Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-12-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:9211, 10575063\CV EXPL 23-2484
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-12-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:9211, 10575063\CV EXPL 23-2484
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 27 december 2023
- Datum publicatie
- 24 januari 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2023:9211
- Zaaknummer
- 10575063\CV EXPL 23-2484
Inhoudsindicatie
Heeft werknemer na ontbinding op grond van ernstig verwijtbaar handelen aanspraak op bonus? Uitleg bonusregeling. Dringende reden niet hetzelfde als ernstig verwijtbaar handelen. Uitkering bonus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Matiging wettelijke verhoging tot 10%. Geen vergoeding werkelijke advocaatkosten.
Uitspraak
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10575063 \ CV EXPL 23-2484
Vonnis van 27 december 2023
in de zaak van
[eiser] ,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S.J.A. Jansen, advocaat te Tilburg,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A. Birkhoff en mr. S.S. Wahab, advocaten te Rotterdam.
1 De zaak in het kort
[eiser] maakt aanspraak op uitbetaling van een bonus over het jaar 2022. Hij baseert zich daarbij op artikel 4 van zijn laatste arbeidsovereenkomst. Volgens [gedaagde] voldoet [eiser] niet aan de voorwaarden voor toekenning van een bonus zoals die uit de bonusregeling begrepen moeten worden. Bovendien is de aanspraak op een bonus volgens [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, gezien de omstandigheden van de zaak.
De kantonrechter is kort samengevat van oordeel dat [eiser] aanspraak heeft op een bonus over 2022. Dit oordeel wordt hierna onder ‘De beoordeling’ uitgelegd. Eerst wordt geschetst hoe de procedure is verlopen, welke feiten relevant zijn voor de beoordeling en welke vorderingen [eiser] heeft ingesteld.
2 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het tussenvonnis van 6 september 2023 en de daarin genoemde processtukken;
- -
-
de door [eiser] nagezonden productie 19;
- -
-
de zitting van 29 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- -
-
de spreekaantekeningen van mr. Jansen en mr. Wahab, zoals die tijdens de zitting zijn voorgelezen.
De kantonrechter heeft aan het einde van de zitting bepaald dat dit vonnis zou worden gewezen.
3 De feiten
[eiser] is van 1 november 1985 tot 15 november 2022 in dienst geweest van [gedaagde] . [eiser] was laatstelijk in dienst in de functie van commercieel directeur van [gedaagde] .
In de laatste arbeidsovereenkomst tussen partijen van 12 juli 2018 is in artikel 4 de volgende bonusregeling opgenomen (“de bonusregeling”):
“4.1 Werknemer heeft recht op een bonus bij het behalen van omzettargets. De hoogte van de bonus is afhankelijk van de hoeveelheid omzet op basis van de netto/netto omzet van [groep] B.V. en haar groepsvennootschappen [gedaagde] B.V., [groepsvennoot 1] B.V. [groepsvennoot 2] B.v.. De [groepsvennoot 3] N.V. en [groepsvennoot 4] B.V., zoals deze blijkt uit de door de accountant goedgekeurde jaarrekening. Jaarlijks stelt Werkgever hiertoe na overleg met Werknemer een staffel vast. De omzetstaffel 2018 is als bijlage bij deze arbeidsovereenkomst gevoegd.
Onderhavige bonusregeling is niet van toepassing gedurende de periode dat Werknemer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, althans Werknemer heeft geen aanspraak op de bonus indien Werknemer 75% of meer van het boekjaar (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geweest. Bij (partiële) arbeidsongeschiktheid van minder dan 75% gedurende het boekjaar ontvangt Werknemer een pro rato bonus. In geval de arbeidsovereenkomst voor het einde van het boekjaar eindigt, anders dan vanwege een dringende reden, ontvangt Werknemer een pro rato bonus.
De bonus wordt ieder jaar vastgesteld nadat de door de accountant goedgekeurde jaarrekening is vastgesteld en vervolgens in de maand daaropvolgend aan Werknemer uitgekeerd.
Deze bonusregeling vervangt alle bestaande bonus- en/of winstdelingsregelingen tot en met 31 december 2017 en heeft te gelden als enige regeling vanaf 1 januari 2018.”
