Home

ECLI:NL:TGDKG:2023:86 kamer voor gerechtsdeurwaarders 20-10-2023 C/13/724140 / DW RK 22/387 MdV/RH

ECLI:NL:TGDKG:2023:86 kamer voor gerechtsdeurwaarders 20-10-2023 C/13/724140 / DW RK 22/387 MdV/RH

Gegevens

Instantie
kamer voor gerechtsdeurwaarders
Datum uitspraak
20 oktober 2023
Datum publicatie
10 november 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:TGDKG:2023:86
Zaaknummer
C/13/724140 / DW RK 22/387 MdV/RH

Inhoudsindicatie

Incassofase. De gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld dat het een bewuste keuze is om in de (eerste) aanmaning niet op te nemen dat de geadresseerde ook kan aangeven of hij de vordering betwist en op welke gronden. Op dit punt overweegt de kamer dat het in de incassofase van belang is om een dergelijke mededeling wel in de aanmaning(en) op te nemen, op grond van artikel 12 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels (oud) (en art. 4.5 van de Gerechtsdeurwaardersverordening). Dit om te voorkomen dat de schuldenaar uit het optreden van de gerechtsdeurwaarder afleidt dat het niet een enkele aanspraak van een schuldeiser is, maar dat hij verplicht is de vordering te betalen.

Uitspraak

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 oktober 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/724140 / DW RK 22/387 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 20 oktober 2022, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft niet op de klacht gereageerd, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd op 28 oktober 2022, met een rappel op 1 december 2022. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 september 2023 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 20 oktober 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- op 16 maart 2022 en 18 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief aan klager verzonden in verband met achterstallige betaling van de bijdrage aan de Vereniging van Eigenaars (hierna VvE);

- op 23 mei 2022 heeft klager een e-mail verzonden aan de gerechtsdeurwaarder waarin hij bezwaar heeft gemaakt tegen de vordering;

- op 4 oktober en 17 oktober 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder wederom een brief verzonden aan klager in verband met achterstallige VvE bijdrage;

- op 6 oktober 2022 heeft klager een e-mail verzonden aan de gerechtsdeurwaarder waarin hij meedeelt dat hij de vordering tijdig heeft voldaan;

- op 17 oktober 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder hierop gereageerd.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat – het volgende.

a. Op de brief van 4 oktober 2022 staat een telefoonnummer dat niet overeenkomt met het telefoonnummer rechts op de brief van de vestigingen. De brief is niet ondertekend met een naam. De gerechtsdeurwaarder heeft geen onderzoek verricht of er daadwerkelijk een incassozaak is. De rekening is van 12 juli 2022, en de brief van de gerechtsdeurwaarder van 4 oktober 2022, te weten 84 dagen later. In de vordering is een bedrag opgenomen van € 30,25 voor deurwaarderskosten, die niet zijn gemaakt. Op 6 oktober 2022 heeft klager laten weten dat hij al had betaald en heeft klager verzocht om een financiële compensatie van € 40.

De gerechtsdeurwaarder voert geen deugdelijke administratie. Klager heeft gesteld dat de opdrachtgever zijn gegevens zeven jaar dient te bewaren. Hieruit blijkt dat klager zijn bijdragen tijdig heeft betaald en dat hij zelfs teveel heeft betaald. De gerechtsdeurwaarder doet niets met dit gegeven. Klager kan zich niet verweren tegen de vordering.

b. Dit kantoor moet verboden worden om nog langer incassozaken en gerechtsdeurwaardershandelingen te verrichten. Klager verzoekt een vergoeding voor kosten bestaande uit tijdsverlies, de teveel betaalde VvE bijdrage, wettelijke rente en griffiekosten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht ter zitting gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Ter zitting heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. wordt het volgende overwogen. Over het telefoonnummer heeft de gerechtsdeurwaarder opgemerkt dat het gaat om een centraal nummer en een nummer van de desbetreffende kantoormedewerkers. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

Ten aanzien van de ondertekening op de brief wordt overwogen dat het ook niet tuchtrechtelijk laakbaar is een brief niet te ondertekenen met een naam.

Op het punt van onderzoek naar de juistheid van de vordering heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting toegelicht dat de vordering alvorens te versturen wordt beoordeeld op juistheid. Gebleken is echter dat deurwaarderskosten ten onrechte zijn opgevoerd. Hoewel dit is hersteld in de e-mail van 17 oktober 2022 aan klager erkent de gerechtsdeurwaarder dat de vordering in eerste instantie dus niet juist was.

De gerechtsdeurwaarder heeft verder ter zitting meegedeeld dat het een bewuste keuze is om in de (eerste) aanmaning niet op te nemen dat de geadresseerde ook kan aangeven of hij de vordering betwist en op welke gronden. Op dit punt overweegt de kamer dat het in de incassofase van belang is om een dergelijke mededeling wel in de aanmaning(en) op te nemen, op grond van artikel 12 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels (oud) (en art. 4.5 van de Gerechtsdeurwaardersverordening). In de toelichting van dat artikel is opgenomen dat uit de praktijk blijkt dat opdrachtgevers jegens de bij hen bekende schuldenaren gebruik willen maken van het gezag van gerechtsdeurwaarders. Juist vanwege dat gezag is het belangrijk dat als de gerechtsdeurwaarder een aanmaning stuurt in een fase waarin er (nog) geen executoriale titel voorhanden is, hij duidelijk maakt dat de vordering (nog) niet “vast staat” en betwist kan worden. Dit om te voorkomen dat de schuldenaar uit het optreden van de gerechtsdeurwaarder afleidt dat het niet een enkele aanspraak van een schuldeiser is, maar dat hij verplicht is de vordering te betalen. 4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. wordt overwogen dat het niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter behoort verboden uit te vaardigen of te bepalen dat klager in aanmerking komt voor kostenvergoeding voor tijdsverlies, teveel betaalde VvE bijdrage en wettelijke rente. Er bestaat verder geen aanleiding tot het opleggen van de maateregel van schorsing of ontzetting uit het ambt, zoals door klager voorgesteld. Wel bestaat, gezien hetgeen onder 4.2 is overwogen, aanleiding tot het opleggen van de maatregel van waarschuwing.

4.4 Bij deze stand van zaken ziet de kamer geen aanleiding om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de procedure. Omdat de klacht deels gegrond is, dient de gerechtsdeurwaarder wel aan klager het betaalde griffierecht te vergoeden, alsmede de door klager gemaakte (forfaitair vast te stellen) kosten.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

- verklaart klachtonderdeel a. gegrond;

- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 50,00, te betalen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van het door hem betaalde griffierecht van € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. L. Voetelink en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.