Home

Raad van State, 10-04-2013, BZ7638, 201202750/1/A1

Raad van State, 10-04-2013, BZ7638, 201202750/1/A1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
10 april 2013
Datum publicatie
17 april 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RVS:2013:BZ7638
Zaaknummer
201202750/1/A1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 23 maart 2010 heeft het college aan [appellant] ontheffing en bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van een woning op het perceel [locatie] te Wervershoof.

Uitspraak

201202750/1/A1.

Datum uitspraak: 10 april 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Wervershoof, gemeente Medemblik,

tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 2 februari 2012 in

zaak nr. 10/2906 in het geding tussen:

[belanghebbende A], [belanghebbende B] en [belanghebbende C] (hierna tezamen en in enkelvoud: [belanghebbenden])

en

het college van burgemeester en wethouders van Wervershoof (thans Medemblik).

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2010 heeft het college aan [appellant] ontheffing en bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van een woning op het perceel [locatie] te Wervershoof.

Bij besluit van 19 oktober 2010 heeft het college het door [belanghebbenden] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 februari 2012 heeft de rechtbank het door [belanghebbenden] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 oktober 2010 vernietigd en het college opgedragen om met inachtneming van de uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Lagerweij, en J. Dolleman en K. Wojciechowich, deskundigen, en het college, vertegenwoordigd door F.P.M. Brieffies, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college geen ontheffing voor het bouwplan op grond van het bestemmingsplan "Onderdijk -bebouwde kom" (hierna: het bestemmingsplan) kon verlenen. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank op grond van de in opdracht van het college door HB Adviesbureau B.V. verrichte metingen, zoals neergelegd in het rapport van 7 december 2011, ervan uitgaat dat een deel van het bouwplan wordt gerealiseerd binnen de bestemming "Doeleinden van verkeer en verblijf", terwijl de rechtbank niet de expertise bezit om technische rapporten te beoordelen. Het had volgens [appellant] in de rede gelegen als de rechtbank een onafhankelijke deskundige had benoemd om metingen te verrichten naar de bestemmingsgrens tussen de bestemming "Woondoeleinden" en "Doeleinden van verkeer en verblijf". Voorts voert hij aan dat het rapport van HB Adviesbureau B.V. gemotiveerd wordt bestreden met een tegenadvies van ZaanGeo. In dit kader voert hij aan dat de door ZaanGeo gehanteerde paspunten bij de opmeting nauwkeuriger zijn, de deskundige van ZaanGeo de paspunten heeft gecontroleerd door deze op een kadastrale kaart te leggen en de door HB Adviesbureau B.V. uitgevoerde metingen afwijken van de kadastrale kaart. Volgens [appellant] komt de bebouwing bovenin de tekening bij het rapport waarin HB Adviesbureau B.V. de resultaten van haar onderzoek heeft vastgelegd, niet overeen met de werkelijkheid zoals weergegeven op de kadastrale kaart.

1.1. Het bouwplan is volgens het college in strijd met artikel 5, lid B, sub 1, onder b, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan, omdat een gedeelte van de daarin opgenomen uitbreiding van de woning buiten het bouwvlak is voorzien. Om realisering daarvan mogelijk te maken, heeft het college een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wet op de ruimtelijke ordening, gelezen in verbinding met artikel 5, lid D, aanhef en sub 1, van de planvoorschriften verleend.

1.2. Ingevolge artikel 5, lid A, van de planvoorschriften zijn de op de kaart voor "woondoeleinden" aangewezen gronden onder meer bestemd voor woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep alsmede voor bijgebouwen bij woonhuizen.

Ingevolge artikel 5, lid B, sub 1, onder b, geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen dat een hoofdgebouw binnen een bouwvlak zal worden gebouwd.

Ingevolge artikel 5, lid D, aanhef en sub 1, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid B, sub 1, onder b, en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd.

Ingevolge artikel 18, lid A, zijn de op de kaart voor "Doeleinden van verkeer en verblijf" aangewezen gronden onder meer bestemd voor wegen, fietspaden, parkeervoorzieningen en bruggen.

Ingevolge artikel 18, lid B, sub 1, mogen op of in de gronden met de bestemming voor "Doeleinden van verkeer en verblijf" geen gebouwen worden gebouwd.

Ingevolge artikel 1, onder 9, wordt onder bouwvlak verstaan een op de kaart aangegeven, door een bouwgrens omgeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.

Ingevolge artikel 1, onder 10, wordt onder bouwgrens verstaan een op de kaart aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen.

1.3. Het is ter beoordeling van de rechtbank of zij gebruik maakt van de ingevolge artikel 8:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht toegekende bevoegdheid om een deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek. De rechtbank heeft van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt. Er is geen grond voor het oordeel dat de rechtbank anders had moeten beslissen, nu zij zich voldoende voorgelicht heeft mogen achten door het deskundigenrapport van HB Adviesbureau B.V. Bovendien is niet gebleken dat de rechtbank niet in redelijkheid een doorslaggevend belang heeft mogen toekennen aan dit deskundigenrapport. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het door [appellant] aangevoerde geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de door HB Adviesbureau B.V. verrichte metingen, zoals neergelegd in het rapport van 7 december 2011, naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken bevatten dat de rechtbank niet van dit rapport heeft mogen uitgaan. Dat beide deskundigen verschillende paspunten hebben gehanteerd, maakt op zichzelf niet dat niet uit kan worden gegaan van de door HB Adviesbureau B.V. verrichte metingen. Voorts leidt de stelling dat de metingen van HB Adviesbureau B.V., zoals weergegeven op de tekening bij het rapport, gelet op de paspunten overeenkomen met de kadastrale kaart, maar dat de bebouwing bovenin deze tekening afwijkt van de werkelijkheid, niet tot een ander oordeel. De bebouwing bovenin de tekening is, zoals het college ter zitting genoegzaam heeft toegelicht, en daargelaten dat de werkelijke situatie niet op een kadastrale kaart behoeft te zijn opgenomen, niet van belang voor de beoordeling van de situatie ter plaatse van het bouwplan. Gezien het vorenstaande is met het tegenadvies van ZaanGeo het rapport van HB Adviesbureau B.V. niet weerlegd.

Nu in het rapport van HB Adviesbureau B.V. wordt geconcludeerd dat een deel van het bouwplan wordt gerealiseerd op gronden met de bestemming "Doeleinden van verkeer en verblijf", heeft de rechtbank terecht overwogen dat het besluit van 19 oktober 2010 niet in stand kan blijven, omdat de voor het bouwplan verleende ontheffing slechts betrekking heeft op het bouwen buiten het bouwvlak op het deel van het perceel met de bestemming "Woondoeleinden".

Het betoog faalt.

2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Montagne

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2013

374-771.