Home

ECLI:NL:TGZREIN:2022:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 30-11-2022 H2021/3416

ECLI:NL:TGZREIN:2022:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 30-11-2022 H2021/3416

Gegevens

Instantie
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven
Datum uitspraak
30 november 2022
Datum publicatie
12 december 2022
ECLI
ECLI:NL:TGZREIN:2022:64
Zaaknummer
H2021/3416

Inhoudsindicatie

Bedrijfsarts had alleen voor ogen dat zieke werknemer en werkgever uiteen moesten. Buiten vakgebied begeven met (onjuiste) juridische adviezen over einde arbeidsovereenkomst. Geen onderzoek arbeidsongeschiktheid of pesten door collega. Tegengestelde adviezen. 2e spoor re-integratie afgedaan als onhaalbaar. Gegrond, berisping.

Uitspraak

Beslissing over de op 1 september 2021 ontvangen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde mr. M.T. Smits te Gorinchem

tegen:

[C]

bedrijfsarts

werkzaam te [D]

verweerder, hierna ook de bedrijfsarts

gemachtigde mr. M.F. Mooibroek te Utrecht

1. De kern van de zaak en de beslissing

1.1 Klaagster heeft zich op 20 januari 2020 ziek gemeld bij de werkgever na langdurig pestgedrag door een collega. De bedrijfsarts heeft haar tot en met januari 2021 begeleid. Klaagster verwijt de bedrijfsarts in vier klachtonderdelen dat hij haar niet goed heeft begeleid en tegenstrijdige adviezen heeft gegeven, waardoor bij haar verwarring is ontstaan, en dat hij tijdens ziekte heeft geadviseerd de arbeidsovereenkomst te beëindigen.

1.2 Het college verklaart alle klachtonderdelen gegrond en legt de bedrijfsarts de maatregel van berisping op. De klachten zijn gegrond, omdat de bedrijfsarts ernstig in de zorg jegens klaagster is tekortgeschoten. Hij heeft zijn primaire taak, om de medische kant van klaagsters arbeidsongeschiktheid te onderzoeken en te erkennen, verzaakt. Hij heeft niets met het pestgedrag gedaan. Hij heeft tegengestelde en voor klaagster onbegrijpelijke adviezen gegeven. Hij had kennelijk maar één ding voor ogen, namelijk dat klaagster en de werkgever uit elkaar moesten. Klaagsters wens om een 2e spoor re-integratietraject in te gaan is door de bedrijfsarts met vage bewoordingen afgedaan als onhaalbaar. Ook is de bedrijfsarts buiten zijn vakgebied getreden door klaagster op juridisch terrein (onjuiste) adviezen te geven over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ernstig verwijtbaar en onprofessioneel acht het college ook een e-mail van ’s avonds na 23:00 uur met de mededeling dat klaagster voor 20 uur per week zou kunnen werken.

1.3 Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna zet het college de belangrijkste feiten op een rij en legt het college de beslissing uit.

2. Het verloop van de procedure

2.1 Klaagster heeft de klacht op papier gezet en bij het college ingediend. De gemachtigde van klaagster heeft daarna cd-roms aan het college gezonden, vergezeld van transcripties van opgenomen gesprekken. De bedrijfsarts heeft een verweerschrift ingediend. Partijen zijn door het college in de gelegenheid gesteld om hun standpunt mondeling toe te lichten en vragen te beantwoorden bij een secretaris van het college (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van 21 oktober 2022. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Namens klaagster zijn voorafgaand aan de zitting nog drie aanvullende producties ingediend. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van de bedrijfsarts aan de hand van aan het college overgelegde spreekaantekeningen.

3. De feiten

3.1 Klaagster meldde zich op 20 januari 2020 ziek bij haar werkgever, nadat zij langdurig was geconfronteerd met pestgedrag door een collega. Op 24 februari 2020 was klaagster voor het eerst op consult bij de bedrijfsarts. De bedrijfsarts noteerde onder meer in het medisch dossier1: “Pijn in rug, nek en hoofd, waarvoor ook wel fysio” en “Gespannen en huilen”. De bedrijfsarts adviseerde mediation. De bedrijfsarts noteerde onder meer in de probleemanalyse:

Samenvatting

Overbelastingsbeeld ten gevolge van een emotionele mismatch tussen werkneemster en de werksituatie. Prognose is gunstig als die emotionele mismatch op wat voor manier dan ook opgelost zal zijn.

Opmerkingen

Werkneemster is medisch gezien geschikt voor het voeren van een verkennend gesprek met haar directeur; zeker als er een vertrouwensfiguur voor haar bij aanwezig is.

Met de directeur zijn verdere opties doorgesproken, o.a. mediation.

