ECLI:NL:TACAKN:2019:59 Accountantskamer 06-09-2019 18/735 Wtra AK
ECLI:NL:TACAKN:2019:59 Accountantskamer 06-09-2019 18/735 Wtra AK
Gegevens
- Instantie
- Accountantskamer
- Datum uitspraak
- 6 september 2019
- Datum publicatie
- 6 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:TACAKN:2019:59
- Zaaknummer
- 18/735 Wtra AK
Inhoudsindicatie
Overige opdrachten, als de onderhavige, vallen niet onder de werking van de NVKS. Door een partner-niet-accountant is een rapport opgesteld namens Ernst &Young Accountants LLP. Uit dat rapport is niet duidelijk op te maken dat betrokkene geen accountant is en dat het rapport niet volgens de voor accountants geldende regels is opgemaakt. Betrokkene is als bestuurder niet rechtstreeks tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de vermeende gebreken van het rapport.
Van een accountantseenheid kan worden verlangd dat zij steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing. Deze norm is voor NVKS-opdrachten (expliciet) in artikel 4 NVKS opgenomen. Die voorschriften geven uitwerking aan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en stellen minimumeisen aan het kwaliteitssysteem voor deze opdrachten. Voor de inrichting van dat systeem is de kwaliteitsbepaler van de accountantseenheid verantwoordelijk.
Voor het inrichten van een kwaliteitssysteem voor andere dan in de NVKS bedoelde opdrachten geldt (met uitzondering van wettelijke controleopdrachten) geen specifieke nadere regeling. De voor die opdrachten verantwoordelijke accountant dient daarbij uiteraard wel de fundamentele beginselen uit de VGBA in acht te nemen.
Betrokkene is, zoals ook door hem zelf aangegeven, tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het kwaliteitssysteem waaronder deze overige opdrachten worden uitgevoerd.
Gebleken is dat in dat kwaliteitssysteem geen waarborg is getroffen om er voor te zorgen dat met betrekking tot de uitvoering en schriftelijke neerslag van werkzaamheden van een professional die geen accountant is, expliciet duidelijk wordt gemaakt dat de opdracht door een niet-accountant is uitgevoerd en dat eisen die aan een accountant kunnen worden gesteld daarom niet gelden. Zo is het Rapport uitgebracht op papier met vermelding ‘EY’ in het logo, is de begeleidende brief afkomstig van EY Accountants en is de ondertekening gedaan namens EY Accountants.Deze werkwijze brengt naar het oordeel van de Accountantskamer met zich dat voor de adviesopdrachten die namens EY Accountants door niet-accountants worden uitgevoerd symptomatisch niet dezelfde borging van de kwaliteit geldt als voor adviesopdrachten die (zouden) worden uitgevoerd door accountants, terwijl cliënten over deze gevolgen van het toepasselijke kwaliteitssysteem niet duidelijk worden geïnformeerd, waardoor de verwachting wordt gewekt dat de werkzaamheden door een accountant en met toepassing van de wet- en regelgeving voor accountants worden uitgevoerd. In onderhavig rapport wordt voor de gebruiker deze onjuiste verwachting nog eens versterkt doordat daarnaast bewoordingen worden gebruikt die specifiek voorkomen in door accountants opgestelde rapporten, zoals “een rapport van feitelijke bevindingen”, “specifiek overeengekomen werkzaamheden”, “oordeel” en de gebruikelijke “disclaimer”.
Naar het oordeel van de Accountantskamer had een maatregel genomen moeten worden met als strekking dat bij dergelijke opdrachten duidelijk wordt vermeld dat zij worden of zijn uitgevoerd door niet-accountants en zonder dat de voor accountants geldende wet- en regelgeving van toepassing is.De Accountantskamer is van oordeel dat dit een kenbare tekortkoming van het onderhavige kwaliteitssysteem betreft. Betrokkene had, als bestuurder en ook nog de direct verantwoordelijke voor de werking van dat systeem, na kennisneming daarvan moeten opvallen dat, zonder duidelijke in het kwaliteitssysteem op te nemen waarborgen, verwarring bij gebruikers het gevolg zou kunnen zijn. Omdat een dergelijke maatregel ontbreekt, kent het kwaliteitssysteem een (zonder meer kenbare) tekortkoming die strijdig is met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Deze tekortkoming moet betrokkene dan ook tuchtrechtelijk worden aangerekend.
