Home

ECLI:NL:TGZCTG:2019:232 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 27-08-2019 c2019.114

ECLI:NL:TGZCTG:2019:232 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 27-08-2019 c2019.114

Gegevens

Instantie
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
Datum uitspraak
27 augustus 2019
Datum publicatie
27 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:TGZCTG:2019:232
Zaaknummer
c2019.114

Inhoudsindicatie

De klacht heeft betrekking op de overleden broer van klager. Klager maakt bezwaar tegen de weigering het medisch dossier van zijn broer aan hem over te dragen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen.

Uitspraak

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.114 van:

A., wonende te B.,

appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

N.N.

1. Verloop van de procedure

A.–hierna klager–heeft op 11 december 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 april 2019, onder nummer 18/520 heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaart in zijn klacht.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 augustus 2019. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder schriftelijk bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“Uit het klaagschrift blijkt onvoldoende op welke feiten en gronden de klacht berust. Bovendien is onvoldoende duidelijk tegen welke zorgverlener(s) de klacht is gericht. Bij brief van 13 december 2018 is klager in de gelegenheid gesteld om in dit kader binnen twee weken aanvullende informatie te verstrekken. Daarbij werd hem tevens gemeld dat een klacht moet zijn gericht tegen een met name genoemde persoon en dat een klacht tegen een ziekenhuis of een instelling als zodanig niet in behandeling kan worden genomen. Klager heeft in antwoord hierop verzocht om uitstel voor het indienen van een aanvullend klaagschrift. Dit verzoek is bij brief van 20 december afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. Klager is toen wel de gelegenheid gesteld om zijn verzoek binnen een week nader uiteen te zetten. Een reactie op deze brief is uitgebleven. Klager heeft hiermee niet aan het verzoek van het college voldaan.

Het klaag­schrift voldoet daarmee niet aan de eisen van artikel 65 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en arti­kel 4 van het Tuchtrecht­besluit BIG. Op grond van ar­tikel 66 lid 4 Wet BIG wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.”

3. Beoordeling van het beroep

3.1 Klager heeft in beroep het Centraal Tuchtcollege verzocht om de niet-ontvankelijkverklaring te vernietigen en het Regionaal Tuchtcollege op de dragen de klacht alsnog in behandeling te nemen. Klager voert daartoe aan dat hij aan de door het Regionaal Tuchtcollege geboden hersteltermijnen niet kon voldoen omdat deze te kort waren.

3.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 65 lid 2 van de Wet op beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG) juncto artikel 4 lid 1 sub b en c van het Tuchtrechtbesluit BIG moet een klaagschrift de klacht, de feiten en gronden waarop deze berust alsmede de naam, het werkadres en - indien bekend - het woonadres van degene over wie wordt geklaagd bevatten. Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat het klaagschrift niet aan die vereisten voldoet, alleen al omdat het klaagschrift niet de feiten en gronden bevat waarop het klaagschrift berust. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij binnen de geboden hersteltermijnen niet in staat was om die feiten en gronden aan te voeren. Klager is daarom terecht in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard. De essentiële gebreken in het klaagschrift in eerste aanleg kunnen in beroep niet worden hersteld. Klager kan desgewenst opnieuw een klaagschrift indienen dat aan de (wettelijke) vereisten voldoet.

3.3 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klager wordt verworpen.

4 Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser

en J. Legemaate, leden-juristen en H.J. Hasper en P.J. Schimmel, leden-beroepsgenoten en H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2019.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.