Raad van State, 26-01-2011, BP2087, 201005863/1/H1
Raad van State, 26-01-2011, BP2087, 201005863/1/H1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 26 januari 2011
- Datum publicatie
- 26 januari 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2011:BP2087
- Zaaknummer
- 201005863/1/H1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 16 juli 2007 heeft het college aan [appellant b] bouwvergunning verleend voor het uitbreiden en verbouwen van een woonhuis op het perceel [locatie] te [plaats].
Uitspraak
201005863/1/H1.
Datum uitspraak: 26 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Heeze-Leende,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 april 2010 in zaak nr. 08/4465 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2007 heeft het college aan [appellant b] bouwvergunning verleend voor het uitbreiden en verbouwen van een woonhuis op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 10 december 2008 heeft het college het door [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen en alsnog geweigerd bouwvergunning te verlenen.
Bij uitspraak van 26 april 2010, verzonden op 3 mei 2010, heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 december 2008 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juni 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 2011, waar [appellanten], vertegenwoordigd door [appellant a], zijn verschenen.
Buiten bezwaren van [appellanten] is de pleitnota van het college in het geding betrokken.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het uitbreiden en verbouwen van de woning op het perceel. Op 18 mei 2008 hebben [appellanten] een wijziging van het bij besluit van 16 juli 2007 vergunde bouwplan ingediend, inhoudende een verlaging van het dak van 20 cm en het aanbrengen van een scheidingswand in de hal die aan één zijde aan de woonkamer en aan de andere zijde aan de garage grenst.
2.2. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de wijziging van het bouwplan van 18 mei 2008 geen wijziging van ondergeschikte aard betreft. Daartoe voeren zij onder verwijzing naar jurisprudentie van de Afdeling aan dat het bouwplan niet dusdanig wordt gewijzigd dat niet meer van hetzelfde bouwplan kan worden besproken, nu het uiterlijk, de detaillering, de bouwkundige aard, de constructie, de plattegronden en de functie van het beoogde bouwwerk niet wijzigen.
2.2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 september 2008, zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=30777">200800531/1</a>) dient de vraag of sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard per concreet geval te worden beantwoord. In dit geval betreft de wijziging hoofdzakelijk een verlaging van de woning en aanbouwen van 20 cm. Gelet op de omvang van het totale bouwplan en de vrijwel ongewijzigde verschijningsvorm, in relatie tot de omgeving, en in aanmerking genomen dat het hier een verlaging betreft, en derhalve niet valt in te zien dat derden door de wijziging in hun belangen worden geschaad, moet de wijziging, anders dan de rechtbank heeft overwogen, worden aangemerkt als van ondergeschikte aard. Het betoog slaagt.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. Het college dient met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling en de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze niet is aangevochten, een nieuw besluit te nemen.
2.4. [belanghebbende] heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Hetgeen hij in zijn schriftelijke uiteenzetting van 3 augustus 2010 met betrekking tot de proceskosten nog ter sprake heeft gebracht, valt dus buiten de omvang van het geding en wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 40,11 (zegge: veertig euro en elf cent);
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 224,00 (zegge: tweehonderdvierentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op
457-672.