Voorts is niet gebleken dat betrokkene, nadat hij daarop is aangesproken door klagers, tot stappen is gekomen om een maatregel te treffen om de door het rapport gewekte onvolledige indruk weg te nemen. Gezien de hiervoor gemelde omstandigheden is de Accountantskamer met klagers van oordeel dat er ook daadwerkelijk sprake was van in ieder geval materieel onvolledige informatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de VGBA. Betrokkene, had als de voor dit kwaliteitssysteem verantwoordelijke accountant een passende maatregel dienen te treffen, hetgeen hij, daartoe aangesproken, heeft nagelaten.
Maatregel: waarschuwing.
Uitspraak
ACCOUNTANTSKAMER
1. X1 B.V.,
2. STICHTINGX2,
3. X3,
4. X4,
K L A G E R S,
raadsman: mr. J. Hagers
t e g e n
Y,
registeraccountant,
kantoorhoudende te [plaats],
B E T R O K K E N E,
raadsvrouw: mr. T.L. Cieremans
1. Het verloop van de procedure
1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de aan partijen bekende stukken van het dossier in deze zaak, waaronder:
- het op 19 april 2018 ingekomen klaagschrift van 18 april 2018 met bijlagen;
- de op 24 april 2018 ingekomen brief van klagers van die datum;
- het op 1 mei 2018 ingekomen aanvullende klaagschrift van 30 april 2018;
- de op 5 juni 2018 ingekomen brief van klagers van 5 juni 2018;
- het op 11 juni 2018 ingekomen aanvullende klaagschrift van 8 juni 2018;
- het op 13 juli 2018 ingekomen verweerschrift van dezelfde datum;
- de op 17 oktober 2018 ontvangen bijlagen van betrokkene.
1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 29 oktober 2018 waar zijn verschenen: aan de zijde van klagers [X3] en [A] (namens klager 2.) samen met hun deskundige [B] MEWI FFE RFA, bijgestaan door mr. J. Hagers advocaat te Amsterdam en betrokkene, bijgestaan door mr. T.L. Cieremans, advocaat te Rotterdam.
1.3 Klagers en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.
2. De vaststaande feiten
Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.
2.1 Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven als registeraccountant in het register van (thans) de Nba. Hij is partner en sinds 2 mei 2017 bestuursvoorzitter van Ernst & Young Accountants LLP (hierna: EY Accountants). Hij is er in die functie voor verantwoordelijk dat binnen de organisatie een stelsel van kwaliteitsbeheersing geldt. Bij de AFM staat betrokkene geregistreerd als extern accountant in de groep ‘beleidsbepalers en medebeleidsbepalers’. Betrokkene is ook lid van de Raad van bestuur van Ernst & Young Nederland LLP (hierna: EY Nederland).
2.2 Binnen EY Accountants worden sinds de in werking treding van de Nadere voorschriften kwaliteitssystemen (de NVKS) op 1 januari 2018 in de service line (afdeling) assurance NVKS-opdrachten en controleopdrachten op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties (hierna: Wta) uitgevoerd, en in de service line (afdeling) advisory adviesopdrachten. Beide onderdelen hebben hun eigen stelsel van kwaliteitsbeheersing.
2.3 De Nederlandse Bank N.V. (hierna: DNB) heeft bij besluit van 27 januari 2017 klager 1. (hierna: [X1]) een boete opgelegd van € 4.977.500 in verband met niet-toegestane nevenactiviteiten door de aan haar gelieerde klaagster 2. (hierna: [X2]). De boetehoogte is gebaseerd op het door [X1] met de overtreding verkregen voordeel van ruim € 4,9 miljoen en een aanvullend punitief element van € 37.500.