3.2 Kort na een verkennend gesprek met een mediator heeft klaagster op 3 juli 2020 telefonisch contact gezocht met de bedrijfsarts, omdat zij enorm opzag tegen de daarna geplande mediationbijeenkomst met de werkgever. Zij had geen idee wat ze daar moest doen, had al enige maanden geen contact meer gehad met de werkgever en mocht naar het geplande gesprek niemand meenemen. Ze durfde de afspraak niet af te zeggen, omdat haar gezegd was dat ze mee moest werken. De bedrijfsarts zegde toe contact met de mediator op te nemen met de vraag of het wel zo verstandig was om de afspraak door te laten gaan. Uiteindelijk heeft klaagster de mediationbijeenkomst op advies van haar huisarts alsnog afgezegd.

3.3 Op 10 juli 2020 was klaagster bij de bedrijfsarts op consult. De bedrijfsarts noteerde onder meer in het medisch dossier:

Tranen/ wanhoop stress.

Mega weerzin tegen werksituatie.

Geen contact etc..

Wel voor verkennend gesprek met mediator geweest.

Via huisarts oxazepam en verwezen naar POH-GGZ.

B) weg uit vestiging [plaatsnaam]: elders of ontslag

In de bijstelling probleemanalyse noteerde de bedrijfsarts onder meer:

Samenvatting

Volledig AO, gevolg van mismatch tussen werkneemster en de werksituatie in [plaatsnaam]. Enige oplossing is buiten de werklocatie [plaatsnaam].

3.4 Op 13 juli 2020 heeft de bedrijfsarts klaagster telefonisch gesproken. Uit de transcriptie van dit gesprek blijkt het volgende.

De bedrijfsarts meldt direct dat er een einde moet komen aan “die hel van lijdensdruk en stress” en dat hij daarbij denkt aan “een afvloeiingsregeling met elkaar uitonderhandelen”. Hij vraagt of klaagster al een jurist heeft of lid is van de vakbond. Vervolgens vraagt hij klaagster om hem het telefoonnummer van de contactpersoon bij de FNV door te mailen. Hij geeft aan dat er “alleen maar ellende” komt van voortzetting van de arbeidsovereenkomst, dat klaagster recht heeft “op iets van een afkoopsom”, dat er twee maanden opzegtermijn gelden en dat klaagster “per november eruit” kan, waarbij ze klaagster “tot 1 november maar vrij stellen van arbeid”. Hierna vraagt klaagster of ze niet eerst beter moet zijn voordat ze bij de werkgever weg kan, wat de bedrijfsarts bevestigt: het UWV kan zeggen “je krijgt van ons geen uitkering. Dat is een terecht punt waar je goed op moet letten”. Maar dat punt weet de bedrijfsarts op te lossen door in de terugkoppeling te zetten “dat de opluchting van niet meer terug te hoeven” sterk herstel bevorderend zal werken “en daarmee valt met enkele weken weer volledig herstellen en arbeidsgeschikt worden te voorzien”. “Het aanvragen van een uitkering gaat tegenwoordig toch allemaal online dus nou ja, dat is niemand die jou dringend aankijkt”, dus klaagster kan gewoon zeggen dat ze in augustus al weer beter was en per 1 november weer volledig arbeidsgeschikt is. “Die hindernis heb ik op die manier met deze terugkoppeling opgeruimd”. De bedrijfsarts benadrukt vervolgens dat klaagster niet terug kan “naar die vreselijke hel in [plaatsnaam]”, maar wel naar een “analoge werksituatie pak hem beet in een hotel in [andere plaats]”, wat ze “best per 1 november” op zou kunnen pakken. “En dat je toevallig nog bezig bent die posttraumatische stress stoornis te behandelen, ja dat doet verder aan je arbeidsgeschiktheid voor een analoge werkplek in [andere plaats] niets meer uit.” Dan geeft de bedrijfsarts aan dat klaagster rechtshulp moet zoeken bij het FNV en dat hij de contactpersoon daar zelf ook even zal bellen. Tot slot zegt hij nog: “Maar ja, als je dat in dit stadium niet doet dan gaan de verliezen alleen maar oplopen als u bij wijze van spreken tijd gaat rekken (…) want dat betekent dat je nog maanden in deze hel van stress en ellende moet zitten. En dat is fors verlies want je bent niet gelukkig en naar mijn mening fors ziek en dat is absoluut geen pretje dus hoe eerder je uit die hel bent hoe beter het is. En niet tijd gaan rekken want ja, dan heb je weer een maand langer die hel. Dat kan misschien wat geld opleveren, maar dat geld weegt niet op tegen het levensgeluk of de ellende.

De bedrijfsarts noteerde in de bijstelling van de probleemanalyse van die datum onder meer:

Mogelijkheden voor arbeid

Op dit moment realiter geen.

Sprake van situatieve arbeidsongeschiktheid. Ongunstige emoties en weerzin tegen het werk, een arbeidsconflict, vestiging [plaatsnaam] maken dat werkneemster aldaar niet kan werken.

