Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:847, 02-015022-23
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-02-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:847, 02-015022-23
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 14 februari 2025
- Datum publicatie
- 17 februari 2025
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2025:847
- Zaaknummer
- 02-015022-23
Inhoudsindicatie
Exclu-verweren verworpen
Veroordeling voor medeplegen van afleveren van ketamine zonder vereiste registratie en witwassen
Exclu-applicatie
Overdrachten en transporten
Beveiliging en controle
Wetenschap en opzet
Geneesmiddelenwet
Gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek
Uitspraak
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-015022-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
thans gedetineerd in P.I. Dordrecht
raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 3 en 7 oktober 2024 en 18 december 2024, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het verleende verstek wordt als vervallen verklaard. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 14 februari 2025.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan invoer van en handel in grote hoeveelheden ketamine zonder vereiste registratie dan wel vergunning, het medeplegen van witwassen en het voorhanden hebben van munitie.
3 De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging bepleit op de grond dat verdachte niet is overgeleverd voor vervolging op grond van overtreding van de artikelen 38 en 40 van de Geneesmiddelenwet en witwassen, terwijl daar nu wel sprake van is.
De rechtbank overweegt dat de beslissing tot overlevering van verdachte van de Spaanse rechter, overeenkomstig jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2024:468) moet worden gelezen in samenhang met het Europees aanhoudingsbevel (verder: EAB) dat aanleiding was om deze beslissing te nemen. In de Spaanse beschikking tot overlevering van verdachte wordt hiernaar ook expliciet verwezen. Het EAB dient gegevens te bevatten op basis waarvan overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht. De rechtbank stelt vast, zoals ook al eerder in het kader van de beslissingen van 21 oktober en 18 december 2024 op de verzoeken tot opheffing van de voorlopige hechtenis is gebeurd, dat de overtreding van de Geneesmiddelenwet, de Opiumwet, de Wet wapens en munitie en witwassen expliciet zijn genoemd als strafbare feiten die als verdenking aan het arrestatiebevel ten grondslag worden gelegd. Als zogenoemde “lijstfeiten” zijn aangekruist “illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen” en “witwassen van opbrengsten van misdrijven”. Het doel van het opnemen van deze gegevens is onder meer dat het voor de opgeëiste persoon (verdachte) duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Dit is ook aan verdachte meegedeeld tijdens zijn verhoor in Spanje waardoor hij wist waarmee hij instemde. Het enkele feit dat in het EAB alleen het strafmaximum van het Opiumwetfeit wordt genoemd, maakt dit niet anders. Verder constateert de rechtbank dat in de Spaanse beschikking wordt vastgesteld dat er geen gronden zijn tot weigering van de overlevering of het stellen van voorwaarden daaraan. Ook na heroverweging van hetgeen door de raadsman is aangevoerd, deelt de rechtbank niet het standpunt van de verdediging dat verdachte niet zou zijn overgeleverd voor overtreding van de Wet wapens en munitie, overtreding van de Geneesmiddelenwet en witwassen. Dit leidt tot de conclusie dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.