Op basis van deze bonusregeling zijn aan [eiser] de volgende bonusbedragen uitbetaald:
- -
-
2018: € 85.000,00 (op basis van een netto-omzet van 29,5 miljoen);
- -
-
2019: € 90.000,00 (op basis van een netto-omzet van € 26.397.000,00);
- -
-
2020: € 70.000,00 (op basis van een netto-omzet van € 22.738.231,00);
- -
-
2021 € 65.000,00 (omzetstaffel niet vastgesteld).
[eiser] is op 25 februari 2022 op non-actief gesteld door [gedaagde] .
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is bij beschikking van 9 november 2022 (“de beschikking”) van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland West-Brabant met ingang van 15 november 2022 ontbonden op grond van ernstig verwijtbaar handelen van [eiser] . In de beschikking is daartoe onder andere overwogen:
“5.29. Vaststaat dat [eiser] onder werktijd een seksuele relatie heeft onderhouden met de vrouw van een ondergeschikte. Dit heeft vorm gekregen in meerdere malen tijdens werktijd fysiek afspreken en in de vorm van veelvuldig verzenden van appberichten. Het aantal berichten, dat is uitgewisseld in een periode van slechts 9 dagen respectievelijk 7 werkdagen, is buiten proportioneel en rechtvaardigt de aanname dat -indien het totale berichtenverkeer tussen [eiser] en [naam 1] over de gehele duur van de affaire al niet buitensporig is geweest- beduidend minder (effectieve) werktijd resteerde. Daarnaast heeft hij ongeoorloofde druk op [naam 2] uitgeoefend.
[eiser] heeft aldus in strijd met de Code of Ethics misbruik gemaakt van zijn positie en gebruik gemaakt van zijn zakelijke telefoon, niet alleen voor het uitwisselen van tekstberichten met een seksuele inhoud, maar ook voor het maken, verzenden, ontvangen en bekijken van foto’s en video’s met een seksuele inhoud. Die berichten heeft hij -zoals op 14 oktober 2021- ook bekeken en verzonden in het bijzijn van klanten/derden, waarmee [eiser] niet alleen het risico nam dat klanten/derden de berichten zouden kunnen zien, maar ook heeft laten zien, laten blijken met totaal andere dingen bezig te zijn dan het gesprek met de klant.
Dat [eiser] zaken goed gescheiden kan houden, zoals ter zitting betoogd, komt de kantonrechter niet geloofwaardig voor, gezien de inhoud van de (media)berichten die werden uitgewisseld. Dat dit betoog niet geloofwaardig is vindt ook steun in eigen appberichten van [eiser] . Zo schrijft hij op 12 oktober 2021 (15.45 uur) aan [naam 1] dat zij in zijn gedachten er doorheen komt als hij ‘in een verkoopgesprek zit’. Als [naam 1] antwoordt dat [eiser] bij haar voor een hoop afleiding zorgt, antwoordt [eiser] met ‘idem’. Ook staat, als gezegd, vast dat [eiser] zijn positie heeft misbruikt door oneigenlijke druk uit te oefenen op een zieke werknemer, die ook nog eens de echtgenoot van [naam 1] was.
(...)
De kantonrechter acht het gedrag van [eiser] verwijtbaar. [eiser] heeft er blijk van gegeven het inzicht te missen dat zijn gedrag niet acceptabel is, door vol te houden dat het een privé aangelegenheid is, door aan te geven dat het appen tijdens een klantbezoek normaal is en door aan te geven dat hij buiten zijn affaire om voldoende uren heeft gewerkt voor zijn werkgever. Dit gebrek aan inzicht onderstreept naar het oordeel van de kantonrechter het standpunt van [gedaagde] , dat van haar niet gevergd kan worden het dienstverband met [eiser] in stand te laten. Een dergelijk gebrek aan inzicht maakt ook de kans van slagen van mediation of een andere interventie, zoals geopperd door [eiser] , op voorhand niet realistisch.
(...)
De kantonrechter acht het handelen van [eiser] dermate verwijtbaar, dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Hierbij weegt voor de kantonrechter mee, dat van een werknemer met een dergelijk hoge positie als [eiser] verwacht mag worden dat hij het vertrouwen dat bij zijn positie hoort niet beschaamt, zijn inspanningen volledig richt op wat nodig is voor de groei van het bedrijf en het optimaal functioneren van zijn team en niets doet dat schade kan toebrengen aan de onderneming waarvan hij mede aan het hoofd staat. [eiser] heeft dat wel gedaan en geeft er, zoals geschetst in zijn houding en uitlatingen blijk van nog steeds niet ten volle te beseffen dat zijn handelen onacceptabel is. Ook dit gebrek aan inzicht weegt de kantonrechter mee. Dat de affaire met [naam 1] slechts een incident is op een jarenlange succesvolle carrière binnen [gedaagde] , zoals aangevoerd door [eiser] , bagatelliseert de affaire en het brengen daarvan binnen de uitvoering van zijn werkzaamheden ten onrechte. Een maandenlange affaire die in de vastgestelde omvang heeft plaatsgevonden onder werktijd en op de werkvloer kan geen incident worden genoemd.”