Dit arbeidsconflict is niet mediabel, oplosbaar, de werksituatie verbeteren tot wel werkbaar en niet-ziek-makend, gebleken.

Overplaatsing naar een andere vestiging is, aldus de werkgever, niet haalbaar.

Daarmee is de enige uitweg richting gezond worden de opluchting niet meer aldaar behoeven te werken: een VSO (college: vaststellingsovereenkomst) en tot uit dienst streed datum vrij stellen van arbeid.

Die opluchting zal maken, dat herstel tot arbeidsgeschiktheid met enkele weken te verwachten valt.

3.5 Op 17 juli 2020 heeft de werkgever van klaagster haar een concept‑vaststellingsovereenkomst toegezonden met einddatum 31 augustus 2020. Op 22 juli 2020 heeft klaagster de bedrijfsarts een e-mail gezonden, waarin onder meer het volgende staat:

Mijn huisarts heeft nog geen mail gekregen. Het zou fijn zijn als u dit nog wil doen cc naar mij alstublieft.

Ik ben aangemeld bij basis GGZ voor een intake.

Mijn werkgever een heeft vatstellingsovereenkomst verstuurd op uw advies. Per 1sept willen ze dat ik uit dienst ga. En “moet” ik dus officieel beter zijn. Mijn advocaat pakt dit op.

Op dit moment nog onder behandeling huisarts en onder behandeling praktijk ondersteuner GGZ, zo lang er nog geen zicht is op hulp.

Wat ik niet begrijp is dat ik voor nu arbeidsongeschikt ben en volgens u als ik er niet meer werk dat ik dan beter ga worden.

Op dit moment ben ik niet in staat mezelf beter te melden, zodat ik op zoek kan naar ander werk.

Volgens huisarts, advocaat en GGZ praktijk ondersteuner is het zeer onverstandig om mij binnen een zeer korte tijd beter te melden.

En eerst af te wachten hoe het traject gaat lopen. En eventueel afbouw van de rustgevende tabletten.

Maar nu heb ik geen idee hoe verder met mijn werkgever. Ik blijf onder streng toezicht van de huisarts. En hoop zo spoedig mogelijk dat ik terecht kan bij een gespecialiseerde hulpverlener.

(…)”

De bedrijfsarts heeft dezelfde dag per e-mail gereageerd als volgt:

(…)

Een VSO per 01-09 lijkt mij niet verstandig. Met meer dan 5 dienstjaren behoort de opzegtermijn minimaal 2 maanden te zijn. Ik ben verder geen jurist. Dus uw juridisch adviseur wordt geacht dit beter te weten.

In mijn terugkoppeling had ik aangegeven herstel met enkele weken te voorzien als de problemen rondom de werksituatie, hoe kwaadschiks verder ook, opgelost zouden zijn.

Reeds heb ik contact gezocht met uw juridisch adviseur. Deze heeft me nog niet teruggebeld.

Zo nodig kan ik na mijn zomerreces, 15-08, weer een consult uitvoeren. Er zijn wel enkele nieuwe gegevens om mee te werken, zoals een aanmelding bij de GGZ.

Wellicht zal ik dan aanleiding zien het overleg met uw huisarts te zoeken.

3.6 In de correspondentie tussen de jurist van klaagster en de werkgever schreef de werkgever op 13 augustus 2020 onder meer:

(…)

U heeft aangegeven dat uw cliënte [klaagster] de vaststellingsovereenkomst niet kan tekenen, omdat er geen herstel is op korte termijn. Echter geeft onze bedrijfsarts aan dat herstel juist mogelijk is door deze overeenkomst te tekenen, dit zou de weg zijn naar herstel. Naar aanleiding van uw reactie heb ik contact gezocht met onze bedrijfsarts en onze arbodienstverlener. Echter geeft deze aan dat voor ons het oordeel van de bedrijfsarts ongewijzigd blijft. (…) Er is dus geen wijziging in het advies en dit betekent dat de enige weg naar het herstel van [klaagster] nog steeds een vaststellingsovereenkomst is. De arbeidsongeschiktheid is situatief, waardoor de bedrijfsarts alleen herstel voor de werknemer ziet in het uit elkaar gaan van werknemer en werkgever.

(…)

Mocht bovenstaande niet mogelijk zijn dan moeten wij helaas concluderen dat medewerker niet mee wil werken aan haar herstel en zich niet houdt aan haar verplichtingen welke voortkomen uit het ziekte verzuimprotocool welke bekend is bij werknemer en in beraad gaan welke maatregelen hier tegenover staan.

3.7 Op 14 september 2020 had klaagster een consult met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft in de bijstelling van de probleemanalyse onder meer genoteerd:

Huidige conclusie arbeidsongeschiktheid

Nu geen benutbare mogelijkheden, in de toekomst wel benutbare mogelijkheden

(…)

Samenvatting

Uitputtingsbeeld; hoogwaardige behandeling ingezet; zal nog geruime tijd, maanden, niet voorspelbaar hoe veel, duren.

