Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1316, 11411612 AZ VERZ 24-56 (E)

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1316, 11411612 AZ VERZ 24-56 (E)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
28 februari 2025
Datum publicatie
11 maart 2025
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:1316
Zaaknummer
11411612 AZ VERZ 24-56 (E)

Inhoudsindicatie

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer door het onvoldoende meewerken aan de re-integratie. Er is geen ernstige verwijtbaarheid. Het is de kantonrechter gebleken uit de antwoorden van werknemer op de vragen van de kantonrechter dat zij de vragen gewoonweg niet goed begrijpt. Aannemelijk is dat zij ook niet goed heeft begrepen wat haar verplichtingen waren in het kader van de re-integratie. Dat betekent niet dat werknemer geen verwijt kan worden gemaakt of dat zij een deugdelijke grond had om de re-integratieverplichtingen niet op te volgen, maar het weegt wel mee dat het handelen of nalaten niet kwalificeert als ernstig verwijtbaar. Ook weegt mee als verzachtende omstandigheid dat werknemer zich niet helemaal onbereikbaar heeft gehouden. Zij is wel degelijk naar de bedrijfsarts gegaan en in gesprek gegaan met de werkgever en zij heeft passende arbei verricht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Middelburg

Zaaknummer / rekestnummer: 11411612 \ AZ VERZ 24-56

Beschikking van 28 februari 2025 (bij vervroeging)

in de zaak van

[werkgever] ,

te [plaats 1] ,

verzoekende partij,

hierna te noemen: [werkgever] ,

gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ,

tegen

[werknemer] ,

te [plaats 2] ,

verwerende partij,

hierna te noemen: [werknemer] ,

gemachtigde: mr. S.J. Nijssen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 20 november 2024 ontvangen verzoekschrift met producties 1 tot en met 21;

- de mondelinge behandeling van 20 februari 2025.

1.2.

De beschikking is bij vervroeging bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[werknemer] is sinds 17 december 2018 in dienst van [werkgever] . De functie van [werknemer] is medewerker dienstverlening welzijn met een loon van € 1.434,17 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.

2.2.

[werknemer] heeft zich op 26 januari 2023 ziek gemeld.

2.3.

Op 15 juni 2023 hebben [werkgever] en [werknemer] een plan van aanpak opgesteld. [werknemer] is op 8 september 2023 gestart met passende arbeid.

2.4.

In de periode van november 2023 tot en met september 2024 is [werknemer] op een aantal afspraken bij de bedrijfsarts en bij [werkgever] niet verschenen. Ook is zij in die periode een aantal maal niet verschenen bij cliënten van [werkgever] om bij die cliënten passende arbeid te verrichten.

2.5.

Op 7 december 2023 heeft [werkgever] het loon van [werknemer] opgeschort, omdat [werknemer] niet was verschenen op een afspraak bij [werkgever] . Op 9 januari 2024 heeft [werkgever] het opgeschorte loon nabetaald.

2.6.

Op 18 januari 2024 is [werknemer] niet verschenen op een afspraak bij de bedrijfsarts. [werkgever] heeft het loon van [werknemer] toen stopgezet. Op 26 januari 2024 heeft [werkgever] de loonbetaling hervat.

2.7.

Op 11 juli 2024 is [werknemer] niet verschenen op een afspraak bij een cliënt van [werkgever] . [werkgever] heeft het loon een tweede keer stopgezet.

2.8.

Het UWV heeft op 27 augustus 2024 op verzoek van [werkgever] een deskundigenoordeel opgesteld over de re-integratie inspanningen van [werknemer] . Daarin heeft het UWV geoordeeld dat de re-integratie inspanningen van [werknemer] onvoldoende zijn.

3 Het verzoek

3.1.

[werkgever] verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

- de tussen [werkgever] en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden vanwege de daarvoor aangevoerde redelijke grond;

- bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;

- bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de opzegtermijn van [werknemer] en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden, nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] ;

- te bepalen dat [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en dientengevolge geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van [werkgever] ;

- indien de kantonrechter mocht oordelen dat de [werknemer] recht heeft op een transitievergoeding, een termijn vast te stellen binnen welke [werkgever] de bevoegdheid heeft het verzoek in te trekken;

- [werknemer] te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2.

[werkgever] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat er ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is van [werknemer] , omdat zij haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen.

3.3.

[werknemer] voert verweer.

3.4.

Op de standpunten van partijen zal – voor zover van belang – onder de beoordeling worden ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing