Home

Raad van State, 29-01-2003, AF3514, 200203149/

Raad van State, 29-01-2003, AF3514, 200203149/

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
29 januari 2003
Datum publicatie
29 januari 2003
ECLI
ECLI:NL:RVS:2003:AF3514
Zaaknummer
200203149/

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

200203149/1.

Datum uitspraak: 29 januari 2003

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de raad van de gemeente Terschelling,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 24 mei 2002 in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te [woonplaats] e.a.

en

1. appellant

2. het college van burgemeester en wethouders van Terschelling.

1. Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2000 heeft appellant met toepassing van artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verklaard dat een partiële herziening van het bestemmingsplan "Midsland-Noord" wordt voorbereid voor het perceel [locatie] (hierna: het perceel).

Bij besluit van 20 november 2001 heeft appellant het daartegen door [verzoeker] e.a. gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 24 mei 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 juni 2002, bij de Raad van State ingekomen op 10 juni 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 18 juli 2002 heeft [verzoeker] een memorie van antwoord ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Reinsma, ambtenaar der gemeente, en [verzoeker] zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het voorbereidingsbesluit van 19 december 2000 is genomen op verzoek van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) in verband met hun wens aan [vergunninghouder] vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de WRO en bouwvergunning te verlenen, ter legalisering van de door hem op het perceel in afwijking van de bouwvergunning gerealiseerde uitbreiding van zijn hotel/pension.

2.2. Het hoger beroep richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat appellant ten onrechte het bezwaarschrift van [verzoeker] niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat [verzoeker] door het voorbereidingsbesluit niet rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. In dit verband betoogt appellant dat het belang van [verzoeker] onvoldoende concreet is omdat hij niet onafhankelijk van de vrijstelling door het voorbereidingsbesluit in zijn belang wordt geraakt. Dit betoog faalt. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is het feit dat [verzoeker] eigenaar is van het aangrenzende perceel reeds voldoende om hem aan te merken als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Eveneens terecht heeft de rechtbank overwogen dat een voorbereidingsbesluit geen voorbereidingsbeslissing is als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb, zodat voor de appellabiliteit van het besluit niet is vereist dat [verzoeker] door het besluit los van de vrijstelling rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.

w.g. Van den Brink w.g. Roelfsema

Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2003

58-422.