Home

Raad van State, 22-01-2018, ECLI:NL:RVS:2018:193, 201800550/2/V2

Raad van State, 22-01-2018, ECLI:NL:RVS:2018:193, 201800550/2/V2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
22 januari 2018
Datum publicatie
31 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:RVS:2018:193
Zaaknummer
201800550/2/V2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 15 december 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Uitspraak

201800550/2/V2.

Datum uitspraak: 22 januari 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

verzoekster,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 11 januari 2018 in zaak nr. NL17.15173 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 11 januari 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De vreemdeling heeft zich op 19, 20 en 21 januari 2018 zelf meermaals telefonisch tot de piketjurist van de Afdeling gewend met de wens om een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen om haar voor vandaag om 10:25 uur voorgenomen uitzetting naar Australië te voorkomen. De reden daarvoor is dat haar advocaat niet bereid is dat verzoek namens haar in te dienen.

2. De vreemdeling heeft de piketjurist telefonisch gemeld dat de medewerkers van het detentiecentrum waar zij verblijft haar geen gelegenheid willen bieden om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening per fax of e-mail aan de voorzieningenrechter te sturen. Een medewerker van het detentiecentrum heeft dit de piketjurist telefonisch bevestigd en daarbij vermeld dat zij dat niet mogen doen. Een schriftelijk verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft de voorzieningenrechter dan ook niet bereikt.

3. Het vorenstaande leidt ertoe dat de vreemdeling, die op last van de staatssecretaris in een detentiecentrum moet verblijven, de mogelijkheid wordt ontnomen om haar voorgenomen uitzetting door een rechter op rechtmatigheid te laten onderzoeken. Dit kan niet worden aanvaard. De voorzieningenrechter zal daarom bij wijze van ordemaatregel de voor vandaag om 10:25 uur voorgenomen uitzetting verbieden. Hij gaat ervan uit dat de staatssecretaris de vreemdeling alsnog in de gelegenheid stelt zelf of door tussenkomst van een advocaat een gemotiveerd verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening schriftelijk in te dienen.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling op 22 januari 2018 om 10:25 uur niet wordt uitgezet.

Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.

w.g. Van Eck w.g. Van Loon

voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2018

284.