Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-08-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5358, AWB- 20_953
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-08-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5358, AWB- 20_953
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 augustus 2020
- Datum publicatie
- 3 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:5358
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2021:2329, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB- 20_953
Inhoudsindicatie
HOREC
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/953 HOREC
gemachtigde: mr. A. Kara,
en
Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 december 2019 (bestreden besluit) van verweerder over de intrekking van een Drank- en Horecavergunning (DHW-vergunning) en een exploitatievergunning.
Het beroep is behandeld op de zitting in Breda op 30 juli 2020. Eiser en zijn gemachtigde waren daarbij aanwezig. Namens het college was daarbij aanwezig mr. A.M.J. van de Biggelaar.
Overwegingen
Op 22 januari 2015 heeft de burgemeester aan eiser een DHW-vergunning1 en een exploitatievergunning2 verleend, voor de exploitatie van een horecabedrijf aan de [adres] te [plaatsnaam] . Daarnaast heeft de burgemeester op diezelfde dag een aanwezigheidsvergunning verleend aan eiser voor het mogen plaatsen van kansspelautomaten in het horecabedrijf voor de periode van 22 januari 2015 tot 22 januari 2019.
Op 2 maart 2018 heeft een toezichthouder van de gemeente Tilburg een controle uitgevoerd op het perceel. Uit het controlerapport van 6 maart 2018 blijkt dat de toezichthouder heeft geconstateerd dat in het horecabedrijf verschillende laptops aanwezig waren, die werden gebruikt als kansspelautomaat. De laptops waren niet voorzien van een merkteken als bedoeld in artikel 30r van de Wok.
Bij besluit van 18 april 2018 heeft de burgemeester aan eiser een last onder dwangsom opgelegd wegens handelen in strijd met artikel 30b van de Wok: het zonder vergunning aanwezig hebben van kansspelautomaten.
Op 13 december 2018 hebben toezichthouders van de gemeente Tilburg nogmaals een controle uitgevoerd op het perceel. Uit de controlerapporten van 20 december 2018 en 21 december 2018 blijkt dat door hen is geconstateerd dat in het horecabedrijf een laptop zonder merkteken aanwezig was, die werd gebruikt als kansspelautomaat.
Bij invorderingsbeschikking van 30 januari 2019 heeft de burgemeester aan eiser medegedeeld dat hij een dwangsom heeft verbeurd en dat de burgemeester over gaat tot invordering daarvan.
Op 21 februari 2019 hebben toezichthouders van de gemeente Tilburg andermaal een controle uitgevoerd op het perceel. Uit het controlerapport van 25 februari 2019 blijkt dat door hen is geconstateerd dat twee kansspelautomaten aanwezig waren.
De constateringen op 2 maart 2018 en 13 december 2018 deden bij de burgemeester het vermoeden ontstaan dat de DHW-vergunning en exploitatievergunning van eiser mogelijk worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Bij brief van 1 april 2019 heeft de burgemeester eiser gevraagd een Bibob-vragenformulier in te vullen. Dat verzoek is bij brief van 18 april 2019 herhaald. In deze brieven heeft de burgemeester aangegeven dat de DHW-vergunning en de exploitatievergunning worden ingetrokken, wanneer eiser niet aan het verzoek voldoet. De burgemeester heeft eiser bij brief van 21 mei 2019 medegedeeld dat hij voornemens is de vergunningen in te trekken.
Bij besluit van 17 juni 2019 (primair besluit) heeft de burgemeester de DHW-vergunning en de exploitatievergunning van eiser ingetrokken. Eiser heeft daar bij brief van 12 juli 2019 bezwaar tegen gemaakt.
De burgemeester heeft dat bezwaar bij bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft daar op 3 februari 2020 beroep tegen ingesteld.
2. Beroepsgronden Het bestreden besluit is volgens eiser inhoudelijk onjuist, onvoldoende onderbouwd en daarom in strijd met de Awb en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Wanneer een vergunning is verleend, kan de vergunninghouder slechts worden onderworpen aan een Bibob-toets in de in de Wet Bibob en het Bibob-beleid genoemde gevallen. De constateringen van de toezichthouders konden geen aanleiding vormen voor een Bibob-toets. De constateringen die zijn gedaan op 2 maart 2018 zijn gedaan voordat het Bibob-beleid is ingevoerd (op 4 juni 2019). Eiser betwist daarnaast dat de laptops zouden zijn ingericht als kansspelautomaat. Ook is de verplichting tot het aanbrengen van een merkteken3 een verplichting die geldt voor de exploitatievergunninghouder en niet voor eiser. Zelfs indien de constateringen van de toezichthouders juist zouden zijn, geldt dat deze constateringen zijn gedaan voor de afloop van de aanwezigheidsvergunning. Indien sprake zou zijn van een overtreding van de Wok voor het verstrijken van die vergunning, zou het enige logische en proportionele gevolg daarvan zijn dat de aanwezigheidsvergunning niet wordt verlengd.