2.4 [X1] heeft tegen dit besluit bij DNB bezwaar gemaakt omdat de hoogte van het door haar behaalde voordeel minder dan € 2 miljoen zou zijn. Haar standpunt in die procedure heeft ze onderbouwd met een door [C] (hierna: [C]) opgesteld rapport van 9 mei 2017.
2.5 In het kader van een bestaande raamovereenkomst met DNB voor opdrachten betreffende financiële-, expertise- en toezichtadviesdiensten heeft EY Accountants op 9 augustus 2017 een adviesopdracht (hierna: opdracht) aanvaard van DNB. Onder haar verantwoordelijkheid is in de service line advisory het rapport van [C] (met de onderliggende stukken) beoordeeld en een rapport daarover (hierna: Rapport) opgeleverd. Het Rapport is als bijlage gevoegd bij de aanbiedingsbrief daarvan van 24 januari 2018 aan DNB. Die brief is namens EY Accountants ondertekend door haar advisory partner drs. [D] (wiskundige/actuaris) en mr. [E] (pensioenadvocaat).
In die brief staat:
“In aansluiting op onze specifiek overeengekomen werkzaamheden aangaande het Boetebesluit [X1], zoals beschreven in de overeenkomst van opdracht tussen De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) en Ernst & Young Accountants LLP (hierna: EY of wij) getekend door DNB op 8 augustus 2017 en door EY op 9 augustus 2017 (hierna: de opdracht), hebben wij het genoegen u hierbij ons rapport van feitelijke bevindingen en, waar van toepassing, ons oordeel daarbij te presenteren.
Wij wijzen u erop dat indien wij aanvullende werkzaamheden zouden hebben verricht of een controleopdracht zouden hebben uitgevoerd, wellicht andere onderwerpen zouden zijn geconstateerd die voor rapportering in aanmerking zouden zijn gekomen.
Naast de toets op het door [C] berekende verkregen voordeel, hebben wij ook een alternatieve berekening gemaakt ten opzichte van de berekeningen in het [C] rapport zoals aangevoerd door [X1]. Deze berekening duiden wij aan met het EY scenario. Wij hebben dit scenario gebaseerd op ons eigen oordeel alsmede op de discussies die wij met u hebben gevoerd, waarin de overwegingen en argumentatie van de diverse scenario’s met u besproken zijn, hetgeen uiteindelijk geleid heeft tot de keuze om het scenario te presenteren zoals dat in het rapport is opgenomen. Wij achten dit scenario verdedigbaar, maar kunnen, zoals u zult begrijpen, niet de garantie afgeven dat de rechter volledig mee zal gaan in alle elementen van dit scenario.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zijn gaarne bereid de inhoud van deze rapportage verder toe te lichten. Voor vragen kunt u contact opnemen met ondergetekende of met (...) en/of [E] (...).
Met vriendelijke groet.
Ernst & Young Accountants LLP
(...) (...)
[D] [E]
Partner Advocaat [F]
Bijlage: rapport inzake de berekening van het verkregen voordeel in het kader van de aan [X1] opgelegde boete”
2.6 Het advies is door DNB betrokken bij haar besluitvorming op het door [X1] gemaakte bezwaar tegen het boetebesluit van DNB. In de beslissing op het bezwaar van 15 februari 2018 staat:
“DNB heeft het rapport van [C] en de onderliggende stukken, voor zover DNB daarover beschikt, laten beoordelen door Ernst en Young Accountants LLP (hierna EY). Op basis van de bevindingen van EY neemt DNB de conclusie van [C], dat het behaalde voordeel minder dan EUR 2 miljoen zou zijn, niet over”.
