Home

Raad van State, 10-10-2013, ECLI:NL:RVS:2013:1562, 201307305/2/R2

Raad van State, 10-10-2013, ECLI:NL:RVS:2013:1562, 201307305/2/R2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 25 juni 2013, behorende bij het raadsvoorstel met nummer 13.008388, heeft de raad het bestemmingsplan "LPG-tankstations De Poort" (hierna: het plan) vastgesteld.

Uitspraak

201307305/2/R2.

Datum uitspraak: 10 oktober 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1. [verzoeker sub 1], wonend te Rilland, gemeente Reimerswaal,

2. [verzoeker sub 2], wonend te Rilland, gemeente Reimerswaal,

en

de raad van de gemeente Reimerswaal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2013, behorende bij het raadsvoorstel met nummer 13.008388, heeft de raad het bestemmingsplan "LPG-tankstations De Poort" (hierna: het plan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.

[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 23 september 2013, waar [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. J.M. den Boer, [verzoeker sub 2], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door C.H. van den Dikkenberg-Stoutjesdijk en E. Lobée, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan voorziet in het juridisch-planologisch mogelijk maken van een LPG-installatie op de tankstations aan de Valckenisseweg 5 en De Poort 24.

3. De verzoeken zijn gericht tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" waarbinnen onder meer de aanduidingen "risicovolle inrichting", "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" en "vulpunt lpg" zijn toegekend voor zover dit het perceel De Poort 24 betreft. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen dat de veiligheidsrisico’s onjuist en onzorgvuldig in beeld zijn gebracht. Zij voeren aan dat de locatie niet geschikt is voor de verkoop van LGP, omdat ter plaatse een bovengrondse hoogspanningsleiding aanwezig is.

[verzoeker sub 1] wijst ook op de ligging van het tankstation nabij de A58 en op het ontbreken van een adequate bluswatervoorziening. Verder stelt hij dat de in het veiligheidsonderzoek aangenomen jaarlijkse doorzet van 1.000 m³ niet realistisch is en tevens planologisch niet is gewaarborgd.

[verzoeker sub 2] vreest voor waardedaling van zijn percelen, omdat de risicocontour als gevolg van het plan op zijn percelen komt te liggen. [verzoeker sub 2] acht het onjuist dat gelijktijdig met het corrigeren van een omissie uit het vorige bestemmingsplan, te weten het wegbestemmen van de LPG-verkoop op het Shell tankstation aan de Valckenisseweg 5, de verkoop van LPG op het perceel De Poort 24 mogelijk wordt gemaakt. Hij brengt in dit verband naar voren dat beide tankstations aanzienlijk van elkaar verschillen.

4. De raad stelt zich op het standpunt dat geen planologische belemmeringen bestaan tegen de verkoop van LPG bij het tankstation op het perceel De Poort 24. De raad acht de maximale doorzet van 1.000 m³ per jaar waarvan in het uitgevoerde veiligheidsonderzoek is uitgegaan realistisch. De raad stelt dat deze maximale doorzet in de voor het tankstation benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit milieu zal worden vastgelegd. Voorts zijn de betrokken belangen volgens de raad zorgvuldig afgewogen.

5. Het perceel De Poort 24 maakt deel uit van het bedrijventerrein De Poort. Op het perceel is het tankstation De Meeuw gevestigd. Tussen dit perceel en de Valckenisseweg ligt een brede groenstrook met daarboven een hoogspanningsleiding. Het perceel wordt ontsloten op de Valckenisseweg welke is verbonden met de Rijksweg A58.

6. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter faalt het betoog dat de locatie vanwege de aanwezigheid van de bovengrondse hoogspanningsverbinding ongeschikt is voor de verkoop van LPG. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de plantoelichting is vermeld dat de minimale afstanden tot aan de hartlijn van de 150 kV-hoogspanningsverbinding, zoals door TenneT voorgeschreven, zijn aangehouden. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben dit niet betwist.

7. Ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A58 wordt in de plantoelichting geconcludeerd dat aan de normstelling uit de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen wordt voldaan. In het aangevoerde ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ligging van het perceel De Poort 24 in de nabijheid van de A58 geen beletsel vormt voor het voorziene verkooppunt van LPG.

8. De Veiligheidsregio Zeeland heeft naar aanleiding van het vooroverleg opgemerkt dat in het kader van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein De Poort aandacht is gevraagd voor de beschikbaarheid van bluswater. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat in overleg met de brandweer een nieuwe bluswatervoorziening op het bedrijventerrein De Poort zal worden gerealiseerd. Dit is volgens de raad evenwel geen voorwaarde voor het onderhavige plan, omdat thans voldoende bluswater beschikbaar is vanwege de reeds in het plangebied aanwezige tankstations. [verzoeker sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat onvoldoende bluswater beschikbaar is.