Het niet inzenden van de ingevulde bibob-formulieren kan ook niet zelfstandig leiden tot intrekking van de DHW-vergunning en de exploitatievergunning. De noodzakelijke gegevens voor de Bibob-toets als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob waren namelijk bekend bij de burgemeester of konden bekend zijn. Daar heeft eiser aan toegevoegd dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel, omdat niet duidelijk is of de beslissing is genomen op grond van artikel 3, eerste lid, onder a of b, artikel 4 of artikel 30 van de Wet Bibob. Indien de beslissing is genomen op grond van artikel 3, betwist eiser dat sprake is van ernstig gevaar dat de vergunningen zouden worden gebruikt voor uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten dan wel strafbare feiten te plegen. Er zijn geen feiten en omstandigheden die daarop wijzen. Ook kan de beslissing op bezwaar de evenredigheidstoets van artikel 3, vijfde lid, van de Wet Bibob niet doorstaan. Wanneer sprake zou zijn van een overtreding van de Wok, dan is de Kansspelautoriteit het bevoegde gezag om daartegen op te treden.
4. Wettelijk kader De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. Beroepsgronden
De burgemeester heeft aangevoerd dat het beroep van eiser ongegrond moet worden verklaard, omdat eiser in beroep geen nieuwe beroepsgronden heeft aangevoerd en volstaat met een enkele verwijzing naar hetgeen reeds in bezwaar is aangevoerd. Eiser moet volgens de burgemeester gemotiveerd aangeven waarom de beslissing op bezwaar niet in stand kan blijven.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet volstaan met een enkele verwijzing naar de bezwaargronden. In het beroepschrift heeft eiser de gronden van bezwaar integraal overgenomen en schrijft hij dat de beslissing op bezwaar gelet op die gronden inhoudelijk onjuist is, onvoldoende is onderbouwd en op onjuiste gronden berust, waardoor het besluit niet is genomen met inachtneming van de eisen die de Awb en de beginselen van behoorlijk bestuur aan de beslissing stelt. Daar leidt de rechtbank uit af dat hij dezelfde bezwaren heeft tegen de beslissing op bezwaar als tegen het primair besluit.
Gelet daarop heeft eiser afdoende aangegeven waarom de beslissing op bezwaar niet in stand kan blijven. Overigens staat dit los van de vraag of de gronden in inhoudelijk opzicht steekhoudend genoeg zijn om te concluderen dat het bestreden besluit vernietigd moet worden.5
6. Pleitaantekeningen
De rechtbank heeft op 29 juli 2020 pleitaantekeningen ontvangen van de gemachtigde van eiser. In die pleitaantekeningen staan nieuwe gronden genoemd. De rechtbank stelt vast dat de pleitaantekeningen en nieuwe gronden binnen de 10-dagen-termijn zijn ingediend.6 Naar het oordeel van de rechtbank verzet de goede procesorde zich ertegen dat het stuk en de nieuwe gronden bij de beoordeling van het bestreden besluit worden betrokken.7 De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de pleitaantekeningen pas één dag voor de zitting zijn ingediend en dat de burgemeester voorafgaand aan de zitting onvoldoende kennis heeft kunnen nemen van de nieuwe gronden en daardoor onvoldoende gelegenheid heeft gehad om daar adequaat op te kunnen reageren.
7. Het primaire besluit, het bestreden besluit en de last onder dwangsom
In het primair besluit heeft de burgemeester de DHW-vergunning en de exploitatievergunning van eiser ingetrokken. De burgemeester zag aanleiding om een Bibob-toets uit te voeren, omdat door toezichthouders op 2 maart 2018 en 13 december 2018 is geconstateerd dat in het horecabedrijf van eiser kansspelautomaten aanwezig waren, zonder daarvoor vereiste vergunning. Dat is op grond van de Wok verboden.8 De burgemeester heeft eiser in de gelegenheid gesteld om een Bibob-formulier in te vullen. Eiser heeft dat nagelaten. In de beslissing op bezwaar heeft de burgemeester het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester in het primair besluit en in het bestreden besluit wel degelijk duidelijk heeft gemotiveerd op grond van welke bepalingen uit de Wet Bibob de vergunningen zijn ingetrokken.