3. De klacht
3.1 Klagers verwijten betrokkene dat hij als eindverantwoordelijke voor het Rapport:
a. heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid omdat het rapport:
- niet is ondertekend,
- niet is gedateerd,
- de uitbrengende entiteit van Ernst en Young (hierna: EY) niet vermeldt en geen duiding geeft van de eindverantwoordelijke voor de werkzaamheden en inhoud van het rapport,
- de namen van betrokken medewerkers niet vermeldt,
- niet is afgesloten,
- uit 22 pagina’s bestaat terwijl is vermeld dat het uit 23 pagina’s bestaat;
- wet en regelgeving en normenkader niet vermeldt,
en omdat
- de aanbiedingsbrief waarin voorbehouden en relativeringen op het Rapport zijn opgenomen geen onlosmakelijk deel uitmaakt van het rapport,
- de bewoordingen de indruk geven dat het Rapport het werk is van een registeraccountant;
- het Rapport is opgesteld door een advocaat, terwijl de standaarden voor advocaten zich niet verhouden tot de fundamentele beginselen van een accountant;
- het Rapport is uitgebracht zonder dat de onderzoekers beschikten over de vereiste vakbekwaamheid op het terrein van wederrechtelijk verkregen voordeel en het optreden als deskundige in een juridische context;
b. heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit omdat:
- EY discussie heeft gevoerd met haar opdrachtgever en op grond daarvan voor één scenario heeft gekozen en mogelijke alternatieven niet heeft vermeld;
c. bij het opstellen van het rapport geen hoor en wederhoor heeft toegepast;
d. niet heeft onderkend dat het onderzoek een persoonsgericht karakter had;
e. heeft gehandeld in strijd met het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en/of professionaliteit omdat hij;
1. heeft nagelaten om in het kader van het kwaliteitssysteem van EY Accountants maatregelen te treffen om te voorkomen dat ten onrechte de indruk wordt gewekt dat een door service line advisory opgesteld rapport door of onder verantwoordelijkheid van een accountant wordt uitgebracht;
2. verantwoordelijk is voor de nalatigheid van de kwaliteitsbepaler om in het kwaliteitssysteem eisen op te nemen die ervoor zorgen dat een eindverantwoordelijke professional conform de NVKS aan tuchtrecht onderhevig is; en
3. heeft nagelaten stappen te ondernemen om een einde te maken aan de onvolledigheid en onjuistheid van het rapport en de daarin gewekte onjuiste indruk dat het is uitgebracht door een accountant.
3.2 Wat door/namens klagers bij de mondelinge behandeling als nieuwe standpunten naar voren is gebracht, is door de Accountantskamer niet opgevat als nieuwe klachtonderdelen (waarvan de inbreng op een dergelijk laat tijdstip overigens ook in strijd zou zijn met de beginselen van een behoorlijke procesorde) maar - voor zover het daartoe kan dienen - als een ondersteuning van de betwisting van het gestelde in de door/namens betrokkene gegeven weerspreking van de klacht.
4. De gronden van de beslissing
Over de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.
4.1 Op grond van artikel 31 Wta juncto artikel 33 Wet RA,en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab), is de extern (register)accountant bij het beroepsmatig handelen respectievelijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wta en Wet RA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.
4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, omdat dit plaatshad ná 4 januari 2014, onder meer worden getoetst aan de sindsdien geldende Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en in dit geval ook aan de sinds 1 januari 2018 in werking getreden Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen.
4.3 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als deze in beginsel aan klagers is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.4 De klachtonderdelen a. tot en met d. hebben, zakelijk samengevat, betrekking op de uitvoering van de opdracht en het uitgebrachte advies. Klagers houden betrokkene voor de gestelde tekortkomingen steeds verantwoordelijk omdat het rapport onder zijn (eind)verantwoordelijkheid is uitgebracht. Klagers hebben niet gesteld dat de verwijten betrokkene treffen als (mede)opsteller van het Rapport noch is de Accountantskamer gebleken dat betrokkene bij het opstellen van het Rapport direct betrokken is geweest of, mede gelet op het bepaalde in artikel 14 VGBA, voor de inhoud daarvan vaktechnisch verantwoordelijk was. Omdat een accountant volgens jurisprudentie van het CBb als bestuurder niet tuchtrechtelijk aan te spreken is voor handelen of nalaten van een derde die namens het kantoor zelfstandig werkzaamheden verrichtte als was het diens eigen handelen of nalaten, kan betrokkene voor de gemaakte verwijten niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden worden[1]. Klachtonderdelen a. tot en met d. zijn reeds daarom ongegrond.