Opmerkingen

Ook contact met de werksituatie zal voor de gezondheid en herstel verkeerd uitpakken. Derhalve is het advies contacten via haar juridisch adviseur te laten verlopen.

In de bijstelling van de probleemanalyse na het telefonisch consult van 25 november 2020 is onder meer genoteerd: “Continueren van op genezing gerichte behandeling”. In het medisch dossier is op die dag genoteerd dat klaagster onder behandeling is van twee psychologen en een psychiater, die haar medicatie heeft voorgeschreven. Ook is vermeld dat klaagster naar het zogenoemde "2e spoor" (re-integratie bij een andere werkgever) wil toewerken.

3.8 Tijdens het consult van 15 januari 2021 heeft klaagster expliciet aangegeven dat zij graag een 2e spoor re-integratietraject wilde ingaan en daar al over had gesproken met de re‑integratieadviseur van de arbodienst, die daar positief tegenover stond. De bedrijfsarts gaf daarop aan dat het 2e spoor re-integratietraject theoretisch mogelijk is, maar dat het erg tegenvalt. Bovendien zou de werkgever klaagster dan weer zelf willen inzetten als zij werkzaamheden kan verrichten of ontslaan als er geen werk voor klaagster beschikbaar zou zijn. Het leek hem beter om dan te streven naar een vaststellingsovereenkomst per 1 juni 2021, want dan had klaagster nog viereneenhalve maand om beter te worden. De bedrijfsarts zou hierover contact opnemen met de jurist van klaagster.

3.9 Op 19 januari 2021 heeft de bedrijfsarts klaagster en haar jurist een concept bijstelling probleemanalyse toegezonden. Hierin staat:

Advies aan werkgever en werkneemster is te bespreken wat het reïntegreerdoel dient te zijn. Niet uitgesloten is, dat het reïntegreerdoel is via een vaststellingsovereenkomst een einde maken aan de arbeidsovereenkomst en tot aan die datum vrij stellen van arbeid. Te voorzien valt, dat werkneemster in bovenvermeld scenario met een paar maanden wel weer volledig AG zal zijn.

De jurist van klaagster heeft de bedrijfsarts geantwoord dat klaagster in aanmerking komt voor specialistische GGZ zorg en op de wachtlijst staat. Zij wil dit traject afronden voor zij uit dienst gaat. Het lijkt nu nog te vroeg om met de werkgever te gaan praten over een beëindiging. Wellicht kan over een paar maanden na een nieuw spreekuur wel de stap gezet worden naar een vaststellingsovereenkomst, aldus de jurist.

De bedrijfsarts heeft nog diezelfde dag om 23:07 uur per e-mail (aan de jurist van klaagster en in kopie aan klaagster zelf) laten weten dat daarmee het concept kwam te vervallen. Verder schreef hij onder meer:

Ik zal nu een andere terugkoppeling dienen op te maken. Bij punt 2.4 aanvinken “nu nog geen mogelijkheden” is geen optie. Zoals eerder gemeld dien ik nu wel een bepaalde mate van arbeidsgeschiktheid te adviseren, met als gevolg dat de werkgever mevrouw weer werk op kan dragen, bij voorbeeld voor 20 uur per week.

3.10 Op 27 januari 2021 heeft de bedrijfsarts klaagster gebeld. Uit de transcriptie van het gesprek blijkt dat de bedrijfsarts over de terugkoppeling naar de werkgever na het consult van 15 januari 2021 nog met klaagster wilde overleggen. De bedrijfsarts zegt: “(…) we zullen wel weer een keer verder moeten met zijn allen. Dus in een eindeloze ziekengeld regeling blijven hangen ja (…) wordt niemand gelukkiger van ja, uzelf nog het minste natuurlijk. Ik durf u wel te bekennen dat ik heb zitten worstelen van moet ik nog terugkoppelen wat is nou wijsheid natuurlijk. Maar goed ik vind dat er in eerste instantie toch maar overleg moet worden tussen u en werkgever. Om ja waar gaan we nou naar toe met zijn allen?” Klaagster antwoordt dat ze ziek is en niet weet wat er overlegd moet worden. Ze heeft het idee dat de bedrijfsarts haar “gewoon uit dienst wil hebben”. Ze wil beter worden, de maatschappij in en daar heeft ze begeleiding in nodig. De re-integratieadviseur heeft klaagster gezegd dat er veel mogelijkheden zijn, waaronder het 2e spoor. De bedrijfsarts zegt dat die er theoretisch zijn, maar dat het niet zo makkelijk is. Klaagster vraagt de bedrijfsarts waarom hij haar om 23.00 uur ’s avonds een mailtje heeft gestuurd waarin hij zegt dat ze 20 uur per week aan het werk moet. De bedrijfsarts kan zich dat niet herinneren. Verder meldt de bedrijfsarts nogmaals dat klaagster en de werkgever in gesprek zouden moeten gaan over het re-integreerdoel, eventueel met hulp van een mediator. Ook gaf hij aan te verwachten dat het UWV zou stellen dat klaagster voor 20 uur geschikt was voor het eigen werk.

3.11 Op 28 januari 2021 heeft de bedrijfsarts een bijstelling probleemanalyse opgesteld, die na enkele wijzigingen definitief is gemaakt. In de definitieve versie staat onder meer:

Advies t.a.v. re-integratieactiviteiten

Het advies is dat werkgever en werkneemster samen in gesprek gaan hoe de komende maanden verder te gaan. Er is een nieuwe contactpersoon. Dus er kan geen sprake zijn van ongunstige emoties naar deze contactpersoon als persoon toe.

Er is sprake van medische problematiek, Deze medische problematiek leidt primair tot beperkingen van de vermogens tot persoonlijk- en sociaal functioneren. Het eigen werk is niet aan te merken als primair belastend voor de vermogens tot persoonlijk- en sociaal functioneren.

Het primaire, formele belastbaarheidsadvies nu is: volledig arbeidsongeschikt.

Niet uitgesloten is, dat het UWV de opvatting toegedaan is, dat werkneemster belastbaar is voor 20 werkuren per werkweek. Dat zou dan niet meteen opgelegd dienen te worden, maar via een tijdscontingent opbouwschema, bij voorbeeld 3 x 3 = 9, 3 x 4 = 12, 4 x 4 = 16 en 4 x 5 = 20 of 5 x 4 = 20 uur per week.

Belangrijk daarbij is dat werkneemster die uren dan in kan vullen op een vestiging die niet emotioneel ongunstig geladen is.

Opmerkingen

Mocht ook een overleg met bovenvermelde nieuwe contactpersoon niet lukken; dan zouden de diensten van een externe bemiddelaar, een mediator van meerwaarde kunnen zijn.

Werkneemster is op zijn minst belastbaar voor een intake bij een mediator.

Het is een zinvolle optie via de procedure deskundigenoordeel te toetsen of het UWV de opvatting toegedaan is, dat conform de poortwachterverplichtingen afdoende re-integratie-inspanningen verricht worden en dat met name niet bovenvermeld tijdscontingent opbouwschema van de werkbelasting opgepakt dient te worden.

3.12 Klaagster kwam hierna onder begeleiding van een andere bedrijfsarts, die zij op 1 maart 2021 voor het eerst heeft gezien. De nieuwe bedrijfsarts voegde bij zijn probleemanalyse na het consult ook een FML (functionele mogelijkheden lijst) toe. In de bijstelling probleemanalyse vermeldt hij onder meer:

Probleeminventarisatie

(…)

  • Medewerkster heeft een forse terugval gehad na het laatste contact met de bedrijfsarts.

  • (…) Medewerkster heeft behandeling gehad, maar deze heeft onvoldoende effect gehad op duurzame inzetbaarheid. Een van de oorzaken is dat de stressor in het werk niet is weg kunnen nemen. Medewerkster start met begeleidende behandeling 2 keer per week. Zij staat op een wachtlijst voor een opname in een medisch behandelcentrum.

  • In het werk zijn pogingen geweest om tot een oplossing te komen en er zijn pogingen gestart met een mediator om tot een oplossing te komen. Dat is niet gelukt.

Mogelijkheden voor arbeid

Medewerkster is op dit moment niet inzetbaar voor werk. Wel is de verwachting dat er weer inzetbaarheidsmogelijkheden komen na de behandeling waar ook een opname voor is gepland

De spanning die medewerkster ervaart bij het idee terug te moeten naar het eigen werk bij de eigen werkgever, zorgt ervoor dat dit niet tot een geslaagde re-integratie zal leiden. Ik adviseer daarom samen met de arbeidsdeskundige te kijken naar andere mogelijkheden in de re-integratie.

(…)

Advies t.a.v. re-integratieactiviteiten

Het is belangrijk voor alle partijen om te weten wat het doel van de re-integratie zal zijn. Zet hiervoor een arbeidsdeskundige in.

Opmerkingen

De bedrijfsarts zal informatie opvragen bij de behandelaar nadat de schriftelijke toestemming daarvoor binnen is.

4. Uitleg van de beslissing

Toetsingsnorm

4.1 Het college moet de vraag beantwoorden of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is ‘de redelijk bekwame en redelijk handelende’ bedrijfsarts. Het college gaat daarbij uit van de geldende beroepsnormen en wetenschappelijke inzichten op het moment van de begeleiding.

