Raad van State, 13-01-2016, ECLI:NL:RVS:2016:9, 201504751/1/A2
Raad van State, 13-01-2016, ECLI:NL:RVS:2016:9, 201504751/1/A2
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 13 januari 2016
- Datum publicatie
- 13 januari 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2016:9
- Zaaknummer
- 201504751/1/A2
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 9 juli 2013 heeft het college de woning aan de [locatie] te Beverwijk op de lijst van beschermde gemeentelijke monumenten geplaatst.
Uitspraak
201504751/1/A2.
Datum uitspraak: 13 januari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Beverwijk,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 1 mei 2015 in zaak nr. 14/2676 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2013 heeft het college de woning aan de [locatie] te Beverwijk op de lijst van beschermde gemeentelijke monumenten geplaatst.
Bij besluit van 20 mei 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 mei 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2015, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. R.F.C. Klein Deters en C.H. van Rijn-Spits, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is eigenaar van de woning [locatie] te Beverwijk.
2. Bij besluit van 28 mei 2002 heeft het college in een eerste tranche 52 objecten op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. In het kader van een tweede tranche heeft het college op 10 augustus 2010 een lijst met 63 objecten, waaronder de woning [locatie], die in aanmerking komen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst vastgesteld. Op verzoek van het college hebben de historici dr. E. Röell en drs. M.A.C. Polman deze objecten nader onderzocht en daarvoor redengevende beschrijvingen opgesteld. De gemeentelijke monumentencommissie heeft in haar advies van 2 november 2012 het college geadviseerd onder meer de woning [locatie] op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.
In de redengevende beschrijving is het volgende vermeld. De in 1919 naar een ontwerp van architect Rutger van der Ploeg gebouwde vrijstaande villa [locatie] maakt deel uit van een ruim opgezette villawijk die vanaf negentienhonderd is ontwikkeld. De villawijk wordt gekenmerkt door een bijzondere tuindorpachtige stedenbouwkundige structuur met gebogen straten, veel openbaar en particulier groen en een ruime verkaveling met karakteristieke bebouwing. De woning is ontworpen in een aan de nieuw-historiserende bouwstijl verwante trant met aandacht voor ambachtelijk uitgevoerd siermetselwerk. Deze bouwstijl is gebaseerd op de vrij sobere bouwtraditie van Hollandse en Engelse landhuizen uit de zeventiende en achttiende eeuw en werd in het eerste kwart van de twintigste eeuw vaak toegepast. De woning is op een aantal punten gewijzigd. Zo was het met dakpannen bedekte dak volgens de bouwtekening oorspronkelijk bedekt met leien, zijn een schoorsteen en kleine dakkapel verdwenen, zat glas-in-lood oorspronkelijk alleen in de bovenlichten en was de stenen schuur aan de achtergevel oorspronkelijk van hout. Onder het kopje ‘Waardering’ is in de redengevende beschrijving het volgende vermeld. De woning heeft cultuurhistorische waarde door de relatie tot de historische en ruimtelijke ontwikkeling langs de Beeckzanglaan en nabije omgeving, waar vanaf negentienhonderd een ruim opgezette villawijk is verrezen. De woning heeft situationele waarde vanwege de beeldbepalende ligging aan de Beeckzanglaan. De villa heeft ensemblewerking omdat deze een wezenlijk en onlosmakelijk onderdeel vormt van de individueel vormgegeven villabebouwing in de buurt. De villa heeft architectuurhistorische waarde vanwege de kwaliteit van het ontwerp in een aan de nieuw-historiserende bouwstijl verwante trant met ambachtelijk uitgevoerd siermetselwerk. De woning is overwegend gaaf bewaard gebleven, zij het dat deze op onderdelen is gewijzigd.
3. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, onder 1, van de Nieuwe Erfgoedverordening 2010 gemeente Beverwijk (hierna: de verordening) wordt in deze verordening verstaan onder monument een onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.