4.5 In klachtonderdeel e. houden klagers betrokkene op het niveau van het kwaliteitssysteem van EY Accountants verantwoordelijk voor de wijze waarop de opdracht is uitgevoerd. In dat kader hebben klagers betrokkene, zakelijk weergegeven, verweten dat het kwaliteitssysteem van EY Accountants niet voldoet omdat maatregelen ontbreken die er voor zorgen dat geen twijfel kon bestaan over de hoedanigheid van partner [D], over de aard van de opdracht en over voor de uitvoering van de opdracht geldende regelgeving. Daardoor is volgens hen een rapport opgesteld dat afkomstig lijkt te zijn van een accountant en dat op onderdelen strijdig is met voor accountants geldende regelgeving. Verder kan betrokkene volgens hen verweten worden dat de (voor het kwaliteitssysteem verantwoordelijke) kwaliteitsbepaler er niet voor heeft gezorgd dat in het kwaliteitssysteem is bepaald dat een eindverantwoordlijke professional voor de opdracht, lid is van een beroepsgroep die aan tuchtrecht onderworpen is.
Ten slotte heeft betrokkene volgens klagers verzuimd om een einde te maken aan de in het Rapport gewekte onjuiste indruk dat het afkomstig is van een accountant.
4.6 Betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij er als de eindverantwoordelijke bestuurder voor moet zorgen dat de organisatie een deugdelijk kwaliteitssysteem heeft en houdt. Aan die inspanningsverplichting heeft hij volgens hem voldaan. Er zijn algemene richtlijnen en maatregelen en voor de verschillende soorten opdrachten gelden verschillende soorten kwaliteitsvoorschriften. Zo worden in de service line assurance de NVKS-opdrachten uitgevoerd. Overige opdrachten worden uitgevoerd in de service line advisory. Voor de advisory-opdrachten is het stelsel van kwaliteitsbeheersing vastgelegd in de Advisory Service Quality Policy Guidance. Ook is het volgens betrokkene niet zo dat bezwaren tegen de uitkomst van een individuele opdracht automatisch tot de conclusie moeten leiden dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing niet deugt, zelfs niet indien die bezwaren terecht mochten blijken. Klagers hebben volgens hem ook niet gesteld dat de beweerdelijke gebreken in het stelsel symptomatisch zijn. Verder heeft hij naar voren gebracht dat onjuist is de kennelijke stelling van klagers dat alle opdrachten uitgevoerd door een accountantskantoor NVKS-opdrachten zijn. Ten slotte stelt betrokkene dat de onderhavige opdracht niet onder het regime van de NVKS valt.
4.7 Op grond van de op 1 januari 2018 in werking getreden Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen[2] beoordeelt het bestuur van de Nba de beroepsuitoefening van een accountant. Daartoe toetst zij eenmaal in de zes jaar of het kwaliteitssysteem van een accountantseenheid in opzet en werking voldoet aan de verordeningen en nadere voorschriften die krachtens artikel 19 Wab zijn vastgesteld.
Gelet op deze bepaling kan naar het oordeel van de Accountantskamer van een accountantseenheid worden verlangd dat zij steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing. Deze norm is voor NVKS-opdrachten (expliciet) in artikel 4 NVKS opgenomen[3]. Die voorschriften geven uitwerking aan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en stellen minimumeisen aan het kwaliteitssysteem voor deze opdrachten. Voor de inrichting van dat systeem is de kwaliteitsbepaler van de accountantseenheid verantwoordelijk.