Opstelling en begeleiding door de bedrijfsarts

4.2 Klaagster verwijt de bedrijfsarts in de klachtonderdelen 1, 2 en 4 dat hij bij haar verwarring heeft doen ontstaan door niet duidelijk te zijn over zijn eigen rol, dat hij tegenstrijdige adviezen over de belastbaarheid heeft gegeven en dat hij klaagster niet het gevoel heeft gegeven dat sprake is van deskundige, professionele en zorgvuldige begeleiding. Van de begeleiding ondervond klaagster weinig steun.

4.3 Het college stelt vast dat klaagster tijdens het eerste consult bij de bedrijfsarts op 24 februari 2020 melding heeft gemaakt van zowel fysieke als psychische klachten, waarvoor zij bij de huisarts en de fysiotherapeut onder behandeling was. In latere contacten is ook gesproken over de verwijzing door de huisarts naar de GGZ, behandeling van klaagster door een psycholoog en een psychiater en de aan klaagster voorgeschreven medicatie. De bedrijfsarts heeft in het verweerschrift aangegeven dat hij medisch specialist is op het terrein van arbeid en gezondheid. “Hij beoordeelt, op basis van het gesprek met de patiënt/werknemer en een zorgvuldig uitgevoerd onderzoek, de medische gronden voor arbeids(on)geschiktheid van de werknemer (…)”, aldus (de gemachtigde van) de bedrijfsarts. Dit is echter nu juist wat de bedrijfsarts helemaal niet heeft gedaan. De bedrijfsarts heeft geen enkel onderzoek verricht naar de medische gronden voor de arbeidsongeschiktheid van klaagster. Hij heeft nooit informatie opgevraagd bij behandelaars, hoewel uit het dossier blijkt dat klaagster dat diverse keren bij hem heeft aangekaart. Hij heeft de medische klachten van klaagster voor kennisgeving aangenomen en – zonder enig nader onderzoek – toegeschreven aan een arbeidsconflict. De bedrijfsarts is daarmee direct op het spoor gaan zitten dat met het wegnemen van het arbeidsconflict ook de arbeidsongeschiktheid zou verdwijnen. Dat spoor heeft hij in de loop van de begeleiding niet meer verlaten. Door niets te doen met de medische problematiek van klaagster heeft de bedrijfsarts niet de zorg verleend die van hem mocht worden verwacht.

4.4 Opvallend vindt het college ook dat in het dossier praktisch niets is terug te vinden over de oorzaak van de ziekmelding door klaagster. Het wordt gelaten bij de constatering dat sprake is van onmin met een collega, een “emotioneel ongunstig geladen werksituatie”. De bedrijfsarts heeft bij klaagster kennelijk niet uitgevraagd wat er is voorgevallen tussen klaagster en haar collega. Ook is niet besproken of klaagster het gedrag van haar collega bij de werkgever had aangekaart en of zij andere pogingen heeft gedaan om de situatie te veranderen. Uit het dossier blijkt evenmin dat de bedrijfsarts het pesten door de collega bij de werkgever aan de orde heeft gesteld. Alleen in het verweerschrift staat dat de werkgever hem heeft gezegd dat de collega zich van geen kwaad bewust was en dat de werkgever geen reden zag om jegens de collega enige actie te ondernemen. Ook hier heeft de bedrijfsarts de situatie voor kennisgeving aangenomen zonder er iets mee te doen. Hij heeft er uitsluitend het stempel ‘arbeidsconflict’ op gedrukt. De bedrijfsarts is tekortgeschoten in de door hem te verlenen zorg door met het pesten niets te doen. Hij heeft geen onderscheid gemaakt tussen een arbeidsconflict enerzijds en pesten of intimidatie anderzijds. Hij had de werkgever moeten voorstellen een onafhankelijk onderzoek uit te voeren op basis van het pestprotocol. Desgevraagd heeft de bedrijfsarts ter zitting aangegeven dat hij bij de werkgever niet de positie had om een pestprotocol in te roepen, maar dat kan geen argument zijn om een advies in die zin dan maar geheel achterwege te laten.

