Home

ECLI:NL:TGDKG:2022:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders 17-01-2022 C/13/692126 / DW RK 20/539

ECLI:NL:TGDKG:2022:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders 17-01-2022 C/13/692126 / DW RK 20/539

Gegevens

Instantie
kamer voor gerechtsdeurwaarders
Datum uitspraak
17 januari 2022
Datum publicatie
21 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:TGDKG:2022:6
Zaaknummer
C/13/692126 / DW RK 20/539

Inhoudsindicatie

Klager heeft, nog voordat het vonnis werd gewezen, de hoofdsom voldaan. De gerechtsdeurwaarder had dit bij bestudering van het vonnis kunnen en moeten vaststellen. De gerechtsdeurwaarder heeft veel te laat de gevolgtrekking gemaakt dat de hoofdsom al was voldaan. Vastgesteld moet ook worden dat erg onduidelijk is hoe de kosten zijn opgebouwd. In elke specificatie worden verschillende kosten en bedragen genoemd. Evenmin is duidelijk waar de ‘overige kosten’ betrekking op hebben en waarom er incassokosten worden opgevoerd, die in een latere specificatie weer zijn verdwenen. Klager heeft zeer langdurig in onzekerheid verkeerd over de hoogte van de beslagvrije voet, zonder te worden geïnformeerd over de gang van zaken in een situatie dat klager duidelijk financieel nadeel leed. Pas na indiening van de tuchtklacht heeft de gerechtsdeurwaarder goed uitgezocht welke bedragen door de andere gerechtsdeurwaarder werden geind en wat voor gevolgen dat had voor de vaststelling van de BVV. Maatregel opgelegd, te weten twee weken schorsing.

*****UITSPRAAK IN HOGER BEROEP: 27 december 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3620,

Het hof:

- vernietigt de bestreden beslissing, met uitzondering van de kostenveroordeling;

en, in zoverre opnieuw beslissende:

- verklaart klachtonderdeel a. ongegrond;

- verklaart klachtonderdelen b. en c. gegrond;

- legt aan de toegevoegd gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

dictum hof *****

Uitspraak

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 januari 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/692126 / DW RK 20/539 LvB/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 29 oktober 2020, aangevuld op 4 januari 2021, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 december 2020 en aangevuld op 15 januari 2021, heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 november 2021 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 17 januari 2022.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- op 1 augustus 2019 is klager veroordeeld tot betaling van een achterstallige huursom;

- op 1 oktober 2020 is beslag gelegd op de AOW-uitkering van klager;

- op 7 oktober 2020 en 19 oktober 2020 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet;

- op 27 oktober 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder hierop gereageerd en gesteld dat de vastgestelde beslagvrije voet juist is;

- op 16 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder klager bericht dat de beslagvrije voet opnieuw is berekend;

- op 17 december 2020 is aan klager meegedeeld dat de betaling van 1 juli 2019 zal worden toegerekend aan de huur voor de maand juni 2019.

2. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. De gerechtsdeurwaarder houdt geen rekening met het vonnis waarin is bepaald dat indien de maand juni 2019 is betaald dit op de vordering in mindering wordt gebracht. Klager heeft betaald maar daar wordt geen rekening mee gehouden door de gerechtsdeurwaarder.

b. In het vonnis zijn de proceskosten bepaald op totaal € 697,07. In de brief van [..] van 6 augustus 2020 bedragen de kosten echter € 1.445,70 en in de brief van 27 oktober 2020 wordt een nog hoger bedrag van € 1.642,26 vermeld. Op 4 januari 2021 heeft klager meegedeeld dat hij al € 1.130,78 aan kosten heeft voldaan aan de gerechtsdeurwaarder.

c. De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet niet juist berekend. Het bedrag dat klager aan pensioen ontvangt naast zijn AOW wordt afgedragen aan een andere gerechtsdeurwaarder [..]. Ondanks dat klager bewijzen aanlevert, blijft de gerechtsdeurwaarder bij zijn eigen standpunt dat klager naast zijn AOW-uitkering beschikt over zijn pensioen. Op 16 december 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 980,19.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweerschrift is bovengenoemde gerechtsdeurwaarder aangewezen als beklaagde, omdat hij het beslag heeft gelegd. Ter zitting heeft de gemachtigde uitdrukkelijk verklaard dat de gebeurtenissen waarover wordt geklaagd tot de verantwoordelijkheid van deze gerechtsdeurwaarder behoort. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Waar de term gerechtsdeurwaarder is gebruikt, wordt daaronder mede verstaan de medewerker(s) waarvoor hij verantwoordelijk is. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a. het volgende. Klager is gedagvaard vanwege het feit dat hij aan het einde van de huurperiode de huur overmaakt, in plaats van voorafgaand aan de periode zoals in de huurovereenkomst overeengekomen, waardoor hij steeds een maand huur achterloopt. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder toegewezen en onder meer (specifiek) bepaald dat indien [..] de huur over juni 2019 heeft ontvangen dit bedrag in mindering moet worden gebracht op het toegewezen bedrag.

Klager heeft op 28 juni 2019 de huur voor de maand juni 2019 overgemaakt. Dit bedrag is op 1 juli 2019 ontvangen door de verhuurder. Dat de betaling aan juni 2019 moet worden toegerekend blijkt onder meer uit de hoogte van het bedrag, te weten

€ 524,34 en het feit dat klager altijd aan het einde van de huurperiode betaalde. Met ingang van 1 juli 2019 werd de huur verhoogd tot € 531,89, zodat het betaalde bedrag niet zonder meer toe te rekenen was aan de huur van juli 2019. Dit betekent dat klager op 1 juli 2019, nog voordat het vonnis werd gewezen, de hoofdsom had voldaan. De gerechtsdeurwaarder had dit bij bestudering van het vonnis kunnen en moeten vaststellen. De gerechtsdeurwaarder heeft klager pas op 17 december 2020 meegedeeld dat na uitvoerig overleg met de opdrachtgever de betaling van 1 juli 2019 ad € 524,34 alsnog in mindering te zullen laten strekken van de hoofdsom. De gerechtsdeurwaarder heeft daarmee veel te laat de gevolgtrekking gemaakt dat de hoofdsom al op 1 juli 2019 was voldaan. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt.