Voor het inrichten van een kwaliteitssysteem voor andere dan in de NVKS bedoelde opdrachten geldt (met uitzondering van wettelijke controleopdrachten) geen specifieke nadere regeling. De voor die opdrachten verantwoordelijke accountant dient daarbij uiteraard wel de fundamentele beginselen uit de VGBA in acht te nemen.
4.8 Artikel 1 NVKS definieert een NVKS-opdracht als een assurance- of aan assurance verwante opdracht uitgevoerd door een eindverantwoordelijke accountant onder toepassing van de Nadere voorschriften controle en overige standaarden (NV COS) en gelijkwaardige opdrachten uitgevoerd door een eindverantwoordelijke professional onder toepassing van andere regelgeving dan de NV COS. Naar het oordeel van de Accountantskamer is de door [D] uitgevoerde opdracht geen dergelijk gelijkwaardige opdracht omdat deze, als die uitgevoerd zou zijn door een accountant, zou kwalificeren als een overige opdracht.
Het rapport betreft een neerslag van berekeningen op verzoek van en ten behoeve van een autoriteit die een beslissing moet nemen op grondslag van financiële gegevens. Het voldoet niet aan de beschrijving van een assuranceopdracht in het Stramien voor assuranceopdrachten omdat het geen conclusie tot uitdrukking brengt om de mate van vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van een onderzoeksobject ten opzichte van criteria te versterken. Het betreft (enkel) door het gebruik in haar aanbiedingsbrief van de woorden ‘onze specifiek overeengekomen werkzaamheden’ geen aan assurance verwante opdracht omdat een dergelijke opdracht is beperkt tot het beschrijven van feitelijke bevindingen en daarbij niet hoort dat conclusies worden getrokken zoals in het rapport wel is gedaan ten aanzien van de bepaling van de hoogte van de schade.
Voor de inrichting van het kwaliteitssysteem ter uitvoering van de onderhavige opdracht geldt derhalve niet de NVKS en is de kwaliteitsbepaler van EY Accountants niet verantwoordelijk.
4.9 Hieruit volgt dat klachtonderdeel e. onder 2. reeds ongegrond is omdat op de onderhavige opdracht de NVKS niet van toepassing zijn en het kwaliteitssysteem niet aan de door klagers op grondslag daarvan veronderstelde eis(en) hoeft te voldoen.
4.10.1 Voor de beoordeling van klachtonderdeel e. onder 1. is bepalend of betrokkene tuchtrechtelijk aan te spreken is op het kwaliteitssyteem voor andere dan NVKS-opdrachten en zo ja of het kwaliteitssysteem voldoet aan het bepaalde krachtens de Wab.
4.10.2 Betrokkene heeft in zijn verweerschrift en ter zitting naar voren gebracht binnen de organisatie van EY Accountants de verantwoordelijke accountant te zijn voor de opzet en werking van het kwaliteitssysteem geldend voor andere dan NVKS-opdrachten. Indien en voor zover dat systeem niet aan daaraan te stellen eisen voldoet, te beoordelen op grondslag van de fundamentele beginselen, kan betrokkene daarvoor dan ook tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden.
4.11 De opdracht is volgens betrokkene uitgevoerd conform het kwaliteitssysteem van de service line advisory. Ter toelichting daarop heeft betrokkene vijf van de maatregelen gericht op de beheersing van de kwaliteit van deze opdracht uiteengezet en aan de hand van een formulier laten zien hoe het kwaliteitssysteem bij het inrichten en uitvoeren van een individuele opdracht werkt.
4.12.1 Ter zitting is desgevraagd gebleken dat in dat kwaliteitssysteem geen waarborg is getroffen om er voor te zorgen dat met betrekking tot de uitvoering en schriftelijke neerslag van werkzaamheden van een professional die geen accountant is, expliciet duidelijk wordt gemaakt dat de opdracht door een niet-accountant is uitgevoerd en dat eisen die aan een accountant kunnen worden gesteld daarom niet gelden. Zo is het Rapport uitgebracht op papier met vermelding ‘EY’ in het logo, is de begeleidende brief afkomstig van EY Accountants en is de ondertekening gedaan namens EY Accountants.