Daarnaast heeft de burgemeester aan eiser een last onder dwangsom opgelegd, wegens het in strijd met de Wok in het horecabedrijf aanwezig hebben van kansspelautomaten, zonder de daarvoor vereiste vergunning. Die kansspelautomaten waren niet voorzien van een merkteken als bedoeld in de Wok.9 Gelet daarop waren deze laptops volgens de burgemeester niet toegelaten als kansspelautomaat. Ter zitting is door eiser bevestigd dat hij geen rechtsmiddelen heeft ingesteld tegen die last en ook niet tegen de invorderingsbeschikking die daarop heeft gevolgd. Die besluiten zijn inmiddels onherroepelijk. Een besluit dat onherroepelijk is geworden, heeft formele rechtskracht. Dat betekent dat in beginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van de besluiten.10
8. De intrekking van de DHW-vergunning en de exploitatievergunning
In artikel 3 van de Wet Bibob staat dat een bestuursorgaan een gegeven beschikking in kan trekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of om strafbare feiten te plegen. Die bevoegdheid heeft een bestuursorgaan alleen, wanneer die bevoegdheid in de op de vergunning betrekking hebbende wet- of regelgeving aan dat bestuursorgaan is toegekend. In de Drank- en Horecawet11 is die bevoegdheid aan de burgemeester toegekend ten aanzien van de DHW-vergunning en op grond van de Wet Bibob geldt hetzelfde voor de exploitatievergunning.12
Aanleiding voor een Bibob-toets
Eiser stelt onder andere dat de burgemeester niet bevoegd was tot het uitvoeren van een Bibob-toets. Gelet daarop ligt eerst aan de rechtbank de vraag voor of sprake was van feiten of omstandigheden op grond waarvan de burgemeester in redelijkheid kon vermoeden dat de vergunningen werden gebruikt om strafbare feiten te plegen of om uit gepleegde strafbare feiten verkregen op geld waardeerbare voordelen te benutten.
De burgemeester heeft op 4 juni 2018 Bibob-beleid vastgesteld. In het beleid is neergelegd wanneer de burgemeester over gaat tot een bibob-toets. In paragraaf 3.1 staat: “De Bibob-toets kan ook van toepassing zijn op reeds verleende beschikkingen indien hiertoe aanleiding bestaat op grond van:
- -
-
(Eigen) ambtelijke informatie
- -
-
Informatie verkregen van het Bureau
- -
-
Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC
- -
-
Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob
- -
-
Andere relevante signalen“.
Naar het oordeel van de rechtbank bestonden feiten en omstandigheden op grond waarvan de burgemeester in redelijkheid kon vermoeden dat de vergunningen werden gebruikt om strafbare feiten te plegen of om uit gepleegde strafbare feiten verkregen op geld waardeerbare voordelen te benutten. Gelet daarop heeft de burgemeester in redelijkheid mogen besluiten tot het uitvoeren van een Bibob-toets. De burgemeester heeft dat vermoeden ook in redelijkheid kunnen baseren op de controlerapporten (ambtelijke informatie) die zijn opgesteld door toezichthouders van de gemeente Tilburg naar aanleiding van controles in het horecabedrijf van eiser op 3 maart 2018 en 13 december 2019. In de Wok staat dat de bij besluit van de burgemeester aangewezen ambtenaren en personen belast zijn met toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens titel VA, paragraaf 2, van de Wok.13 De controles hebben plaatsgevonden door een medewerker van de afdeling Veiligheid & Wijken, team Toezicht en Handhaving. Dergelijke medewerkers zijn door de burgemeester bij besluit van 10 februari 2015 belast met het toezicht. Gelet daarop waren zij bevoegd om de controles uit te voeren en zijn de controlerapporten bevoegd verkregen bewijs.
Uit de controlerapporten blijkt dat de toezichthouders in het horecabedrijf van eiser laptops hebben aangetroffen die als kansspelautomaat werden gebruikt. Door de toezichthouders is geconstateerd dat de laptops op zodanige wijze waren opgesteld en inricht, dat deze redelijkerwijs konden worden aangemerkt als kansspelautomaat.14 De laptops waren zonder wachtwoord te openen en op beide laptops verscheen bij het openen ervan een groene internetpagina met de tekst erboven: “Gigabet”. Door middel van de laptops konden weddenschappen geplaatst worden op de uitkomst van voetbalwedstrijden. De toezichthouder heeft ter controle ook daadwerkelijk een weddenschap kunnen afsluiten. Tijdens de eerste controle zijn printerrollen gevonden en tijdens de tweede controle is de printer gevonden waarop de betting slips werden afgedrukt in de keuken van het horecabedrijf. Het horecabedrijf was voor publiek toegankelijk. In beide controlerapporten schrijft de toezichthouder namelijk dat hij/zij het pand zonder enige belemmering kon betreden en dat het pand geopend was en voor publiek toegankelijk.
