Home

Raad van State, 13-10-2022, ECLI:NL:RVS:2022:2961, 202105700/1/V2

Raad van State, 13-10-2022, ECLI:NL:RVS:2022:2961, 202105700/1/V2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
13 oktober 2022
Datum publicatie
19 oktober 2022
ECLI
ECLI:NL:RVS:2022:2961
Formele relaties
Zaaknummer
202105700/1/V2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 12 augustus 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

Uitspraak

202105700/1/V2.

Datum uitspraak: 13 oktober 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 24 augustus 2021 in zaak nr. NL21.4674 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

Bij besluit van 11 maart 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 augustus 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark, advocaat te Goes, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De vreemdeling voert in zijn enige grief aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris, gelet op de inhoud van het bezwaarschrift, het bezwaar niet ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard en daarom heeft kunnen afzien van een hoorzitting in de bezwaarfase (artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb).

2. Zoals de Afdeling heeft overwogen bij uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, is het uitgangspunt dat een vreemdeling wordt gehoord in bezwaar en dient de staatssecretaris terughoudend om te gaan met uitzonderingen op zijn hoorplicht. Gelet op alles wat de vreemdeling in bezwaar heeft aangevoerd, bezien vanuit de onder 5.2 van die uitspraak genoemde gezichtspunten, kon de staatssecretaris in dit geval redelijkerwijs niet tot het oordeel komen dat het bezwaar ongegrond was zonder de vreemdeling in de gelegenheid te stellen gehoord te worden over zijn aanvraag. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

2.1. De grief slaagt.

3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 11 maart 2021 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. Omdat de griffier geen griffierecht heeft geheven, hoeft de staatssecretaris dat niet te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 24 augustus 2021 in zaak nr. NL21.4674;

III. verklaart het beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van 11 maart 2021, V-[...];

V. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van €2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.

w.g. Wissels

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Iedema

griffier

936