ECLI:NL:TADRSGR:2022:131 Raad van Discipline 01-08-2022 22-079/DH/RO
ECLI:NL:TADRSGR:2022:131 Raad van Discipline 01-08-2022 22-079/DH/RO
Gegevens
- Instantie
- Raad van Discipline 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 1 augustus 2022
- Datum publicatie
- 31 augustus 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:TADRSGR:2022:131
- Zaaknummer
- 22-079/DH/RO
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Verweerster heeft herhaalde verzoeken van de advocaat van klager om geïnformeerd te worden over de status van de aangekondigde aangifte tegen klager genegeerd. Onbehoorlijk dat zij niet heeft gereageerd. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 augustus 2022 in de zaak 22-079/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster gemachtigde: mr. A.J. Oskam1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 30 augustus 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 24 januari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2022/08 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 20 juni 2022. Daarbij waren verweerster en de gemachtigde van verweerster aanwezig. Klager is, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (klachtdossier) en 6 tot en met 11 (overige correspondentie).
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Klager heeft als juridisch adviseur een partij (de verkoper van een appartement) bijgestaan in een geschil over de datum van ontruiming van de woning. 2.3 Op enig moment heeft verweerster zich namens de andere partij (de koper van het appartement) in het geschil gemengd. 2.4 Op 21 april 2021 heeft zij een e-mail aan klager gestuurd, waarin zij schrijft: “Betreft: Aangifte strafrechtelijk handelen kwestie [koper] Dossier: (…) Geachte [klager], Tot mij wendde zich [koper] (hierna te noemen 'cliënt') zulks met het verzoek hem in bovengenoemde kwestie bij te staan. Cliënt stelde mij ter hand de tussen -de belangenbehartigers van- (civielrechtelijk) partijen gewisselde emailcorrespondentie, waaronder uw e-mails d.d. 22 februari jl., 19 maart jl. en 15 april jl.. Met deze e-mails heeft het geschil tussen partijen een strafrechtelijke dimensie gekregen, reden waarom ik u ter zake -als strafrechtadvocaat van cliënt- als volgt aanschrijf. Met de e-mail d.d. 22 februari jl. wordt cliënt door u, daarbij handelend als belangenbehartiger c.q. vertegenwoordiger van uw cliënten de heer (…) en mevrouw (…), medegedeeld dat indien client 'het geschil' aan de rechter zal voorleggen, tegen hem een tuchtklacht zal worden ingediend door uw cliënten. Kortom, er wordt gedreigd met smaad/smaadschrift. Hiermee maken uw cliënten zich schuldig aan een variant van afdreiging in de zin van artikel 318 van het Wetboek van Strafrecht. Met deze mededeling beogen uw cliënten immers met het oogmerk om zich wederrechtelijk ter bevoordelen cliënt ervan te weerhouden zijn rechten veilig te stellen, met financieel nadeel voor cliënt tot gevolg, onder dreiging van naar buiten treden met smaad dan wel smaadschrift. De afdreiging komt tevens terug in uw e-mail d.d. 19 maart jl., waardoor de mededelingen zoals vervat in de e-mail d.d. 22 februari jl. kracht worden bijgezet. In het kader van de omschreven afdreiging kunt u in strafrechtelijke zin als medepleger dan wel als medeplichtige worden gekwalificeerd. Immers, uw betrokkenheid in deze beperkt zich niet tot die van een 'reguliere' belangenbehartiger, maar tracht u voor uzelf en/of voor uw cliënten wederrechtelijk voordeel te verkrijgen onder dreiging van het naar buiten toe treden met bepaalde zaken waaronder het indienen van een tuchtrechtelijke klacht. Hiermee handelt u nauw en bewust samen met uw cliënten en levert u een intellectuele en/of materiële bijdrage aan de afdreiging. Op zijn minst maakt u zich schuldig aan medeplichtigheid door de afdreiging juridisch gezien te bevorderen en/of te vergemakkelijken. Juridisch gezien zou het ook nog zo kunnen zijn dat u zich (tevens) schuldig maakt als medeplichtige aan medeplegen van afdreiging. Door verzending van de desbetreffende e-mails vervult u een essentiële rol ten aanzien van de (bestanddelen van de) afdreiging, waarmee u kan worden gekwalificeerd als medepleger. In uw email d.d. 15 april jl. stelt u dat cliënt 'aantijgingen en dreigementen' zou uiten aan het adres van uw cliënten. Cliënt uit geen dreigementen en ontkent deze aantijgingen met klem. Cliënt komt slechts op voor zijn gerechtvaardigde belangen. Met uw beschuldigingen richting cliënt is voor hem de maat vol. Cliënt neemt deze kwestie zeer hoog op en heeft mij geïnstrueerd om op de kortst mogelijke termijn tegen u en uw cliënten aangifte in te dienen bij zowel de politie als de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te Den Haag. Ik zal verzoeken om een onderzoek naar de handelswijze van u en uw cliënten in te stellen en een vervolging te entameren. Afdreiging is een klachtdelict waardoor een aangifte benodigd is voor succesvolle vervolging. Ter voorkoming van misverstanden merk ik op dat mr. H. de belangenbehartiger van cliënt is in de civielrechtelijke aspecten van het geschil en ondergetekende de belangen behartigt in de strafzaak/-zaken. Met vriendelijke groet, [verweerster]” 2.5 Klager heeft diezelfde avond aan verweerster laten weten dat hij zich zal laten bijstaan door een advocaat en daarbij aangekondigd dat hij op persoonlijke grond een tuchtklacht zal gaan indienen tegen zowel verweerster als tegen haar cliënt. 