Op grond van de Wok is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester kansspelautomaten aanwezig te hebben op voor het publiek toegankelijke plekken.15 Dit wordt ook aangemerkt als een strafbaar feit (misdrijf).16 Eiser betwist dat de laptops zouden zijn ingericht als kansspelautomaat en betwist daarmee dat sprake is van een overtreding van voornoemd verbod. Zoals de rechtbank onder 7.2 heeft opgemerkt, is het besluit waarin een last onder dwangsom is opgelegd ten aanzien van overtreding van dat verbod - vanwege het niet instellen van rechtsmiddelen daartegen - in rechte onaantastbaar en ziet de rechtbank geen aanleiding om niet uit te gaan van de juistheid van dat besluit en de feitelijke constateringen die in dat besluit liggen besloten. Gelet daarop gaat de rechtbank er van uit dat de laptops waren ingericht als kansspelautomaat en dat sprake was van een overtreding van voornoemd verbod. Dat de burgemeester een vergunning heeft verleend voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten voor de periode van 22 januari 2015 tot 22 januari 2019, maakt die conclusie niet anders. Omdat de laptops niet waren voorzien van een merkteken als bedoeld in de Wok17, zag de vergunning niet op die laptops. De burgemeester heeft toegelicht dat voor dergelijke merkloze kansspelautomaten geen vergunning kan worden verleend. Ten overvloede voegt de rechtbank daar aan toe dat uit de Wok ook blijkt dat het aanwezig hebben van een of meer speelautomaten zonder merkteken in het horecabedrijf van eiser verboden is op grond van de Wok. Ook dat wordt aangemerkt als strafbaar feit.18 Dat eiser stelt dat de verplichting tot het aanbrengen van een merkteken niet voor hem geldt, is daarom niet relevant.
Intrekking van de vergunningen
Op grond van de Wet Bibob is een betrokkene verplicht om gegevens en bescheiden te verschaffen, indien onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van een intrekking op grond van de Wet Bibob.19 De betrokkene dient desgevraagd gegevens en bescheiden te verschaffen over de feiten en omstandigheden die relevant (kunnen) zijn voor de beoordeling van voornoemd gevaar. Voor het verstrekken van die gegevens en bescheiden zijn formulieren vastgesteld.20 Indien de betrokkene in het kader van een aanvraag weigert deze gegevens te verstrekken kan het bestuursorgaan de aanvraag op grond van artikel 4:5 buiten behandeling laten. Deze bepaling biedt geen soelaas in het geval een bestuursorgaan de intrekking van een reeds verleende vergunning wenst te onderzoeken en de betrokkene weigert de gevraagde gegevens te verstrekken. Om die reden bepaalt de Wet Bibob dat een weigering gegevens te verstrekken ingeval van een reeds verleende vergunning kwalificeert als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.21
Eiser is bij aangetekende brief van 1 april 2019 in de gelegenheid gesteld om gegevens en bescheiden te verstrekken die nodig waren voor de Bibob-toets. Eiser is verzocht om het Bibob-vragenformulier in te vullen en het ingevulde formulier, samen met bewijsstukken, uiterlijk 15 april 2019 aan de burgemeester toe te sturen. Daarbij werd door de burgemeester vermeld: “Indien u niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens aanlevert, wordt uw vergunning op grond van artikel 4 van de Wet Bibob ingetrokken”. Dit verzoek is bij aangetekende brief van 18 april 2019 herhaald, met een nieuwe termijn tot uiterlijk 6 mei 2019. Eiser heeft daar niet op gereageerd. Eisers heeft nog gesteld dat de burgemeester al over voldoende gegevens beschikte, echter ter zitting is aangegeven dat dit op de aanvraag zag. In de onderhavige procedure ligt echter de handhaving voor, waardoor om andere of andersoortige gegevens gevraagd kan worden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester de DHW-vergunning en de exploitatievergunning van eiser in redelijkheid kunnen intrekken. Eiser stelt volgens de rechtbank terecht dat het niet verzenden van de ingevulde bibob-formulieren niet zelfstandig kan leiden tot intrekking van de DHW-vergunning en de exploitatievergunning. Op die wijze staat vast dat sprake is van ‘ernstig gevaar’, maar moet op grond van artikel 3, vijfde lid, van de Wet Bibob nog wel worden gemotiveerd door de burgemeester dat de intrekking evenredig is met de mate van het gevaar en de ernst van de strafbare feiten. Uit het bestreden besluit blijkt echter duidelijk waarom de burgemeester vindt dat het bestreden besluit die toets kan doorstaan. De burgemeester schrijft dat hij niet kan berusten in het feit dat een vergunning mogelijk (mede) wordt gebruikt om strafbare feiten te plegen of daaruit verkregen voordeel te benutten. Gelet op de constateringen van de toezichthouders is dat risico reëel. Eiser maakt het onmogelijk om de bibob-toets uit te voeren, door geen gegevens aan te leveren. Van bijzondere omstandigheden die maken dat anders zou moeten worden besloten is ook niet gebleken. Eiser heeft niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat het bestreden besluit de evenredigheidstoets niet zou kunnen doorstaan of dat de gevraagde gegevens al bekend waren bij de burgemeester.
9. Conclusie
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.