doen.
3 Beroep ontvankelijk: eisers belanghebbende?
De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of eisers belanghebbende zijn bij het bestreden besluit. Zijn zij geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dan is hun beroep niet ontvankelijk.
Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres sub 1 belanghebbende bij het bestreden besluit. Als aanvrager van de omgevingsvergunning is haar belang rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken.
Eiser sub 2 is eigenaar van de gronden waarop het aangevraagde zonnepark zou worden gerealiseerd. Hij kan naar het oordeel van de rechtbank niet als belanghebbende worden aangemerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het besluit tot weigering van de omgevingsvergunning zich uitsluitend richt tot eiseres sub 1. De weigering heeft geen rechtsgevolgen voor eiser sub 2 en gesteld noch gebleken is dat eiser sub 2 door de weigering in zijn eigendomsrecht of ander fundamenteel recht wordt aangetast. Eventuele (financiële) schade die hij lijdt is slechts een afgeleid belang, nu dat belang uitsluitend voortvloeit uit de contractuele relatie die eiser sub 2 heeft met de ontwikkelaars van het zonnepark (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3386).
De rechtbank zal het beroep van eiser sub 2 daarom niet-ontvankelijk verklaren.