Home

Raad van State, 01-04-2015, ECLI:NL:RVS:2015:1029, 201407884/1/V6

Raad van State, 01-04-2015, ECLI:NL:RVS:2015:1029, 201407884/1/V6

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
1 april 2015
Datum publicatie
1 april 2015
ECLI
ECLI:NL:RVS:2015:1029
Zaaknummer
201407884/1/V6

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 23 mei 2013 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen (hierna: het verzoek) afgewezen.

Uitspraak

201407884/1/V6.

Datum uitspraak: 1 april 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 augustus 2014 in zaak nr. 13/6742 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2013 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen (hierna: het verzoek) afgewezen.

Bij besluit van 17 oktober 2013 heeft de staatssecretaris het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 augustus 2014 heeft de rechtbank het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. K.F. Jim, advocaat te Rotterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Magram-Tetteroo, werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) wordt, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van deze wet, aan vreemdelingen die daarom verzoeken het Nederlanderschap verleend.

Ingevolge artikel 23 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van de RWN.

Ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, b en e, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap verstrekt de verzoeker bij de indiening van het naturalisatieverzoek betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot zijn geslachtsnaam en voornaam of voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland, en nationaliteit.

Ingevolge het vijfde lid kan de autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook de staatssecretaris, verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN (hierna: de Handleiding) moet de verzoeker in beginsel een geldig buitenlands reisdocument en buitenlandse akten van de burgerlijke stand, waaronder een buitenlandse geboorteakte, overleggen. Indien de verzoeker houder van een regulier verblijfsrecht is (dit is alles dat niet een verblijfsrecht asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd is), geldt dit vereiste niet indien hij met ‘staatloos’ in de gemeentelijke basisadministratie is opgenomen. Met ingang van 1 mei 2009 geldt ook voor houders van een regulier verblijfsrecht, die bij de verlening en/of verlenging daarvan door de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn vrijgesteld van het vereiste van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument, dat zij dit document in beginsel moeten overleggen, tenzij de verzoeker op onderstaand beschreven wijze aantoont dat de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is hem niet in het bezit kunnen stellen van een geldig buitenlands reisdocument. Volgens de Handleiding stelt de staatssecretaris van het vereiste van het overleggen van gelegaliseerde uit het buitenland afkomstige documenten vrij de verzoeker die in bewijsnood verkeert. Bewijsnood doet zich volgens de Handleiding voor indien de registers van de burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan of onvolledig zijn en wanneer in dat land geen stukken kunnen worden verkregen door de op dat moment bestaande politieke situatie. In bewijsnood is voorts de verzoeker die een schriftelijke verklaring overlegt van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is, waarin die autoriteiten gemotiveerd aangeven waarom zij de verzoeker niet in het bezit kunnen stellen van een geldig buitenlands reisdocument. Indien de verzoeker voormelde verklaring niet kan overleggen, toont hij met andere bewijsstukken aan dat hij al het mogelijke heeft gedaan ter verkrijging van een geldig buitenlands reisdocument.

2. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen omdat deze de identiteit en nationaliteit van [appellant] niet kan vaststellen en omdat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert. Niet in geschil is dat [appellant] bij het verzoek geen geldig buitenlands paspoort en geen gelegaliseerde geboorteakte, dan wel ter vervanging hiervan een gelegaliseerde notariële verklaring met een door een notaris gewaarmerkte kopie van een brondocument waarop de notaris zich heeft gebaseerd, heeft overgelegd. Volgens de staatssecretaris kan als brondocument uitsluitend gelden een geactualiseerde, complete 'hukou', dat wil zeggen een huishoudregistratieboekje, een verklaring van het Public Security Bureau of een verklaring van een ziekenhuis, waaruit blijkt dat deze mag worden gebruikt voor inschrijving in het hukou-registratiesysteem.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet in bewijsnood verkeert. Hij voert daartoe aan dat hij niet in China is geregistreerd, aangezien zijn ouders geen aangifte hebben gedaan van zijn geboorte. Daarom beschikt hij niet over een verklaring van geboorte waarmee hij de vereiste documenten zou kunnen verkrijgen. Hij heeft verschillende bewijsstukken overgelegd ter staving van zijn stelling dat hij geen gelegaliseerde notariële verklaring kan verkrijgen waarin zijn naam, geboortedatum en geboorteplaats is vermeld. Hij heeft tevergeefs de Chinese ambassade in Den Haag benaderd ter verkrijging van de documenten, zowel in persoon als telefonisch, en een advocaat in China ingeschakeld, hetgeen evenmin tot resultaat heeft geleid. De rechtbank heeft volgens [appellant] voorts niet onderkend dat het algemeen ambtsbericht over de situatie in China van de minister van Buitenlandse Zaken van december 2012 (hierna: het ambtsbericht) niet mag worden aangemerkt als een deskundigenadvies, omdat het innerlijk tegenstrijdig is en hij concrete aanknopingspunten heeft aangedragen voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van de daarin neergelegde informatie over het hukou-registratiesysteem.

3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij niet in China is geregistreerd en de vereiste documenten niet kan verkrijgen. Hij heeft weliswaar een rapportage van een in China verricht onderzoek van 28 mei 2013 overgelegd (hierna: de rapportage), maar daarbij zijn geen gelegaliseerde verklaringen van de Chinese autoriteiten gevoegd ter staving van de in de rapportage neergelegde bevindingen. Daarnaast is uit de rapportage niet af te leiden dat de betrokken advocaat heeft geprobeerd de vereiste documenten te verkrijgen. Met het overgelegde affidavit van 23 augustus 2013 heeft [appellant] dat evenmin aangetoond. De daarin vervatte conclusies van een door hem ingeschakelde Chinese advocaat zijn gebaseerd op informatie van algemene aard. Dat [appellant] naar gesteld de Chinese ambassade tevergeefs heeft benaderd, leidt niet tot een ander oordeel, nu dat niet tot enig bewijsstuk heeft geleid waaruit blijkt dat hij geen documenten kan verkrijgen. Voor zover [appellant] stelt dat hij niet naar China kan afreizen ter verkrijging van de documenten omdat in zijn paspoort de aantekening "uitgezonderd China" is opgenomen, heeft de staatssecretaris ter zitting van de Afdeling toegelicht dat die aantekening slechts betekent dat [appellant] in China geen diplomatieke bescherming van de Nederlandse overheid kan krijgen. [appellant] heeft eerst ter zitting van de Afdeling toegelicht op welke punten het ambtsbericht naar zijn mening onvolledig, onjuist dan wel innerlijk tegenstrijdig is. Dat uit het ambtsbericht volgt dat het mogelijk is dat iemand geen hukou heeft, is, anders dan [appellant] stelt, niet tegenstrijdig met de vermelding in het ambtsbericht dat ieder gezin een hukou heeft. Voor zover [appellant] heeft gewezen op passages uit het ambtsbericht die volgens hem onjuist of onvolledig zijn, heeft hij zijn stellingen niet gespecificeerd. Reeds hierom betoogt [appellant] tevergeefs dat het ambtsbericht niet mag worden aangemerkt als een deskundigenadvies.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.

w.g. Bijloos w.g. Oei

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015

670.