Home

Raad van State, 20-07-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1977, 201704739/1/V2

Raad van State, 20-07-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1977, 201704739/1/V2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
20 juli 2017
Datum publicatie
26 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RVS:2017:1977
Formele relaties
Zaaknummer
201704739/1/V2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 16 augustus 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Uitspraak

201704739/1/V2.

Datum uitspraak: 20 juli 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 7 juni 2017 in zaak nr. 16/18437 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 7 juni 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit op de aanvraag neemt.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, advocaat te Amerongen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De in het hogerberoepschrift opgeworpen vragen over de toegang tot en voorwaarden voor langduriger verblijf in de stad Bagdad en of redelijkerwijs van de vreemdeling kan worden verwacht dat hij zich daar vestigt, heeft de Afdeling bij uitspraak van 3 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1744, beantwoord.

2. Hieruit volgt dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en, omdat er geen beroepsgronden meer zijn die bespreking behoeven, het beroep ongegrond verklaard.

3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 7 juni 2017 in zaak nr. 16/18437;

III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Van Loon

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2017

284-837.