Home

Raad van State, 16-07-2003, AH9900, 200301144/1

Raad van State, 16-07-2003, AH9900, 200301144/1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
16 juli 2003
Datum publicatie
16 juli 2003
ECLI
ECLI:NL:RVS:2003:AH9900
Zaaknummer
200301144/1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 8 maart 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen (hierna: het college) aan de gemeente Zutphen een vergunning verleend voor de kap van 6 esdoorns, 3 elzen en 1 linde in het plantsoen tegenover [locatie] ten behoeve van dunning.

Uitspraak

200301144/1.

Datum uitspraak 16 juli 2003

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de vereniging "De Huurdersvereniging Zutphen e.o.", gevestigd te Zutphen,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank te Zutphen van 13 januari 2003 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen.

1. Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen (hierna: het college) aan de gemeente Zutphen een vergunning verleend voor de kap van 6 esdoorns, 3 elzen en 1 linde in het plantsoen tegenover [locatie] ten behoeve van dunning.

Bij besluit van 5 april 2002 heeft het college – voorzover hier van belang - het bezwaar van appellante tegen de kapvergunning van 8 maart 2001 ongegrond verklaard en deze kapvergunning ingetrokken.

Bij uitspraak van 13 januari 2003, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 21 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 15 mei 2003 heeft het college van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2003, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.S.W. Lucassen, advocaat te Zutphen, en H. Kolenbrander, ambtenaar der gemeente Zutphen, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Appellante stelt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte een oordeel heeft gegeven over de vraag of in dit geval een kapvergunning was vereist. Volgens appellante was deze beoordeling volstrekt irrelevant nu volgens de rechtbank zelf de kapvergunning - aangezien daarvan niet binnen de in die vergunning genoemde termijn van een jaar gebruik was gemaakt - reeds op 8 maart 2002 van rechtswege was komen te vervallen. Volgens appellante had het college het bezwaarschrift derhalve niet-ontvankelijk dienen te verklaren, hetgeen door de rechtbank is miskend.

2.2. Nu, zoals appellante terecht stelt, de kapvergunning reeds op 8 maart 2002 is verlopen, heeft zij op die grond geen rechtens relevant belang bij een oordeel in hoger beroep betreffende de besluitvorming van het college. Voorzover het gestelde belang van appellante bij haar hoger beroep ziet op de door haar in beroep bij de rechtbank gemaakte proceskosten en betaalde griffierechten biedt dit op zichzelf eveneens onvoldoende aanleiding om tot een beoordeling van de aangevallen uitspraak over te gaan. Nu ook hetgeen overigens naar voren is gebracht, geen grond biedt voor het oordeel dat een inhoudelijk oordeel van de Afdeling op het hoger beroep van enige betekenis kan zijn voor de rechtspositie van partijen, moet worden geoordeeld, dat appellante geen belang heeft bij haar hoger beroep.

2.3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Claessens w.g. Sparreboom

Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2003

195-209.