Ingevolge artikel 2 wordt bij de toepassing van deze verordening rekening gehouden met het gebruik van het monument.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan het college, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
Ingevolge het tweede lid vraagt het college, voordat het over de aanwijzing een besluit neemt, advies aan de monumentencommissie.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft erkend dat de redengevende beschrijving onjuistheden bevat, maar ten onrechte niet om die reden het besluit van 20 mei 2014 heeft vernietigd. Volgens [appellant] heeft de rechtbank ten onrechte betekenis gehecht aan de mededeling van het college dat deze zich welwillend zal opstellen bij een verzoek om werkzaamheden te mogen verrichten aan niet in de redengevende beschrijving beschreven onderdelen van de woning. Hij voert aan dat deze mededeling slechts een intentie aangeeft, waaraan hij in een concreet geval geen rechten kan ontlenen en dat de mededeling het volgens hem onrechtmatige aanwijzingsbesluit niet rechtmatig maakt.
[appellant] voert verder aan dat de redengevende beschrijving is opgesteld op basis van een schouw vanaf de straatzijde en dat ten onrechte op basis daarvan de gehele woning als monument is aangewezen. Hij voert aan dat het aanwijzingsbesluit daarom onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hij stelt dat vanaf de straatzijde de rechterzijgevel en achtergevel van zijn woning niet zichtbaar zijn en dat, anders dan in de redengevende beschrijving is vermeld, de rechterzijgevel geen geheel blinde muur is, maar dat daarin een klein raam zit dat vanaf de straatzijde niet zichtbaar is. Hij stelt verder dat de achterzijde en het interieur van de woning in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ingrijpend zijn verbouwd en voert aan dat de achtergevel en het interieur daardoor niets authentieks meer hebben en geen bescherming verdienen.
4.1. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 16 september 2015 in zaak nr. 201501661/1/A2) heeft het college beoordelingsvrijheid bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak en beleidsvrijheid bij de vraag of een als monument beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen. De bestuursrechter toetst de invulling van deze beoordelingsvrijheid en het gebruik van deze beleidsvrijheid dan ook terughoudend. De beoordelings- en beleidsvrijheid vinden hun begrenzing in de verordening en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ter beoordeling staat of het college in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen, tot de aanwijzing heeft kunnen komen. De ten tijde van de besluitvorming bestaande situatie is daarbij van belang.
4.2. Anders dan [appellant] betoogt, heeft de rechtbank in de aangevallen uitspraak niet overwogen dat de redengevende beschrijving onjuistheden bevat. De rechtbank heeft verder met juistheid onder verwijzing naar rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraken van 3 augustus 2005 in zaak nr. 200501989/1 en 15 mei 2013 in zaak nr. 201206741/1/A2) overwogen dat in de systematiek van de verordening een onroerend monument, overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is, als geheel als beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen, waarbij uit de redengevende beschrijving blijkt welke onderdelen ervan om welke reden monumentwaardig worden geacht.
Volgens de redengevende beschrijving verdient de woning [locatie] bescherming als gemeentelijk monument op grond van de ligging aan de rand van een ruim opgezette, tuindorpachtige, villawijk en de beschreven monumentale elementen van de voor- en zijgevels die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. Zoals het college ook in het verweerschrift heeft vermeld, vormen de rechterzijgevel, de achtergevel en het interieur van de woning, nu hiervan geen monumentale waarden zijn beschreven in de redengevende beschrijving, geen reden voor aanwijzing van de woning als gemeentelijk monument. Dat in de redengevende beschrijving niet is vermeld dat de rechterzijgevel een klein raam bevat, laat onverlet dat in de redengevende beschrijving de monumentale waarden zijn beschreven die de reden vormen om de woning als gemeentelijk monument aan te wijzen. De redengevende beschrijving kan de aanwijzing van de woning tot gemeentelijk monument dragen. De rechtbank heeft terecht geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het college de redengevende beschrijving dient aan te passen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016
507.