Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-08-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:5129, 11744309 \ VV EXPL 25-46

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-08-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:5129, 11744309 \ VV EXPL 25-46

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
6 augustus 2025
Datum publicatie
15 augustus 2025
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:5129
Zaaknummer
11744309 \ VV EXPL 25-46

Inhoudsindicatie

Art. 7:653 BW. Kort geding. Vordering tot schorsing van een concurrentie- c.q. beperkend beding wordt toegewezen. Werkgever verkoopt en levert machines aan klant en verzorgt ter plaatste het onderhoud daarvan. Werknemer wil bij klant in dienst treden. Naar verwachting geen aantasting van het bedrijfsdebiet. Werkgever en klant zijn geen concurrenten van elkaar. Zij concurreren niet met elkaar om opdrachten van derden. Dat werknemer als enige specialistische kennis van de productielijnen heeft is niet gesteld of gebleken. Niet aannemelijk is dat de omzet van het onderhoud wegvalt wanneer werknemer bij klant in dienst treedt. Recht op vrije arbeidskeuze. Voorziening m.b.t. loonvordering wordt geweigerd omdat aanspraken werknemer niet op eenvoudige wijze kunnen worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Breda

Zaaknummer: 11744309 \ VV EXPL 25-46

Vonnis in kort geding van 6 augustus 2025

in de zaak van

[de werknemer]

wonende te [plaats 1]

eisende partij in conventie

verwerende partij in reconventie

hierna te noemen: [de werknemer]

gemachtigde: mr. W. Schilstra

tegen

de besloten vennootschap

[de werkgever] B.V.

gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 2]

gedaagde partij in conventie

eisende partij in reconventie

hierna te noemen: [de werkgever]

gemachtigde: mr. S.M.B.W. Oosterbeek

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties 1 t/m 14;

- de conclusie van eis in reconventie;

- de producties 1 t/m 18 van [de werkgever] ;

- de op 23 juli 2025 ontvangen productie nr. 15 van [de werknemer] ;- de mondelinge behandeling van 23 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn

gemaakt;- de spreekaantekeningen van [de werknemer] ;- de spreekaantekeningen van [de werkgever] .

2 De feiten

2.1.

[de werkgever] ontwikkelt en verkoopt complete productielijnen voor de snoepgoedindustrie.

2.2.

Een van [de werkgever] ’ klanten is het in [plaats 3] (VS) gevestigde [bedrijf] LLC (hierna: [bedrijf] ). [bedrijf] levert zoetwaren, noten, snacks en gemengde droge ingrediënten aan de voedingsindustrie.

2.3.

Op 1 augustus 2019 is [de werknemer] op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden bij [de werkgever] in dienst getreden. In een brief van 25 augustus 2020 aan [de werknemer] bevestigde [de werkgever] dat het dienstverband per 1 september 2020 werd omgezet naar een dienstverband voor onbepaalde tijd. Verder werd in die brief, die [de werknemer] ‘voor akkoord’ heeft ondertekend, het volgende beding opgenomen:

De werknemer zal zonder toestemming van de werkgever gedurende de duur van deze arbeidsovereenkomst en binnen een tijdvak van twee jaar na beëindiging van deze arbeidsovereenkomst niet in welke vorm dan ook een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van [de werkgever] vestigen, drijven, mede drijven of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook in of daarvoor op welk wijze dan ook werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking bij concurrenten en/of cliënten die de werkgever in zijn verkooppakket heeft opgenomen of redelijkerwijs als concurrerend beoordeelt, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook hebben, dat op verbeurde van een direct opeisbare boete van € 5.000,-- per gebeurtenis en tevens € 500,-- voor iedere dag, dat hij/zij in overtreding is, te betalen aan [de werkgever] , onverminderd het recht van [de werkgever] om volledige schadevergoeding te vorderen van de werknemer. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:650 BW zal deze boete aan de werkgever ten goede komen.”.

2.4.

Het dienstverband is door opzegging vanwege [de werknemer] beëindigd per 1 april 2025.

2.5.

Nadat [de werknemer] [de werkgever] op de hoogte had gesteld van zijn voornemen om bij [bedrijf] in dienst te treden liet [de werkgever] op 28 februari 2025 in een e-mail aan [de werknemer] weten dat hij zonder toestemming van [de werkgever] niet in dienst kon zijn van klanten van [de werkgever] en dat hij een boete verschuldigd zou zijn in het geval dat hij toch zonder toestemming bij een klant van [de werkgever] zou gaan werken.

2.6.

[de werkgever] heeft een eindafrekening van het loon van [de werknemer] opgemaakt. Daaruit volgt een loonaanspraak van netto € 14.967,70. [de werkgever] heeft daarvan € 5.000,- en € 622,36 aan [de werknemer] uitbetaald.

3 Het geschil

in conventie en in reconventie

3.1.

[de werknemer] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

primair:

( i) het concurrentiebeding, inclusief het daarin opgenomen boetebeding, geheel te schorsen op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW, althans daaromtrent (een) zodanige voorziening(en) te treffen als redelijk te achten is (zijn);

( ii) [de werkgever] te bevelen over te gaan tot betaling aan [de werknemer] van een bedrag van € 21.244,24 bruto (gelijk aan € 9.345,34 netto) ten aanzien van de eindafrekening van de arbeidsovereenkomst, het brutobedrag te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW, de wettelijke rente over de eindafrekening ex artikel 6:119 BW vanaf de opeisbaarheid van de vordering en de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf de dag van dagvaarding, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;

subsidiair:

( iii) het concurrentiebeding, inclusief het daarin opgenomen boetebeding, gedeeltelijk te schorsen op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW voor zover het [bedrijf] betreft, zodat het [de werknemer] zou vrijstaan om per direct in dienst te treden bij [bedrijf] , althans daaromtrent (een) zodanige voorziening(en) te treffen als redelijk te achten is (zijn);

meer subsidiair:

(iv) het concurrentiebeding, inclusief het daarin opgenomen boetebeding, gedeeltelijk te schorsen op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW voor zover het specifiek betrekking heeft op de indiensttreding van [de werknemer] in de positie van Principal Project Management Engineer bij [bedrijf] , althans daaromtrent (een) zodanige voorziening(en) te treffen als redelijk te achten is (zijn);

en in alle gevallen:

( iv) [de werkgever] te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2.

[de werkgever] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van gevorderde voorlopige voorzieningen en veroordeling van [de werknemer] in de kosten van de procedure.

3.3.

In reconventie vordert [de werkgever] om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

  1. [de werknemer] te veroordelen tot betaling aan [de werkgever] van een voorschot op de door hem verbeurde contractuele boetes wegens overtreding van het beperkend beding, over de periode 9 mei tot en met 17 juni 2025, berekend op een bedrag van € 25.000,-;

  2. [de werknemer] te verbieden om in de periode tot 1 april 2027, op welke wijze dan ook werkzaam te zijn bij [bedrijf] , al dan niet in dienstbetrekking, zulks op straffe van betaling van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag dat [de werknemer] in strijd handelt met dit verbod, althans [de werknemer] te veroordelen tot betaling aan [de werkgever] van de contractuele boete van € 500,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt vanaf 17 juni tot 1 april 2027;

  3. [de werknemer] te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.4.

[de werknemer] concludeert tot afwijzing van deze vorderingen, althans tot matiging van het voorschot op de boetes tot nihil dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

5 De proceskosten

6 De beslissing