Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-08-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5914, AWB- 21_3123

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-08-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5914, AWB- 21_3123

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 augustus 2023
Datum publicatie
29 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:5914
Formele relaties
Zaaknummer
AWB- 21_3123

Inhoudsindicatie

WOB

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/3123 WOB

[gemachtigde] ,

en

Procesverloop

1.1.

Met het besluit van 7 januari 2021 (primair besluit) is de minister gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het verzoek van eiseres om openbaarmaking van stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

1.2.

Met het besluit op bezwaar van 8 juni 2021 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

1.3.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

1.4.

De minister heeft met de brief van 20 oktober 2021 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden. Ten aanzien van een aantal stukken heeft de minister verzocht om beperkte kennisneming door de rechtbank, zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met de beslissing van 4 november 2021 heeft de rechtbank bepaald dat beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is. Eiseres heeft de rechtbank op 29 november 2021 toestemming verleend om de stukken waarvan de rechtbank de beperkte kennisneming gerechtvaardigd acht, te betrekken in de beoordeling van het beroep.

1.5.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 11 juli 2023. Hierbij waren aanwezig eiseres, de gemachtigde van eiseres en namens de minister mr. [minister 1] en

mr. [minister 2].

Overwegingen

Wob-verzoek

2.1.

Met de brief van 10 november 2020 heeft eiseres aan het College van procureurs-generaal/ Parket-Generaal verzocht om openbaarmaking op grond van de Wob van alle documenten over zedenzaken waarbij tot een sepot is overgegaan en die in de periode van

1 januari 2010 tot dan toe door het Openbaar Ministerie (OM) of de rechtbank werden behandeld. Het gaat vooral om het beleid over seponeren en de uitvoering van dit beleid. Met betrekking tot databestanden vraagt eiseres per casus een kopie die gegevens bevat over de datum, verloop bij het OM/sepot/sepotcode/klacht en de behandeling/uitspraak door de rechter.

Primair besluit

2.2.1.

Met het primaire besluit heeft de minister het Wob-verzoek van eiseres deels toegewezen. De minister stelt dat er vijf documenten zijn aangetroffen waar het Wob-verzoek op ziet. Het gaat om de volgende documenten:

  1. Aanwijzing zeden

  2. Instructie zeden en kinderpornografie

  3. Aanbiedingsbrief van het College van procureurs-generaal bij Instructie zeden en kinderpornografie

  4. Handreiking bewijsminimum

  5. Handreiking beoordelen zedenzaken

2.2.2.

De minister stelt dat Document 1 reeds openbaar is gemaakt. Die wordt niet nogmaals openbaar gemaakt.

2.2.3.

De minister maakt Documenten 2 tot en met 4 (deels) openbaar met weglating van namen en persoonsgegevens op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob en een aantal passages die bedoeld zijn voor intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen bevatten op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob.

2.2.4.

Document 5 betreft een handleiding die binnen het OM wordt gebruikt om af te wegen of er voldoende bewijs is in zedenzaken en om een zedenzaak stapsgewijs inhoudelijk te beoordelen om een afdoeningsbeslissing te kunnen nemen. De minister weigert openbaarmaking van dit document op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en c en g, van de Wob.

2.2.5.

De databestanden waarom eiseres heeft verzocht heeft de minister niet aangetroffen in een bestaand document. De minister kan dat document daarom niet verstrekken. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) bevat de Wob geen verplichting om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning.

Om toch tegemoet te komen aan het verzoek van eiseres heeft de minister geprobeerd op basis van bestaande informatie een antwoord te geven op haar vragen. De minister verstrekt een deel van deze gegenereerde informatie dan ook ambtshalve, buiten de Wob om. In dit overzicht wordt onderscheid gemaakt tussen administratieve, technische en beleidssepots. Door de wijze van registreren van deze cijfers is het aantal sepots met code 01 niet in dit overzicht weergegeven, omdat deze data niet eenduidig uit het registratiesysteem kunnen worden gehaald. Ook het aantal klachten gericht tegen een sepot met code 02 en de afdoeningsbeslissingen in deze klachtzaken kan niet worden verstrekt, omdat zij niet (separaat) geregistreerd worden.

2.2.6.

Voor wat betreft de verzochte gegevens over de uitkomst van strafzaken, waarin een gerechtelijke beslissing is genomen, verwijst de minister naar de Raad van State die deze gegevens bijhoudt. Daarnaast verzet artikel 365 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zich tegen het vrijgeven van deze informatie, voor zover deze informatie bij het OM aanwezig is. Gelet op vaste rechtspraak bevat artikel 365 Sv een bijzondere en uitputtende regeling voor openbaarmaking die aan de Wob derogeert en dat artikel geeft de voorzitter van de strafkamer een exclusieve bevoegdheid om een afschrift van het strafdossier aan derden te verstrekken. De minister stelt dat het niet aan het OM is om deze gegevens te verstrekken.

2.3.

Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.

Bestreden besluit

2.4.1.

Met het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

2.4.2.

De minister stelt het Wob-verzoek, na telefonisch contact met eiseres, als volgt te hebben opgevat:

-

Het verzoek om openbaarmaking van alle documenten die zien op het beleid en/of de uitvoering van dat beleid over het al dan niet seponeren van zedenzaken.

-

Het verzoek om, op basis van databestanden bij of onder de ministers organisatie, per casus een kopie openbaar te maken die een aantal specifieke gegevens bevat. Zoals de datum van de zaak, het verloop van de zaak – waaronder de datum van sepotcode 01 en 02, de datum van de klacht over sepotcode 02 en het oordeel over deze klacht – en, als de zaak door een rechter is behandeld, de datum van de behandeling, de datum van de uitspraak en of dit een vrijspraak betrof of niet.

Uit het bezwaarschrift en de hoorzitting is gebleken dat eiseres verzoekt om algemene, cijfermatige overzichten. Haar is het uitdrukkelijk niet te doen om stukken uit individuele zaken.

2.4.3.

De minister stelt dat hij niet beschikt over databestanden met de gegevens waar eiseres om vraagt. Er bestaan geen databestanden waarin alle gegevens zijn opgenomen, maar ook geen databestanden waarin een of meerdere punten uit het verzoek van eiseres zijn opgenomen. Voor zover het al mogelijk is om de gegevens uit het systeem te halen, moet een document worden gemaakt dat nu niet bestaat. Volgens rechtspraak van de AbRS bevat de Wob geen verplichting om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. In dit geval zouden gegevens moeten worden vervaardigd en de minister acht zich daartoe op grond van de Wob niet gehouden.

2.4.4.

De minister stelt verder dat een gedegen zoekslag is gemaakt binnen het OM. Er is geïnventariseerd bij de landelijke beleidsmedewerker op het gebied van zedenzaken, bij de landelijk officier van justitie Zeden en bij het Expertisecentrum Kinderporno. Zij hebben op hun beurt weer collega’s bevraagd. Ook is er een zoekslag gemaakt op de relevante pagina’s op intranet en in de interne juridische databank van het OM. Dit leverde de documenten op zoals in het primaire besluit genoemd. Meer of andere documenten zijn niet aangetroffen en evenmin is er aanleiding om te vermoeden dat er nog andere documenten zouden bestaan. De minister concludeert dan ook dat er niet meer documenten bij hem berusten.

2.4.5.

Volgens de minister is weliswaar op basis van de definities in het Wetboek van Strafrecht (WvSr) vast te stellen welk gedrag valt onder de wettelijke kwalificatie van een misdrijf. De vervolgingspraktijk van het OM omvat echter meer dan alleen het (al dan niet) voldaan zijn aan een wettelijke kwalificatie. Er moet bewijs worden verzameld en dat moet worden gewogen voordat kan worden vastgesteld of de verdachte het strafbare feit daadwerkelijk gepleegd heeft. Daarnaast is het besluit om al dan niet over te gaan tot vervolging voor een deel een beleidsmatige afweging. Document 5 bevat in het bijzonder interne werkafspraken en handvatten voor medewerkers hoe moet worden omgegaan met het beoordelen van zedenzaken en strekt daarmee veel verder dan de definities van misdrijven in het WvSr.