[eiser] heeft in de ontbindingsprocedure als tegenverzoek betaling van de bonus over het jaar 2022 verzocht. De kantonrechter heeft in zijn beschikking ten aanzien van dit verzoek bepaald:
“5.51. Ter zitting is ook door [eiser] tot de constatering gekomen dat de vordering tot betaling van de bonus over het kalenderjaar 2022 nog niet opeisbaar is. De bonusaanspraak wordt aan het einde van het boekjaar bepaald en uitbetaald, meestal in februari. De vordering zal daarom worden afgewezen.
[eiser] heeft de kantonrechter verzocht om in een overweging ten overvloede in te gaan op de discussie die partijen hebben gevoerd over de invloed van de langdurige afwezigheid van [eiser] wegens de non-actiefstelling op de verschuldigdheid van de bonus. [gedaagde] stelt dat de bonusregeling tussen partijen als voorwaarde voor de aanspraak stelt dat de werknemer minimaal 80% aanwezig is geweest. [eiser] betwist dit.
De kantonrechter is van oordeel dat uit artikel 4 van de arbeidsovereenkomst volgt dat (langdurige) afwezigheid wegens non-actiefstelling geen invloed heeft op de (hoogte van de) bonusaanspraak. In lid 2 van voornoemd artikel wordt enkel ingegaan op afwezigheid als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Daar is geen sprake van. Het slot van lid 2 maakt duidelijk dat een werknemer aanspraak heeft op een pro rata bonus indien de arbeidsovereenkomst voor het einde van het boekjaar eindigt. De aanspraak op een bonus vervalt enkel in geval het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van een dringende reden. Een ontbinding op de e-grond kwalificeert niet als dringende reden. Dat geen targets zijn afgesproken voor het jaar 2022, en dat om die reden niet tot uitkering van de bonus hoeft te worden, zoals door [gedaagde] betoogd, volgt de kantonrechter niet. In lid 1 is bepaald dat de werkgever jaarlijks na overleg met werknemer een omzetstaffel vaststelt. Dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan voor het jaar 2022, komt niet voor rekening en risico van [eiser] .”
Op 11 november 2022 heeft [eiser] van [gedaagde] een e-mail ontvangen over de afwikkeling van het dienstverband:
“Conform de uitspraak van de Rechtbank zal jouw arbeidsovereenkomst eindigen per 15-11-2022.
We zullen dit proces in gang zetten en de Salarisadministratie zal de eindafrekening opmaken, mede aan de hand van de beschikking van de Rechtbank. (...)”
Op 2 februari 2023 heeft [eiser] [gedaagde] gemaild dat die maand de bonus over 2022 zou moeten worden uitbetaald. [eiser] heeft verzocht om toezending van de berekening van de bonus. [gedaagde] heeft per e-mail van 20 februari 2023 laten weten niet tot uitbetaling van de bonus over 2022 te zullen overgaan:
“(...) Zoals je weet heb je slechts tot 25 februari 2022 gewerkt en heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen aan jouw zijde. In verband met het voorgaande zijn wij dan ook van mening dat jij in alle redelijkheid en billijkheid geen aanspraak kan maken op de bonusregeling en dus geen recht hebt op een bonus over 2022. (...)”
Bij e-mails van 24 februari 2023 en 1 maart 2023 aan [gedaagde] heeft [eiser] zijn aanspraak op betaling van de bonus over 2022 herhaald. In een reactie van 8 maart 2023 van de advocaat van [gedaagde] wordt aangegeven dat [gedaagde] van mening is dat betaling van de bonus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [gedaagde] heeft over het jaar 2022 geen bonus uitbetaald aan [eiser] .
[eiser] heeft [gedaagde] op 14 maart 2023 verzocht om toezending van de goedgekeurde jaarrekening over 2022, zodat de bonusvordering kon worden geconcretiseerd. Op deze e-mail is geen reactie gekomen.