4.5 Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts een ongebruikelijke invulling heeft gegeven aan zijn begeleiding van klaagster. In plaats van te kijken naar de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van klaagster en haar medische situatie, heeft hij zich gericht op wat in zijn ogen de beste oplossing was en op de procedure om die oplossing te bereiken. Dit zou dan een andere werkplek moeten worden en bij gebrek aan mogelijkheden bij de werkgever een einde van het dienstverband. Als gevolg van deze insteek heeft de bedrijfsarts in de probleemanalyses nooit een consistente, medisch onderbouwde, inschatting van de belastbaarheid van klaagster gemaakt. Dat heeft geleid tot tegenstrijdige adviezen. Zo is onbegrijpelijk dat de bedrijfsarts op 10 juli 2020 volledige arbeidsongeschiktheid constateert en drie dagen later, op 13 juli 2020, stelt dat sprake is van situatieve arbeidsongeschiktheid. Ook de gang van zaken in januari 2021 moet voor klaagster verwarrend zijn geweest. In het concept van de probleemanalyse van 19 januari 2021 wordt vermeld dat op dat moment geen zinvol belastbaarheidsadvies gegeven kan worden en dat klaagster (in het scenario van beëindiging van de arbeidsovereenkomst) naar verwachting “met een paar maanden wel weer volledig AG zal zijn”. Nadat de jurist van klaagster bij dit concept kanttekeningen heeft gemaakt, volgt nog dezelfde dag (nota bene ’s avonds laat na 23:00 uur) de e-mail, waarin de bedrijfsarts aankondigt dat hij nu een bepaalde mate van arbeidsgeschiktheid moet adviseren, bijvoorbeeld voor 20 uur per week. Die 20 uur komt compleet uit de lucht vallen. Uiteindelijk leidt dit dan tot de probleemanalyse van 28 januari 2021, waarin de bedrijfsarts weer terugvalt op volledige arbeidsongeschiktheid, maar daarnaast opeens vooruitloopt op wat hij denkt dat het UWV een jaar later van dit advies zou kunnen vinden. Het is niet de taak van de bedrijfsarts om voor het UWV te denken. De taak van de bedrijfsarts is om een zelfstandig advies te geven. Door twee tegengestelde opties in de probleemanalyse op te nemen, wordt niet alleen afgedaan aan zijn eigen visie van volledige arbeidsongeschiktheid, maar geeft de bedrijfsarts ook de werkgever een wapen in handen om hetzij werkhervatting, hetzij beëindiging van de arbeidsovereenkomst af te dwingen.

4.6 Bij dit alles komt dan nog dat de bedrijfsarts nooit re-integratie via het 2e spoor als mogelijkheid heeft willen overwegen, terwijl dit een redelijk voor de hand liggende optie is als de zieke werknemer niet terug kan naar de werkgever. Verzoeken van klaagster om deze route te volgen zijn door hem afgedaan met de mededeling dat het theoretisch mogelijk is, maar zelden werkt. Ter zitting heeft de bedrijfsarts dit ook geantwoord op de vraag waarom geen 2e spoor is overwogen.

4.7 De conclusie uit het voorgaande is dan ook dat deze klachtonderdelen gegrond zijn.

Advies om arbeidsovereenkomst te beëindigen

4.8 De bedrijfsarts heeft klaagster in juli 2020 en in januari 2021 geadviseerd om de arbeidsovereenkomst te beëindigen door middel van een vaststellingsovereenkomst. Hij deed dit in de veronderstelling dat de arbeidsovereenkomst ziekmakend was en dat klaagster na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst spoedig zou herstellen, zoals hij ook ter zitting heeft bevestigd. Ter zitting heeft de bedrijfsarts aangegeven dat hij terughoudend moet zijn bij het geven van het advies om een vaststellingsovereenkomst te sluiten en dat hij daarbij ook voorzichtig te werk is gegaan. Omdat de aangeboden vaststellingsovereenkomst niet de juiste opzegtermijn had, heeft hij overleg gevoerd met de jurist van klaagster en hij is blij dat hij klaagster geadviseerd heeft een jurist in te schakelen. Ter zitting heeft de bedrijfsarts gemeld dat hij er op dit moment niet meer achter staat dat door hem in de probleemanalyse van 13 juli 2020 “exit” en “VSO” vermeld is. Dat de werkgever er “zo hard op ingesprongen is”, heeft hij nooit geweten, aldus de bedrijfsarts.

4.9 Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts klaagster niet had mogen adviseren om een vaststellingsovereenkomst te sluiten, omdat hij zich met dit advies buiten het terrein van zijn deskundigheid begaf. De bedrijfsarts heeft zich – zoals blijkt uit de inhoud van het telefoongesprek van 13 juli 2020, zie 3.4 hiervoor – na de opmerking van klaagster daarover gerealiseerd dat het beëindigen van een arbeidsovereenkomst tijdens ziekte problemen kan opleveren bij het verkrijgen van een uitkering van het UWV. Desondanks heeft de bedrijfsarts actief aangestuurd op beëindiging met een vaststellingsovereenkomst. In dat kader heeft hij ook (op eigen initiatief) contacten onderhouden met de jurist van klaagster. Van de door de bedrijfsarts gestelde terughoudendheid of voorzichtigheid is het college niet gebleken. In tegendeel, als het verloop van het telefoongesprek van 13 juli 2020 wordt bezien. Niet alleen heeft de bedrijfsarts klaagster in dit telefoongesprek met zijn advies overrompeld en onder druk gezet (om uit die “hel” te komen), maar ook heeft hij haar juridisch advies gegeven voor een oplossing van hetprobleem met het UWV over een uitkering. Ook dat juridisch advies ligt niet op zijn vakgebied en is bovendien onjuist.

