ECLI:NL:TADRARL:2018:206 Raad van Discipline 27-08-2018 17-853
ECLI:NL:TADRARL:2018:206 Raad van Discipline 27-08-2018 17-853
Gegevens
- Instantie
- Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 augustus 2018
- Datum publicatie
- 10 september 2018
- ECLI
- ECLI:NL:TADRARL:2018:206
- Zaaknummer
- 17-853
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak. Bij vonnis van de rechtbank is klager veroordeeld wegens een poging tot moord. Hij is ontoerekeningsvatbaar verklaard en er is TBS gelast met dwangverpleging. Verweerder heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Verweerder heeft dit hoger beroep ingetrokken. Klager stelt dat verweerder zonder opdracht van klager het hoger beroep heeft ingetrokken. Verweerder kan niet aan tonen dat hij voor het intrekken van het hoger beroep uitdrukkelijk opdracht van klager heeft gekregen. Bovendien verwijt klager verweerder dat hij geen bewijsverweer heeft gevoerd tegen de ten laste gelegde poging tot moord, omdat er in feite sprake was van doodslag. Het verweer van verweerder dat een dergelijk verweer kansloos was heeft hij niet onderbouwd. De raad beoordeelt de klachten als gegrond en legt verweerder een berisping op.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 27 augustus 2018
in de zaak 17-853
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 20 juni 2017 heeft mr. J.C. de Goeij, gemachtigde, namens klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 4 oktober 2017 met kenmerk 2017 KNN107, door de raad ontvangen op 5 oktober 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 februari 2018 in aanwezigheid van klagers gemachtigde en verweerder. Van die behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Na afloop van de zitting heeft de raad aanleiding gevonden om verweerder in de gelegenheid te stellen bepaalde aspecten nog nader toe te lichten Er is daartoe een nieuwe datum voor een voortgezette mondelinge behandeling bepaald op 15 juni 2018. Ook van die behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
- het proces-verbaal van de zitting van 16 februari 2018.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak. Bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 1 juli 2016 is klager veroordeeld wegens een poging tot moord. Hij is ontoerekeningsvatbaar verklaard en er is TBS gelast met dwangverpleging.
2.3 Op 11 juli 2016 heeft verweerder tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.4 Op 18 juli 2016 heeft verweerder dit hoger beroep ingetrokken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder ten onrechte bij de behandeling van de strafzaak geen bewijsverweer heeft gevoerd. Er was geen sprake van poging tot moord maar van poging tot doodslag. De reeds ingeschakelde deskundigen zijn ten onrechte niet door verweerder voor de zitting opgeroepen om verweerders pleidooi om zijn cliënt op grond van artikel 37 Sr klinisch te behandelen in een forensisch psychiatrische kliniek, te ondersteunen;
b) verweerder zonder opdracht van klager het hoger beroep heeft ingetrokken.
4 VERWEER
Het verweer wordt opgenomen onder de beoordeling voor zover relevant voor de beoordeling.
5 BEOORDELING
Deze klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De raad zal het bezwaar aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Verweerder heeft betoogd dat het voeren van bewijsverweer tegen de ten laste gelegde poging tot moord kansloos was en het daarom niet door hem gevoerd is. Ondanks de gemotiveerde betwisting van dit standpunt door klagers gemachtigde heeft verweerder niet nader onderbouwd waarom dit verweer kansloos was. Uit het strafvonnis blijkt dat verweerder een dergelijk standpunt ook niet ter zitting op welke wijze dan ook heeft aangevoerd. Gelet op het grote belang van de cliënt van verweerder bij een juiste kwalificatie door de rechtbank van het door hem gepleegde strafbare feit, diende verweerder ter zake doende argumenten te hebben om niet de strafrechtelijk lichtere variant poging tot doodslag te bepleiten, een variant waarvan verweerder ter zitting van de raad niet heeft weten duidelijk te maken waarom deze bij voorbaat kansloos was. De raad beoordeelt dit onderdeel van de klacht daarom gegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.2 Klager ontkent dat hij verweerder opdracht heeft gegeven om het ingestelde hoger beroep in te trekken. Verweerder bevestigt dat hij geen schriftelijke bevestiging aan klager heeft gezonden van de opdracht tot intrekking van het hoger beroep, laat staan dat hij klager heeft laten tekenen voor een dergelijke opdracht. Verweerder motiveert deze handelwijze met de stelling dat klager nooit iets wilde ondertekenen. De raad kan deze handelwijze niet billijken. Van een zo belangrijke beslissing als het intrekken van een hoger beroep dient de advocaat te allen tijde in lijn met Gedragsregel 8 schriftelijke vastlegging op welke wijze dan ook te bewerkstelligen, zeker nu verweerder op grond van de rapporten en gelet op de veroordeling tot de TBS-maatregel op de hoogte was met een psychisch disfunctioneren van zijn cliënt .Ter zitting heeft verweerder aangegeven hoe moeizaam de communicatie met zijn cliënt verliep. De belangen van de cliënt zijn te groot om onder deze omstandigheden uit te gaan van het feit dat de cliënt zich de consequenties van het intrekken van het hoger beroep voldoende gerealiseerd had. Omdat verweerder een zorgvuldige handelwijze op dit punt heeft nagelaten acht de raad ook dit klachtonderdeel gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Hoewel aan verweerder niet eerder een disciplinaire maatregel is opgelegd, acht de raad in dit geval een berisping op zijn plaats, gelet op de aard en ernst van de nalatigheden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht geheel gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,00 in verband met de forfaitaire reiskosten van klagers gemachtigde,
b) € 1000,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.
7.3 Verweerder dient het bedrag van € 50,00 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klagers gemachtigde. Klagers gemachtigde geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.
7.4 Verweerder dient het bedrag van € 1000,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 17-853.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.4.
Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. N.H.M. Poort en H.Q.N. Renon, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2018.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 27 augustus 2018