Raad van State, 02-10-2019, ECLI:NL:RVS:2019:3325, 201706875/1/R2 en 201808544/1/R2
Raad van State, 02-10-2019, ECLI:NL:RVS:2019:3325, 201706875/1/R2 en 201808544/1/R2
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2019
- Datum publicatie
- 2 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2019:3325
- Zaaknummer
- 201706875/1/R2 en 201808544/1/R2
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 6 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan
"Buitengebied Waalre" vastgesteld.
Uitspraak
201706875/1/R2 en 201808544/1/R2.
Datum uitspraak: 2 oktober 2019
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. Stichting Brabantse Milieufederatie, gevestigd te Tilburg
(hierna: BMF),
2. het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
3. [ appellant sub 3], wonend te Waalre,
4. [ appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], beiden wonend te Waalre,
5. de erven van [overledene A] en [appellante sub 5B],
6. [ appellante sub 6], wonend te Waalre,
7. [ appellante sub 7], wonend te Waalre,
8. [ appellante sub 8A] en [appellante sub 8B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellante sub 8]), beiden wonend te Waalre,
9. de erven van [overledene B], allen wonend te Waalre,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Waalre,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2017 heeft de raad het bestemmingsplan
"Buitengebied Waalre" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben BMF, het college, [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], de erven van [overledene A] en [appellante sub 5B] en [appellante sub 6] beroep ingesteld.
Bij besluit van 4 september 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 8] Waalre" vastgesteld (hierna ook: besluit Mosbroekseweg).
Tegen dit besluit hebben de erven van [overledene B] beroep ingesteld.
Bij besluit van 4 september 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied-Reparatieplan" vastgesteld (hierna ook: herstelbesluit).
Tegen dit besluit heeft [appellante sub 7] beroep ingesteld.
De raad van de gemeente Waalre heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben BMF, het college, [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], de erven van [overledene A] en [appellante sub 5B] en [appellante sub 6] hun zienswijze over het herstelbesluit ingediend.
BMF, het college, [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
BV Maatschappij voor Duurzaam Bezit Everlast Company,
[belanghebbende A] en [belanghebbende B], belanghebbenden, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 14 juni 2019, waar BMF, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], het college, vertegenwoordigd door J.D.F. Verboom, [appellant sub 3], [appellant sub 4A], bijgestaan door mr. T. van der Weijde, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, [appellant sub 5A], bijgestaan door [gemachtigde B], [appellante sub 6], vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door drs. H. van Dijk-Boomsma, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende C], belanghebbende, ter zitting gehoord.
Overwegingen
INLEIDING
1. Het plan "Buitengebied Waalre" van 6 juni 2017 voorziet voor het hele buitengebied van Waalre in een integrale bestemmingsplanherziening waar nieuw lokaal beleid in is verwerkt. Door verschillende beroepen tegen dit plan heeft de raad aanleiding gezien het plan op bepaalde onderdelen te repareren door bij het herstelbesluit het plan "Buitengebied-Reparatieplan" vast te stellen.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Wettelijk kader
3. De relevante wet- en regelgeving staat in de bijlage behorende bij deze uitspraak.
ONTVANKELIJKHEID
Het beroep van de erven van [overledene A] en [appellante sub 5B]
4. De raad stelt dat [appellante sub 5B] geen zienswijze heeft ingediend tegen het besluit van 6 juni 2017 en dat om die reden het beroep, voor zover dat door [appellante sub 5B] is ingesteld, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ingevolge de artikelen [locatie 4]:11, 3:15 en [locatie 4]:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
[appellante sub 5B] heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor.
Het beroep van [overledene A] en anderen en [appellante sub 5B] tegen het besluit van 6 juni 2017, voor zover ingesteld door [appellante sub 5B], is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellante sub 7]
5. Het beroep van [appellante sub 7] is gericht tegen het plandeel voor het perceel aan de [locatie 1] te Waalre. Hij richt zich tegen de op de verbeelding aangeduide maatvoeringen en de bijbehorende planregels die de bouw van een loods op het perceel mogelijk maken.
6. [ appellante sub 7] heeft geen beroep ingesteld tegen het besluit van 6 juni 2017, maar alleen tegen het herstelbesluit. De aangeduide maatvoeringen en de bijbehorende planregels waar [appellante sub 7] zich tegen richt, zijn ten opzichte van het besluit van 6 juni 2017 niet gewijzigd. Door het herstelbesluit is [appellante sub 7] daarom niet in een nadeliger positie komen te verkeren dan waarin hij zich bevond als gevolg van het besluit van 6 juni 2017. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, dient het door [appellante sub 7] ingestelde beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor [appellante sub 7] in redelijkheid niet kan worden verweten dat hij geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 6 juni 2017.
Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellante sub 7] tegen het herstelbesluit niet-ontvankelijk.