4.12.2 Volgens betrokkene blijkt uit de omstandigheden dat de opdracht niet is uitgevoerd door een accountant omdat de opstellers van het Rapport zich niet presenteren als accountants, wordt in het Rapport niet gerefereerd aan accountantsregels, wordt de opdracht bestempeld als adviesopdracht en wordt ook vermeld dat geen controle- werkzaamheden zijn uitgevoerd. Ook is een aanwijzing dat de opdracht is uitgevoerd door niet-accountants dat de door DNB gestelde vragen geen vragen des accountants waren. Dit systeem heeft volgens betrokkene zeker in de afgelopen 10 jaar niet tot verwarring geleid.
4.13 Deze werkwijze brengt naar het oordeel van de Accountantskamer met zich dat voor de adviesopdrachten die namens EY Accountants door niet-accountants worden uitgevoerd symptomatisch niet dezelfde borging van de kwaliteit geldt als voor adviesopdrachten die (zouden) worden uitgevoerd door accountants, terwijl cliënten over deze gevolgen van het toepasselijke kwaliteitssysteem niet duidelijk worden geïnformeerd, waardoor de verwachting wordt gewekt dat de werkzaamheden door een accountant en met toepassing van de wet- en regelgeving voor accountants worden uitgevoerd. In onderhavig rapport wordt voor de gebruiker deze onjuiste verwachting nog eens versterkt doordat daarnaast bewoordingen worden gebruikt die specifiek voorkomen in door accountants opgestelde rapporten, zoals “een rapport van feitelijke bevindingen”, “specifiek overeengekomen werkzaamheden”, “oordeel” en de gebruikelijke “disclaimer”.
4.14. Naar het oordeel van de Accountantskamer had een maatregel genomen moeten worden met als strekking dat bij dergelijke opdrachten duidelijk wordt vermeld dat zij worden of zijn uitgevoerd door niet-accountants en zonder dat de voor accountants geldende wet- en regelgeving van toepassing is.
Zoals betrokkene heeft betoogd, is het toegestaan en niet ongebruikelijk om verschillende werkzaamheden en opdrachten in één rechtspersoon onder te brengen en ook om binnen één organisatie beroepsbeoefenaren die wel accountant zijn en die geen accountant zijn, werkzaamheden te laten verrichten. Maar dat staat aan de noodzaak van het treffen van een informatieve maatregel die geldt voor opdrachten die door een niet-accountant zonder toepassing van voor accountants geldende wet- en regelgeving, maar die wel worden uitgevoerd in naam van de accountanseenheid, niet in de weg. Integendeel, juist wanneer in één organisatie naast accountants ook andere beroepsbeoefenaren werken, is het van belang dat duidelijk wordt gemaakt welke werkzaamheden door en/of onder verantwoordelijkheid van een accountant zijn verricht en welke niet.
De Accountantskamer is van oordeel dat dit een kenbare tekortkoming van het onderhavige kwaliteitssysteem betreft. Betrokkene had, als bestuurder en ook nog de direct verantwoordelijke voor de werking van dat systeem, na kennisneming daarvan moeten opvallen dat, zonder duidelijke in het kwaliteitssysteem op te nemen waarborgen, verwarring bij gebruikers het gevolg zou kunnen zijn.
Omdat een dergelijke maatregel ontbreekt, kent het kwaliteitssysteem een (zonder meer kenbare) tekortkoming die strijdig is met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Deze tekortkoming moet betrokkene dan ook tuchtrechtelijk worden aangerekend. Klachtonderdeel e. onder 1. is daarom gegrond.
