Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-08-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5668, AWB- 22_3939
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-08-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5668, AWB- 22_3939
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 11 augustus 2023
- Datum publicatie
- 18 augustus 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2023:5668
- Formele relaties
- Hersteluitspraak: ECLI:NL:RBZWB:2023:6401
- Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2025:123, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB- 22_3939
Inhoudsindicatie
BELEI
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3939
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2023 in de zaak tussen
1. [Eiser]uit [plaatsnaam] ,
2. [eiser] ,uit [plaatsnaam] ,
(gemachtigde: mr. B. Benard),
tezamen, eisers,
en
Het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland (verweerder).
Inleiding
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 1 juli 2022 (bestreden besluit) over het toekennen van een tegemoetkoming (€ 10.302,-) in de schade die grauwe ganzen (Anser anser) hebben aangericht aan percelen (grove) peen en winterwortel.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. [Eiser] was samen met drs. S.A.N. Geerling (kantoorgenoot gemachtigde) en R.L.M. Bun aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Reijnders, [naam 1] en [naam 2] (taxateur).
De rechtbank merkt in dit kader nog op dat de gemachtigde van eisers in de week van de behandeling ter zitting nog een verzoek om verdaging heeft ingediend. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de reden van de verhindering niet uitzonderlijk genoeg is. Het verdagen van de zitting is een procesbeslissing en een bevoegdheid van de rechtbank. Bij de toepassing hiervan dient zij rekening te houden met verschillende belangen, waaronder die van alle bij de procedure betrokken partijen en ook het belang van een goede rechtspleging dat is gediend met een voortvarende behandeling van de zaak. Concreet heeft de gemachtigde gewezen op een tandheelkundige behandeling die door hem is ondergaan op zondag. Het verzoek om verdaging werd op dinsdagmiddag daarop ingediend en de zitting was op donderdag, vier dagen na de tandheelkundige ingreep. De rechtbank meent dat zij bij afweging van de betrokken belangen redelijkerwijs heeft kunnen besluiten het verzoek om verdaging af te wijzen. Daarbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat een (andere) gemachtigde namens hem ter zitting het woord heeft gevoerd. Gelet hierop is evenmin het beginsel van hoor en wederhoor geschonden.