Raad van State, 25-04-2012, BW3883, 201108845/1/A1
Raad van State, 25-04-2012, BW3883, 201108845/1/A1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 25 april 2012
- Datum publicatie
- 25 april 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2012:BW3883
- Zaaknummer
- 201108845/1/A1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 26 januari 2010 heeft het college geweigerd aan JVH gaming ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen voor het gebruik van het pand op het perceel Rijksweg 29 te Nuland, gemeente Maasdonk, ten behoeve van speelautomatenhal Jack's Casino.
Uitspraak
201108845/1/A1.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid JVH gaming & entertainment B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 juli 2011 in zaak nr. 10/3284 in het geding tussen:
JVH gaming
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2010 heeft het college geweigerd aan JVH gaming ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen voor het gebruik van het pand op het perceel Rijksweg 29 te Nuland, gemeente Maasdonk, ten behoeve van speelautomatenhal Jack's Casino.
Bij besluit van 24 augustus 2010 heeft het college, voor zover hier van belang, het door JVH gaming daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 26 januari 2010, onder aanvulling van de motivering daarvan, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 5 juli 2011, verzonden op 12 juli 2011, heeft de rechtbank het door JVH gaming daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft JVH gaming bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 23 september 2011.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2012, waar JVH gaming, vertegenwoordigd door mr. M.T.C.A. Smets, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. Y. Nejjari, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kernen Maasdonk" rust op het perceel de bestemming "Horeca".
Ingevolge artikel 6.1, onder A, van de planvoorschriften zijn de als "Horeca" aangewezen gronden bestemd voor lichte horeca, als vermeld in de Staat van Horeca-activiteiten.
In de Staat van Horeca-activiteiten is bepaald dat onder Categorie I "lichte horeca" bedrijven vallen die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, vooral ten behoeve van verstrekking van etenswaren en maaltijden, en daardoor beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.
Ingevolge artikel 3.23, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen ontheffing verlenen van het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 4.1.1., eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro), zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, komen voor de toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de Wro in aanmerking het wijzigen van het gebruik van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits:
1e. de gebruikswijziging plaatsvindt binnen de bebouwde kom;
2e. de gebruikswijziging betrekking heeft op een bruto-oppervlakte van niet meer dan 1500 m2, en 3e. het aantal woningen gelijk blijft.
2.2. Een speelautomatenhal is planologisch gezien niet op een lijn te stellen met een van de subcategorieën genoemd onder het begrip "lichte horeca" als vermeld in de Staat van Horeca-activiteiten, zodat het gebruik van het pand als zodanig in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft geweigerd daarvan ontheffing als bedoeld in artikel 3.23, eerste lid, van de Wro, gelezen in verbinding met artikel 4.1.1., eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro, te verlenen.
2.3. JVH gaming betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren ontheffing te verlenen. Daartoe voert zij aan dat het college, nu het pand is gelegen in het gebied waar volgens de Speelautomatenverordening 2009 (hierna: de verordening) een speelautomatenhal gevestigd mag worden, niet onverminderd beleidsvrijheid had om te beoordelen of ontheffing verleend kon worden. Subsidiair voert zij aan dat het college ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat op eigen terrein niet kan worden voorzien in de benodigde parkeerplaatsen en dat sprake zal zijn van een ontoelaatbaar hoge piekgeluidbelasting op de gevel van het pand Rijksweg 31 vanwege het in werking zijn van de speelautomatenhal.
2.3.1. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college terecht het concrete plan van JVH gaming op zijn eigen merites heeft beoordeeld. Het door JVH gaming beoogde gebruik van het pand is in strijd met het bestemmingsplan. Om dit gebruik niettemin mogelijk te maken, is een ontheffing vereist. Het beslissen op een verzoek om ontheffing krachtens artikel 3.23 van de Wro is een discretionaire bevoegdheid van het college. De omstandigheid dat in de verordening een gebied is aangewezen dat op zichzelf een geschikte locatie vormt voor de vestiging van een speelautomatenhal, leidt niet tot het oordeel dat voor elke binnen dit gebied gewenste speelautomatenhal zonder meer ontheffing dient te worden verleend en dat er uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening geen op het concrete geval gerichte beoordeling meer mag plaatsvinden.
2.3.2. De rechtbank heeft voorts met juistheid geoordeeld dat het college, geen blijk heeft gegeven van een verkeerde toepassing van de CROW-normen. Daartoe heeft zij op goede gronden overwogen dat het college, nu de CROW-normen niet voorzien in een specifieke normering voor speelautomatenhallen, aansluiting heeft mogen zoeken bij de CROW-norm voor evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw. In dit verband wordt van belang geacht dat er blijkens de door JVH gaming overgelegde stukken in de speelautomatenhal geen alcohol wordt geschonken en dat er een doorlopend entertainmentaanbod wordt verzorgd. De norm voor evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw gaat uit van minimaal 6,0 pp/100 m² bvo en maximaal 11,0 pp/100 m² bvo. Blijkens de aanvraag heeft het pand een oppervlakte van 600 m², zodat gelet op voornoemde norm tussen de 36 en 66 parkeerplaatsen nodig zijn. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het bouwplan, dat voorziet in 25 parkeerplaatsen op het perceel, niet aan de parkeerbehoefte voldoet.
De rechtbank heeft tevens met juistheid geoordeeld dat het college het pand aan de Rijksweg 31, welk pand naar ter zitting genoegzaam is gebleken steeds bewoond is geweest, terecht als geluidgevoelig object heeft aangemerkt. Voorts heeft zij met juistheid geoordeeld dat het aannemelijk is dat op de gevel van dat pand door de komst van de speelautomatenhal een hogere piekgeluidbelasting plaatsvindt dan de waarden 70 dB(A) voor de dag, 65 dB(A) voor de avond en 60 dB(A) voor de nacht, die het college aanvaardbaar acht in het gebied. De door JVH gaming voorgestelde aanvullende geluidreducerende maatregelen voor het tijdstip tussen 22:00 tot 01:00 welke in de ruimtelijke onderbouwing zijn vermeld, zoals het zoveel mogelijk gebruiken van de verst van de woningen afgelegen parkeerplekken en het maken van afspraken met de exploitant om erop toe te zien dat bezoekers de speelautomatenhal rustig verlaten, heeft de rechtbank terecht niet adequaat geacht om de overschrijding van de normstelling te voorkomen. In de omstandigheid dat ook thans, zoals
JVH gaming stelt, sprake is van een overschrijding van het toelaatbare geluidsniveau heeft de rechtbank, wat daar ook van zij, terecht geen rechtvaardiging gezien voor de geluidsoverlast die het beoogde bouwplan zal opleveren nu ten aanzien daarvan andere openingstijden en piekbelastingen aan de orde zijn.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank op goede gronden geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren ontheffing te verlenen.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012
407-713.