Home

Raad van State, 20-03-2013, BZ4966, 201207877/1/R3

Raad van State, 20-03-2013, BZ4966, 201207877/1/R3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
20 maart 2013
Datum publicatie
20 maart 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2013:BZ4966
Zaaknummer
201207877/1/R3

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 26 juni 2012 heeft het college het wijzigingsplan "'Buitengebied Asten 2008, wijziging [locatie]" (hierna: het wijzigingsplan) vastgesteld.

Uitspraak

201207877/1/R3.

Datum uitspraak: 20 maart 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Ommel, gemeente Asten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Asten,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2012 heeft het college het wijzigingsplan "'Buitengebied Asten 2008, wijziging [locatie]" (hierna: het wijzigingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. W.P.N. Remie, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door ir. M.E. van Tienen-Bekkers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het wijzigingsplan is vastgesteld naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak van 6 juli 2011 in zaak nr. 200907043/1/R3, waarin het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Asten 2008" is vernietigd voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Agrarisch - landschappelijke waarden" voor het perceel [locatie] te Ommel, voor zover daarbij niet de aanduiding "agrarisch bouwblok" is toegekend ten behoeve van een paardenrijbak en sleufsilo’s.

2.    [appellant] betoogt dat het wijzigingsplan ten onrechte niet voorziet in de bestemming van een tweede bestaande bedrijfswoning op het perceel aan de [locatie], waarvoor een bouwvergunning is verleend. [appellant] stelt dat in de door hem ingediende aanvraag voor de bouwvergunning voor een nieuwe bedrijfswoning op het perceel geen toezegging over de sloop van de bestaande bedrijfswoning is opgenomen. Hij stelt voorts dat ook aan de bouwvergunning geen sloopvoorwaarde is verbonden.

3.    Het college stelt zich op het standpunt dat de bouwvergunning voor de nieuwe bedrijfswoning op 25 september 2008 aan [appellant] is verleend op basis van de volgens het college achteraf onjuist gebleken informatie dat de bestaande bedrijfswoning zou worden gesloopt of een functiewijziging ten behoeve van bedrijfsactiviteiten zou ondergaan.

4.    De Afdeling overweegt dat het college [appellant] bij brief van 30 mei 2011 heeft medegedeeld dat de verleende bouwvergunning zal worden ingetrokken, indien hij niet binnen vier weken na dagtekening van de brief een ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit slopen indient. De rechtbank heeft in een uitspraak van 27 maart 2012 overwogen dat deze brief dient te worden aangemerkt als een vooraankondiging van een mogelijk op een later moment te nemen intrekkingsbesluit.

Ter zitting heeft het college medegedeeld dat inmiddels een formele intrekkingsprocedure is opgestart.

Gelet hierop bestond ten tijde van de vaststelling van het wijzigingsplan onzekerheid over de planologische invulling van het perceel van [appellant] en de bouwvergunning. Onder deze omstandigheden heeft het college in redelijkheid ervoor kunnen kiezen om in afwachting van de uitkomst van de intrekkingsprocedure de tweede bedrijfswoning op het perceel niet in het wijzigingsplan op te nemen.

Het betoog faalt.

5.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, ambtenaar van staat.

w.g. Koeman    w.g. Ramrattansing

lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2013

429-408.