2.6 Vervolgens heeft klager bijstand van een advocaat gezocht om bij verweerster navraag te doen naar de stand van zaken omtrent de in haar e-mail van 21 april 2021 aangekondigde aangifte. 2.7 De advocaat van klager heeft zich in zijn e-mail aan verweerster van 23 april 2021 geïntroduceerd. 2.8 Bij e-mail van 21 mei 2021 heeft de advocaat van klager verweerster verzocht de stand van zaken ter zake van de door haar aangekondigde strafklacht mede te delen. 2.9 Daarop is geen reactie van verweerster gekomen. 2.10 Op 12 augustus 2021 heeft de advocaat van klager verweerster opnieuw verzocht per ommegaande te reageren op zijn verzoek van 21 mei 2021. 2.11 Ook op dat verzoek is geen reactie van verweerster gekomen.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. 3.2 Verweerster weigert te reageren op de verzoeken die de advocaat van klager tot haar heeft gericht, betreffende de status van de aangifte die zij namens haar cliënt had aangekondigd. 3.3 De stellingen die klager ter onderbouwing van de klacht naar voren heeft gebracht worden hierna, voor zover van belang, besproken.
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING 5.1 De raad stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het hof komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van haar cliënt te behartigen op de wijze als haar in overleg met haar cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan zij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. 5.2 Klager verwijt het verweerster dat zij hem in het ongewisse heeft gelaten over de stand van zaken omtrent de aangifte door niet in te gaan op de herhaalde, daartoe strekkende, verzoeken van de advocaat van klager. Volgens klager heeft verweerster dat bewust gedaan. De dreigende aangifte is klager niet in de koude kleren gaan zitten, hetgeen verweerster zich had moeten realiseren. 5.3 Verweerster erkent dat zij geen gehoor heeft gegeven aan de verzoeken van de advocaat van klager. Verweerster stelt echter dat zij daartoe ook niet gehouden was. Verweerster treft dan ook geen enkel verwijt. Verweerster merkt daarbij nog op dat de advocaat van klager zich voor verdere informatie over de aangifte had kunnen wenden tot de politie. 5.4 De raad overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de advocaat van klager verweerster driemaal heeft aangeschreven over de door haar namens haar cliënt gedane aankondiging om strafrechtelijk aangifte te doen tegen klager. De raad leidt uit de overlegde correspondentie af dat de advocaat van klager verweerster tot tweemaal toe uitdrukkelijk heeft verzocht om nadere informatie over de status van de aangifte te verstrekken. Verweerster heeft op geen van die verzoeken gereageerd. De raad acht dat onbehoorlijk en maakt verweerster daarvan een tuchtrechtelijk verwijt. Verweerster had op zijn minst aan de advocaat van klager kunnen mededelen dat het haar – zoals zij ter zitting heeft verklaard - niet vrijstond over de status van de aangifte nadere mededelingen te doen. Dat (de advocaat van) klager bij de politie navraag had kunnen naar de status van de aangifte, doet aan de verantwoordelijkheid van verweerster om behoorlijk op de vragen naar de stand van zaken te reageren niet af. De raad heeft bij zijn oordeel zijdelings nog meegewogen dat de aankondiging van het doen van aangifte begrijpelijk tot spanningen bij klager heeft geleid en dat hij terecht antwoord wilde hebben op zijn vragen over de stand van zaken met betrekking tot de aangifte. 5.5 De raad acht de klacht dan ook gegrond.
6 MAATREGEL 6.1 Verweerster heeft in strijd met de norm van artikel 46 Advocatenwet gehandeld. Verweerster heeft herhaalde verzoeken van de advocaat van klager om geïnformeerd te worden over de status van de aangekondigde strafrechtelijke aangifte tegen klager genegeerd; zij heeft op die verzoeken überhaupt niet gereageerd. De raad acht dat onbehoorlijk en maakt verweerster daarvan een tuchtrechtelijk verwijt. De raad acht de maatregel van een waarschuwing passend en geboden, waarbij is meegewogen dat geen eerdere maatregelen aan verweerster zijn opgelegd. 7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 7.2 De raad zal een veroordeling van verweerster in de proceskosten achterwege laten. De raad overweegt daartoe dat de raad eveneens op heden uitspraak heeft gedaan in een andere klacht van klager tegen verweerster, die nauw verband houd met onderhavige kwestie. De raad heeft verweerster in die zaak reeds in proceskosten veroordeeld. Gezien de samenloop in beide zaken, acht de raad het niet redelijk om verweerster opnieuw in de proceskosten te veroordelen.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht gegrond; - legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op; - veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma, P.O.M. van Boven-de Groot, M. Laning en M.G. van den Boogerd, leden, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 augustus 2022.