De gerechtsdeurwaarder heeft in een brief van 27 januari 2020 de volgende bedragen gevorderd:

hoofdsom: € 620,23

proceskosten: € 697,07

executiekosten: € 95,29

overige kosten: € 104,01

voldaan door klager: € 80,00.

In een brief van 6 augustus 2020 worden de volgende bedragen gevorderd:

hoofdsom: € 524,34

proceskosten: € 697,07

incassokosten: € 95,17

executiekosten: € 95,29

overige kosten: € 106,28

In de brief van 27 oktober 2020, na het leggen van het beslag op klagers uitkering,

worden de volgende bedragen opgevoerd:

hoofdsom: € 540,23

proceskosten: € 697,07

executiekosten: € 344,07

overige kosten: € 60,89

Op 15 januari 2021 heeft verweerder in het aanvullend verweerschrift het volgende gesteld:

hoofdsom: € 540,23

proceskosten: € 697,07

nasalaris: € 36,00

betekening (vonnis): € 99,34

beslag: € 163,39

betekening beslag: € 98,29

overige executiekosten: € 20,08

voldaan: € 524,34 en € 358,42 inhoudingen beslag.

Vastgesteld moet worden dat erg onduidelijk is hoe de kosten zijn opgebouwd. In elke specificatie worden verschillende kosten en bedragen genoemd. Evenmin is duidelijk waar de ‘overige kosten’ betrekking op hebben en waarom er incassokosten worden opgevoerd, die in een latere specificatie weer zijn verdwenen. De gerechtsdeurwaarder verklaart daar niet over. Daarnaast moet worden vastgesteld dat gebleken is dat klager voor het vonnis de hoofdsom reeds had voldaan, waarmee geen rekening is gehouden bij het vaststellen van de kosten. Dit klachtonderdeel is eveneens terecht voorgesteld.

4.4 De kamer overweegt ten aanzien van klachtonderdeel c. het volgende. Klager heeft op 7 oktober en 19 oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de hoogte van beslagvrije voet. Op 27 oktober 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd en gesteld dat de beslagvrije voet € 997,98 bedraagt, omdat klager naast zijn AOW het volledige pensioen ontvangt, waar gerechtsdeurwaarder [..] beslag op heeft gelegd. Dat er werd uitgegaan van de situatie dat het beslag van gerechtsdeurwaarder [..] geen inhoudingen zouden sorteren, zoals ter zitting werd verklaard, is zonder verklaring van de zijde van de deurwaarder, die ontbreekt, hoogst onaannemelijk. Immers zou het (zeer) voor de hand hebben gelegen dat gerechtsdeurwaarder [..] in die situatie ook beslag zou hebben gelegd op de AOW, nu evident is dat dit inkomen, anders dan wellicht het aanvullend pensioen, werd genoten. Pas nadat klager de onderhavige tuchtklacht heeft ingediend heeft de medewerker van de gerechtsdeurwaarder contact opgenomen met gerechtsdeurwaarder [..]. Gebleken is dat deze wel degelijk afdrachten ontving uit het beslag op het pensioen, in tegenstelling tot hetgeen aan klager was meegedeeld in de brief van 27 oktober 2020 en bovendien een onjuiste beslagvrije voet berekende. Op 16 december 2020 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder aan klager meegedeeld dat de beslagvrije voet opnieuw is berekend (en verlaagd) en klager doorverwezen naar gerechtsdeurwaarder [..] voor vragen betreffende het beslag op het pensioen omdat dat kantoor verantwoordelijk was voor het vaststellen van de beslagvrije voet. Door de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder heeft klager tot 14 januari 2021, de datum waarop gerechtsdeurwaarder [..] de beslagvrije voet heeft aangepast, moeten leven van een veel te laag vastgestelde beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft pas nadat klager de tuchtklacht had ingediend een en ander goed uitgezocht. Dit betekent dat klager zeer langdurig in onzekerheid heeft verkeerd over de hoogte van de beslagvrije voet, zonder te worden geïnformeerd over de gang van zaken en in een situatie dat klager duidelijk financieel nadeel leed. Dat klager op 16 december 2020 heeft meegedeeld niet meer in discussie te willen gaan over de kwestie maakt dat niet anders. De kamer acht deze gang van zaken laakbaar.

4.5 Gelet op het voorgaande en het feit dat de terecht voorgestelde klachtonderdelen de kern van de werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder betreffen zal na te melden maatregel worden opgelegd.

4.6 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

4.7 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet en de Richtlijn daarnaast veroordelen tot betaling van:

€ 50,00 aan kosten van klager en € 1.500,00 als kosten van behandeling van de klacht door de kamer. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

4.8 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gerechtsdeurwaarderswet het door klager betaalde griffierecht ad € 50,00 dient te vergoeden.

4.9 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht gegrond;

  • schorst de gerechtsdeurwaarder voor een periode van twee weken. Tot oplegging van deze schorsing wordt overgegaan na het onherroepelijk worden van deze beslissing en op een aan de gerechtsdeurwaarder schriftelijk meegedeelde datum van ingang;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,-;

  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

  • bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt.