Home

Raad van State, 23-11-2005, AU6688, 200502277/1

Raad van State, 23-11-2005, AU6688, 200502277/1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
23 november 2005
Datum publicatie
23 november 2005
ECLI
ECLI:NL:RVS:2005:AU6688
Zaaknummer
200502277/1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 22 september 2000 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (hierna: het dagelijks bestuur) appellante bouwvergunning geweigerd voor het aanleggen van drijvende steigers in het openbare water Dijksgracht nabij de gebouwen Windroosplein 73 en Windroosplein 75/77.

Uitspraak

200502277/1.

Datum uitspraak: 23 november 2005

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Sea-Bird Sailing B.V.", gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak in zaak nos. Awb 04 / 6444 GEMWT en 05 / 367 GEMWT van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2005 in het geding tussen:

appellante

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum.

1.    Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2000 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (hierna: het dagelijks bestuur) appellante bouwvergunning geweigerd voor het aanleggen van drijvende steigers in het openbare water Dijksgracht nabij de gebouwen Windroosplein 73 en Windroosplein 75/77.

Bij besluit van 22 januari 2002 heeft het dagelijks bestuur appellante onder oplegging van een dwangsom gelast binnen zes weken na verzending van het besluit de nabij het gebouw Windroosplein 73 afgemeerde steigers te verwijderen.

Bij besluit van 22 maart 2002 heeft het dagelijks bestuur besloten de verbeuring van de dwangsom op te schorten tot 6 weken na de beslissing op de door appellante ingediende bouwaanvraag van 1 maart 2002.

Bij besluit van 29 mei 2002 heeft het dagelijks bestuur appellante opnieuw bouwvergunning geweigerd voor het aanleggen van drijvende steigers in het openbare water Dijksgracht nabij de gebouwen Windroosplein 73 en Windroosplein 75/77.

Bij besluit van 12 juli 2002 heeft het dagelijks bestuur geweigerd de looptijd van de last onder dwangsom van 22 maart 2002 verder op te schorten.

Bij besluit van 18 februari 2003 heeft het dagelijks bestuur de tegen de besluiten van 12 juli 2002 en 29 mei 2002 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij brief van 24 november 2004 heeft appellante het dagelijks bestuur medegedeeld dat zij voornemens is steigerelementen af te meren op een wijze die niet bouwvergunningplichtig is.

Bij brief van 7 december 2004 heeft het dagelijks bestuur appellante meegedeeld dat voor de door haar voorgenomen wijze van afmeren van steigerelementen een bouwvergunning is vereist en dat, indien de steigers zonder bouwvergunning afgemeerd worden, daarop de last onder dwangsom van 22 januari 2002 van toepassing is.

Bij besluit van 18 januari 2005, bekendgemaakt bij brief gedateerd op 20 januari 2005, heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 14 februari 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), voorzover thans van belang, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 16 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 april 2005. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 3 mei 2005 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door F. Salm, R.H. Hooiveld en mr. P. Nicolaï, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. B.W. Kemper, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.

2.    Overwegingen

2.1.    Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

2.2.    Appellante betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de brief van 7 december 2004 niet op rechtsgevolg is gericht en dus geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

2.2.1.    Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 26 februari 2003 in zaak no. <a target="_blank" href='http://www.raadvanstate.nl/verdicts/verdict_details.asp?verdict_id=3128'>200204912/1</a> gaat de Woningwet er vanuit dat, indien tussen bestuur en burger verschil van mening bestaat over de vraag of er sprake is van bouwen in de zin van artikel 40 van deze wet, de burger - op de daarvoor voorgeschreven wijze - een aanvraag om bouwvergunning indient teneinde duidelijkheid hierover te krijgen. In die procedure kan ook de vraag aan de orde worden gesteld, of een dergelijke vergunning nodig is. Op dit uitgangspunt wordt een uitzondering gemaakt, indien het volgen van de vergunningprocedure als een onevenredig bezwarende weg moet worden aangemerkt. Een zodanige situatie doet zich hier niet voor. De voorzieningenrechter heeft derhalve terecht geoordeeld dat de mededeling dat voor het afmeren van de steigers als omschreven in de brief van 24 november 2004 een bouwvergunning vereist is, niet als een publiekrechtelijke rechtshandeling is aan te merken en evenmin een wijziging inhoudt van het besluit van 22 januari 2002, nu dit besluit kennelijk zo moet worden gelezen dat dit betrekking had op elke vorm van bouwen zonder bouwvergunning.

2.2.2.    Gezien het vorenstaande komt de Afdeling niet toe aan hetgeen appellante voorts heeft aangevoerd.

2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.    Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.

w.g. Van den Brink    w.g. Klein Nulent

Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2005

218-488.