Home

Raad van State, 22-12-2004, AR7977, 200402487/1

Raad van State, 22-12-2004, AR7977, 200402487/1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
22 december 2004
Datum publicatie
22 december 2004
ECLI
ECLI:NL:RVS:2004:AR7977
Zaaknummer
200402487/1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 15 oktober 2002, verzonden bij brief van 4 november 2002, heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college) appellant onder oplegging van een dwangsom gelast de opslag van bruin- en witgoed en het verhandelen daarvan, op het perceel kadastraal bekend gemeente Weert, sectie […], nummer […], gelegen aan de [locatie] te Weert, binnen 6 weken na dagtekening van het besluit, te beëindigen.

Uitspraak

200402487/1.

Datum uitspraak: 22 december 2004

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Weert,

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 16 februari 2004 in het geding tussen:

appellant

en

het college van burgemeester en wethouders van Weert.

1.    Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2002, verzonden bij brief van 4 november 2002, heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college) appellant onder oplegging van een dwangsom gelast de opslag van bruin- en witgoed en het verhandelen daarvan, op het perceel kadastraal bekend gemeente Weert, sectie […], nummer […], gelegen aan de [locatie] te Weert, binnen 6 weken na dagtekening van het besluit, te beëindigen.

Bij besluit van 1 juli 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 februari 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 23 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 28 april 2004 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. H.B.J. Reinders, advocaat te Weert, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.H. de Corti, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2.    Overwegingen

2.1.     Het perceel [locatie] is in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1998" bestemd als "Agrarisch gebied" met de aanduiding “burgerwoning”.

   Ingevolge artikel 4.1.2, lid e, van de planvoorschriften mag bestaande, niet meer functionele agrarische bebouwing worden gebruikt voor statische opslag.

   Ingevolge artikel 1, onder 87, van de planvoorschriften wordt onder statische opslag begrepen: opslag van goederen zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden, zoals caravans, wit- en bruingoed, meubels, rijwielen en dergelijke, een en ander met inachtneming van de eisen van brandweer en milieu.

   Ingevolge artikel 4.3.1 van de planvoorschriften is het verboden de in dit artikel bedoelde gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming.    

2.2.    Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op het perceel gebruikt voor statische opslag, als bedoeld in de planvoorschriften.

2.3.    Dit betoog slaagt. Ter zitting is gebleken dat gemiddeld twee tot vier maal per week wit- en bruingoed op het perceel wordt aangevoerd en dat de desbetreffende goederen gemiddeld één maal per maand, in opdracht van appellant, door derden worden afgevoerd naar Roemenië om daar te worden verwerkt of verkocht. Appellant, die zijn inkomen verdient als vrachtwagenchauffeur, ontvangt van de afnemer(s) een vergoeding voor de transportkosten die hij aan derden verschuldigd is. Daarnaast ontvangt hij incidenteel een vergoeding voor de door hem geleverde diensten. De vergoeding van de diensten is niet gebaseerd op een vooraf bepaalde kostprijs voor de geleverde goederen.

   De Afdeling is van oordeel dat de activiteiten, zoals appellant die ter zitting onweersproken heeft beschreven, in overeenstemming zijn met de bestemming. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het bestemmingsplan statische opslag van wit- en bruingoed expliciet toelaat en dat een dergelijke opslag naar zijn aard gepaard gaat met enige aan- en afvoerbewegingen. Het college was derhalve niet bevoegd ter zake handhavend op te treden. De rechtbank heeft dit miskend.

2.4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van appellant gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen. Nu het vorenstaande meebrengt dat het college rechtens nog slechts zal kunnen beslissen tot gegrondverklaring van het bezwaar en tot herroeping van het primaire besluit van 15 oktober 2002, zal de Afdeling daartoe, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zelf voorziend overgaan en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

2.5.    Het college dient op de navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3.    Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 16 februari 2004, 03/970 GEMWT K1;

III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert van 1 juli 2003;

V.    herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weert van 15 oktober 2002;

VI.    bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

VII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1371,28, waarvan een gedeelte groot € 1288,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door het college van burgemeester en wethouders van Weert te worden betaald aan appellant;

VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Weert aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep (€ 205,00) en het beroep betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump    w.g. Tulmans

Voorzitter    ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2004

53-381.