Openbaarmaking van Document 5 raakt aan het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten. In dit document staan zeer specifieke werkwijzen en opsporingsstrategieën beschreven die gebruikt worden bij de beoordeling van zedenzaken. Daarmee wordt een verregaand inzicht verkregen in de door het OM gehanteerde werkwijze en de wijze van beoordeling van feiten en omstandigheden bij het nemen van vervolgingsbeslissingen. Hierop kunnen derden inspelen. Als gevolg daarvan kunnen de opsporing en vervolging van stafbare feiten worden gefrustreerd. Het gaat niet alleen om dit belang in een concreet geval, maar ook in het algemeen. De minister stelt dat dit belang zwaarder dient te wegen dan het belang bij openbaarheid.

Daarnaast kan openbaarmaking van Document 5 - vanwege het risico dat wordt geanticipeerd op de beoordeling van zedenzaken en de vervolgingsbeslissing wordt beïnvloed - nadeel opleveren voor het OM, maar vooral voor betrokkenen in zedenzaken en de maatschappij in het algemeen. Het belang van waarheidsvinding in zedenzaken dient te prevaleren boven het belang bij openbaarmaking van Document 5.

Tot slot is volgens de minister op de persoonsgegevens in Document 5 artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob van toepassing.

Gelet op het voorgaande weigert de minister openbaarmaking van Document 5 in zijn geheel.

2.4.6.

Eiseres heeft in haar Wob-verzoek ook verzocht om informatie over de uitkomst van strafzaken. Zoals de minister reeds heeft aangegeven bestaat er geen overzicht van deze gegevens. Voor zover deze informatie al uit bestaande stukken zou kunnen blijken, vallen deze onder artikel 365 Sv. De AbRS heeft geoordeeld dat dit artikel een bijzondere en uitputtende openbaarmakingsregeling behelst en dat daardoor de Wob niet van toepassing is op stukken die onder het bereik van dit artikel vallen. Om die reden kan het Wob-verzoek niet worden doorgezonden.

Beroep

3.1.

Eiseres stelt dat het haar primair gaat om documenten waaronder databestanden en niet alleen om informatie die in overzichten is verwerkt. Volgens eiseres moet het mogelijk zijn van de databestanden een uitdraai te maken dat als overzicht beschouwd zou kunnen worden en valt het genereren van zo’n deelverstrekking, die slechts eenvoudige handelingen vereisen, onder het documentbegrip van de Wob.

Het gaat eiseres niet om individuele zaken. Dit betekent niet dat zij geen interesse heeft in informatie op zaaksniveau. De minister zou die informatie zodanig kunnen beperken dat er geen herleidbaarheid meer is tot een individuele zaak.

3.2.

Voor zover de minister heeft gesteld dat de informatie zich niet in een databestand bevindt, is dat ongeloofwaardig. Er zijn databestanden die het gevraagde bevatten. Het genereren van de gevraagde informatie vergt slechts eenvoudige query’s of scripts of het maken van koppelingen via bijvoorbeeld SPSS software. Deze eenvoudige handelingen vallen binnen het documentbegrip van de Wob en is er dus geen sprake van het vervaardigen van een nieuw document.

3.3.

Eiseres stelt voorts dat als een document zich juridisch onder een bestuursorgaan bevindt, het er niet toe doet waar het zich fysiek bevindt. Het valt dan onder de reikwijdte van de Wob.

3.4.

Volgens eiseres zijn de door de minister genoemde weigeringsgronden, artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, e en g, van de Wob niet van toepassing op Document 5. Die gronden kunnen niet dienen om openbaarmaking van dat document te weigeren.

3.5.

Eiseres stelt tot slot dat artikel 365 Sv alleen een lex specialis is voor documenten die herleidbaar zijn naar individuele zaken. Eiseres wenst geen gegevens die herleidbaar zijn tot individuele zaken. Dat er sprake is van een lex specialis betekent evenmin dat de minister geen doorzendplicht zou hebben.

Juridisch kader

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie

Beslissing

Informatie over hoger beroep

Bijlage: Jurisch kader