9. Als gevolg van het plan is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) van toepassing op het tankstation. In opdracht van de raad heeft Cauberg-Huygen raadgevende adviseurs B.V onderzoek gedaan naar het groepsrisico en het plaatsgebonden risico met betrekking tot het LPG-tankstation aan De Poort 24. In dit onderzoek is uitgegaan van een maximale LPG-doorzet van 1.000 m³ per jaar. De conclusie van het onderzoek is dat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico bij een doorzet van minder dan 1.000 m³ per jaar geen beperkingen vormen voor de realisatie van het LPG-tankstation aan de Poort 24.

9.1. Uit artikel 5, eerste tot en met derde lid, in samenhang met artikel 4, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Bevi volgt dat het bevoegd gezag bij de vaststelling van een bestemmingsplan op grond waarvan de bouw of vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten wordt toegelaten de in de Regeling externe veiligheid (hierna: Revi) neergelegde afstanden tot kwetsbare objecten in acht dient te nemen en rekening dient te houden met de in de Revi neergelegde afstanden tot beperkt kwetsbare objecten.

In dit geval bevinden de kwetsbare objecten zich buiten het plangebied, zodat artikel 5 van het Bevi niet van toepassing is. De voorzitter overweegt onder verwijzing naar de uitspraak van 10 oktober 2007 in zaak nr. 200607218/1 dat voor de beantwoording van de vraag of een LPG-tankstation nabij kwetsbare objecten kan worden toegelaten, in beginsel bij de normstelling in artikel 5 van het Bevi, in samenhang met artikel 2 en bijlage 1, tabel 1, van de Revi, dient te worden aangesloten.

Ingevolge artikel 2, in samenhang met bijlage 1, tabel 1, van de Revi geldt voor LPG-tankstations een afstand tot (beperkt) kwetsbare objecten van 45 meter vanaf het vulpunt bij een doorzet van minder dan 1.000 m3 LPG per jaar. Bij een doorzet van 1.000 m3 LPG per jaar of meer geldt een afstand van 110 meter vanaf het vulpunt.

9.2. Vaststaat dat in het plan geen beperking is opgenomen met betrekking tot de maximale doorzet van LPG per jaar. Ter zitting is duidelijk geworden dat [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] de conclusie van het externe veiligheidsonderzoek, zoals zij ter zitting hebben bevestigd, niet betwisten, maar uitsluitend het daarin gehanteerde uitgangspunt met betrekking tot de maximale LPG-doorzet. [verzoeker sub 1] heeft ter zitting toegelicht dat een doorzet van 1.000 m³ per jaar niet reëel is, omdat dit het grootste tankstation in het zuidwesten van Nederland is. Ook [verzoeker sub 2] acht deze doorzet niet realistisch. De raad heeft ter zitting uiteengezet dat bij alle tankstations in de gemeente Reimerswaal een maximale LPG-doorzet van 1.000 m³ is vergund en dat het de bedoeling is dat ook in dit geval niet meer dan 1.000 m³ LPG-doorzet per jaar zal worden vergund. Ter zitting heeft de raad gesteld dat daarop bij de nog in te dienen aanvraag zal worden aangestuurd. Nu de maximale jaarlijkse doorzet van LPG voor het tankstation niet is vastgelegd in een omgevingsvergunning, is de voorzitter er gelet op de regels uit het Bevi en de Revi niet van overtuigd dat het bestreden besluit voor zover daarbij het bestreden plandeel is vastgesteld in de bodemprocedure in stand zal blijven. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding om de verzoeken toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen voor zover het plan een maximale LPG-doorzet van meer dan 1.000 m³ per jaar mogelijk maakt bij het tankstation op het perceel De Poort 24. Hierbij is tevens van belang dat hetgeen [verzoeker sub 2] verder heeft aangevoerd naar verwachting van de voorzitter in de bodemprocedure niet tot vernietiging van het bestreden besluit zal leiden.

10. De raad dient ten aanzien van [verzoeker sub 1] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [verzoeker sub 2] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Reimerswaal van 25 juni 2013, behorende bij het raadsvoorstel met nummer 13.008388, voor zover het plan een maximale LPG-doorzet van meer dan 1.000 m³ per jaar mogelijk maakt voor het tankstation op het perceel De Poort 24;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Reimerswaal tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat de raad van de gemeente Reimerswaal aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [verzoeker sub 1] en € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [verzoeker sub 2] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, ambtenaar van staat.

w.g. Hagen w.g. Van der Hoorn

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2013

586