4.10 Door vervolgens in de probleemanalyse op te nemen dat de enige oplossing nog een exit met een vaststellingsovereenkomst was en de arbeidsongeschiktheid van klaagster als situationeel te betitelen, heeft de bedrijfsarts bewerkstelligd dat de werkgever klaagster onder druk is gaan zetten om daadwerkelijk een vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. De bezwaren van klaagster, haar jurist en haar behandelaars werden door de werkgever weggewuifd met een beroep op het advies van de bedrijfsarts en de dreiging met maatregelen als klaagster hieraan niet zou meewerken. Ondanks het feit dat de bedrijfsarts door klaagster op de hoogte is gesteld van de druk die de werkgever op haar uitoefende, heeft hij haar in januari 2021 opnieuw beëindiging met een vaststellingsovereenkomst geadviseerd. Dit klachtonderdeel is op grond van het voorgaande gegrond.

5. Maatregel

5.1 Omdat alle klachtonderdelen gegrond zijn, moet het college bepalen welke maatregel aan de bedrijfsarts daarbij past. Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts ernstig in de zorg jegens klaagster is tekortgeschoten en rekent hem dat zwaar aan. De bedrijfsarts had van het begin af aan maar één ding voor ogen: er is een arbeidsconflict en dus moeten klaagster en de werkgever uit elkaar. Mede daardoor is een blinde vlek ontstaan voor de medische en andere problematiek van klaagster en heeft de bedrijfsarts precies het tegengestelde bewerkstelligd van wat hij beoogde, namelijk klaagster helpen en begeleiden. Dat de bedrijfsarts niet gelooft in een 2e spoor re-integratietraject moge zo zijn, maar hij had de wens van klaagster voor dit traject niet mogen afwimpelen zoals hij heeft gedaan. Het college acht begrijpelijk dat klaagster zich door zijn reactie niet serieus genomen voelde. Ernstig verwijtbaar en onprofessioneel acht het college ook de e-mail van de bedrijfsarts van 19 januari 2021 van 23:07 uur met de mededeling dat de werkgever klaagster voor 20 uur per week werkzaamheden zou kunnen opdragen. Niet alleen kwam die mededeling volledig uit de lucht vallen, maar ook nog eens op een onmogelijk tijdstip (laat in de avond). De bedrijfsarts heeft zich kennelijk niet gerealiseerd wat voor uitwerking zo’n bericht op een zieke werknemer als klaagster kan hebben. De bedrijfsarts heeft in het verweerschrift aangegeven dat klaagster tijdens de consulten op hem gestrest, gespannen en emotioneel overkwam. Na de haar voorgelegde concept-vaststellingsovereenkomst was zij “ontredderd en wanhopig”. Dat wetende had de bedrijfsarts moeten begrijpen en voorzien dat dit e-mailbericht, met de boodschap dat klaagster weer 20 uur zou moeten gaan werken, op een tijdstip waarop zij niemand meer kon bereiken, bij klaagster forse angst en paniek teweeg zou brengen. Ook later, toen klaagster hem daarop aansprak, ging bij de bedrijfsarts geen lichtje branden en kon hij zich zelfs de e-mail niet herinneren. Dit, terwijl ten minste een excuus voor het tijdstip van het bericht op zijn plaats was geweest.

5.2 Ook ter zitting heeft het college bij de bedrijfsarts geen reflectie ten aanzien van zijn opstelling gezien. Enig inzicht in de dingen die niet goed zijn gegaan in de begeleiding van klaagster en de gevolgen die dit voor de gezondheid van klaagster hebben gehad lijkt bij de bedrijfsarts te ontbreken. Dat hij fors buiten zijn vakgebied is getreden door klaagster op juridisch terrein (onjuiste) adviezen te geven over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, lijkt hij zich evenmin te realiseren.

5.3 Het college is dan ook van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan een berisping. Daarbij raadt het college de bedrijfsarts dringend aan om zich te laten nascholen op het terrein van omgaan met ingewikkelde arbeidsrelaties en arbeidsconflicten. Zijn uitgangspunt dat zieke werknemers beter worden als je de druk van de werkgever weghaalt, is in zijn algemeenheid niet juist en al helemaal niet in de onderhavige zaak.

5.4 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere (bedrijfs)artsen mogelijk lering kunnen trekken uit wat hiervoor in hoofdstuk 4 is overwogen.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

  • legt de bedrijfsarts de maatregel van berisping op;

  • bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG in geanonimiseerde vorm zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing

Aldus beslist door F.C. Alink-Steinberg, voorzitter, W.G.H. Corté, lid-jurist, P.E. Rodenburg, R.P.J. Ansem en J. Dogger, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van N.A.M. Sinjorgo, secretaris, en uitgesproken door E.P. van Unen op 30 november 2022 in aanwezigheid van de secretaris.