Home

Raad van State, 13-12-2023, ECLI:NL:RVS:2023:4679, 202307592/1/V2 en 202307592/2/V2

Raad van State, 13-12-2023, ECLI:NL:RVS:2023:4679, 202307592/1/V2 en 202307592/2/V2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
13 december 2023
Datum publicatie
20 december 2023
ECLI
ECLI:NL:RVS:2023:4679
Zaaknummer
202307592/1/V2 en 202307592/2/V2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 13 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Uitspraak

202307592/1/V2 en 202307592/2/V2.

Datum uitspraak: 13 december 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:

[de vreemdeling]

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 5 december 2023 in zaak nr. NL23.32521 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 13 oktober 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij uitspraak van 5 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 5.1. van de uitspraak van de rechtbank over.

1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. 

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Duyster, griffier.

w.g. Verburg

voorzieningenrechter

w.g. Duyster

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2023

664