4.15 Voor de beoordeling van klachtonderdeel e. onder 3. geldt als uitgangspunt dat een accountant die in verband wordt gebracht met informatie die materieel onjuist, onvolledig of misleidend is daartegen op grond van artikel 9 VGBA dient op te treden. Bezien tegen die achtergrond geldt naar het oordeel van de Accountantskamer ook voor een accountantseenheid, en de daarbinnen ter zake verantwoordelijke personen, dat zij ervoor zorg draagt dat maatregelen getroffen worden, indien haar betrokkenheid bij informatie materieel onjuist of misleidend is.
Niet gebleken is dat betrokkene, nadat hij daarop is aangesproken door klagers, tot stappen is gekomen om een maatregel te treffen om de door het rapport gewekte onjuiste, onvolledige of misleidende indruk weg te nemen. Gezien de hiervoor onder rechtsoverweging 4.12.1 gemelde omstandigheden en haar overwegingen onder rechtsoverwegingen 4.13 en 4.14, is de Accountantskamer met klagers van oordeel dat er ook daadwerkelijk sprake was van in ieder geval materieel onvolledige informatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de VGBA. Betrokkene, had als de voor dit kwaliteitssysteem verantwoordelijke accountant een passende maatregel dienen te treffen, hetgeen hij, daartoe aangesproken, heeft nagelaten.
Ook dit klachtonderdeel is daarom gegrond.
4.16.1 Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond moet worden verklaard, kan de Accountantskamer een tuchtrechtelijke maatregel opleggen. Bij de beslissing daarover houdt zij rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. Omdat betrokkene verantwoordelijk moet worden gehouden voor de opzet en werking van dat syteem sedert 2 mei 2017 en naar aanleiding van onderhavige kwestie, daartoe door klagers aangesproken, geen maatregel (c.q. waarborg) in dit individuele geval heeft getroffen om de klaarblijkelijke, materiële onvolledigheden op te heffen, is de Accountantskamer van oordeel dat aan betrokkene een maatregel dient te worden opgelegd. Daarbij houdt de Accountantskamer er rekening mee dat betrokkene relatief bezien pas een korte periode de verantwoordelijkheid droeg voor onderhavig kwaliteitssysteem en dat niet is gebleken dat in die periode daaraan voorafgaand zich klachten over mogelijke materiële onvolledigheden hebben voorgedaan.
De Accountantskamer acht alle omstandigheden van het geval afwegende dat kan worden volstaan met de maatregel van waarschuwing.
4.16.2 Overigens merkt de Accountantskamer op dat tijdens de behandeling van onderhavige klacht niet is gebleken dat EY, en namens EY betrokkene, maatregelen noodzakelijk heeft geacht om voormeld gebrek in het kwaliteitssysteem alsnog te helen.
4.17 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.
5. Beslissing
De Accountantskamer:
· verklaart de klachtonderdelen a. tot en met d. en e. onder 2. ongegrond;
· verklaart klachtonderdeel e. onder 1. en 3. gegrond;
· legt ter zake aan betrokkene op de maatregel van waarschuwing;
· verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
· verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klagers betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klagers vergoedt.
Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. H. de Hek (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en D.J. ter Harmsel AA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2019
_________ __________
secretaris voorzitter
Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________
Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.
[1] zie onder meer de uitspraak van het CBb van 22 april 2014; ECLI:NL:CBB:2014:158 en van 10 februari 2015; ECLI:NL:CBB:2015:304[2] Stcrt 2017, nr. 40917[3] Deze systematiek bestond ook op grond van de ingetrokken Verordening op de kwaliteitsbeoordelingen (Stcrt 2013 nr. 23899 en de wijziging daarvan: Stcrt 2015 nr. 31686) en de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van assurance-opdrachten (Stcrt 2009 nr. 20195) en de nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten (Stcrt 2009 nr. 20327) . Zie onder meer de uitspraak van de Accountantskamer van 18 november 2016, ECLI:NL:TACAKN:2016:109 en van 9 juni 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:37.