Home

ECLI:NL:TGZRZWO:2018:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 23-04-2018 273/2017

ECLI:NL:TGZRZWO:2018:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 23-04-2018 273/2017

Gegevens

Instantie
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle
Datum uitspraak
23 april 2018
Datum publicatie
23 april 2018
ECLI
ECLI:NL:TGZRZWO:2018:90
Zaaknummer
273/2017

Inhoudsindicatie

Klaagster niet-ontvankelijk in klacht tegen radioloog. Verweerder heeft telkens de e-mailberichten ondertekend met zijn voornaam en uit de teksten blijkt niet dat verweerder zichzelf presenteert als radioloog en in die hoedanigheid de verklaring heeft verzocht. Niet aannemelijk is geworden dat verweerder heeft gehandeld in de hoedanigheid van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar. Het voorgaande leidt ertoe dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verweerder niet in de hoedanigheid van arts heeft gehandeld en derhalve verweerder terzake van dat handelen niet aan tuchtrechtspraak is onderworpen.

Uitspraak

Beslissing d.d. 23 april 2018 naar aanleiding van de op 18 oktober 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

bijgestaan door mr. J. van der Steenhoven, advocaat te Amsterdam,

k l a a g s t e r

-tegen-

C, radioloog, werkzaam te D,

bijgestaan door mr. drs. M. Kremer, Trip advocaten te Groningen,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dat blijkt uit de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 9 maart 2018 gehouden mondeling vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster en verweerder zijn zus en broer van elkaar. Er is nog een zus, E. Broer F is, nadat hij na een ongeval in 1976 in diverse instellingen is verpleegd, in 2010 overleden. Moeder is geboren in 1928 en overleden in 2012. Vader is geboren in 1922 en overleden in 2014.

Klaagster heeft eerder een klacht ingediend tegen verweerder, bekend onder nummer 281/2015. In die tuchtprocedure is verweerder, naar aanleiding van de op 18 november 2015 ingediende tuchtklacht, berispt bij beslissing van 6 januari 2017. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.

Op 20 februari 2016 heeft G aan H een brief geschreven waarin hij aangeeft dat hij gevraagd is door verweerder om de wilsbekwaamheid van verweerders moeder te beoordelen in verband met een testament. In de brief is beschreven dat sprake is van een juridische procedure bij een Nederlandse rechtbank. G heeft een samenvatting van de hem ter beschikkinggestelde documenten in de brief genoemd. G verzocht H om zijn oordeel te geven en wijst voor verdere communicatie naar “C” en nam het e-mailadres van verweerder bij de I op in de tekst.

Deze brief is per e-mail verzonden aan H op diezelfde datum met een kopie van dat bericht aan het privé-e-mailadres van verweerder. In dit e-mailbericht heeft G aangegeven dat de ‘patient’ de moeder van een collega betreft. G verzoekt om verder contact aan verweerder te richten, waarvan het e-mailadres in de cc is opgenomen.

Op 22 februari 2016 om 11:50 uur heeft verweerder vanaf zijn privé-e-mailadres gemaild naar H. In dit e-mailbericht heeft verweerder aangegeven dat hij nadenkt over het maken van een tijdlijn met eigen observaties en tijdpunten omdat hij de medische gegevens niet tot zijn beschikking heeft. Het e-mailbericht werd, voor zover thans van belang, ondertekend met:

Hope to talk to you soon

C

with kind regards

<image001.jpg>

C MD PhD FNASCI EBCR

Chief Medical/Scientific Officer

Professor and Chair of Radiology

CMI-Center for medical Imaging J

I Medical Center ”.

Op 27 februari 2016 heeft verweerder nogmaals een e-mailbericht verzonden vanaf zijn privé-e-mailadres aan H. Daarin bedankt verweerder H dat deze wil consulteren in deze problematische familiekwestie. Verweerder geeft aan dat hij naar beste kunnen en weten de bekende medische gegevens heeft vertaald. Verweerder geeft aan dat het gaat om een testament, dat het gaat om zijn moeder en noemt ook de voornaam van klaagster. Verweerder heeft het e-mailbericht ondertekend met ‘C’. “<MEDICAL STATEMENT.pdf>

Ook op 17 maart 2016 heeft e-mailcontact plaatsgevonden vanaf het privé-e-mailadres van verweerder met H.

Het bericht van 17 maart 2016 12:23 uur is ondertekend met “C”.

Het bericht van 12.41 uur is verstuurd vanaf een I-phone en ondertekend met:

“C MD PhD FNASCI

Chief Medical Scientific Officer

I Med Center

the Netherlands”

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij in weerwil van de uitspraak van het tuchtcollege van 6 januari 2017 wederom met gebruikmaking van zijn artsentitel, met misleidende informatie, aan H en K informatie heeft verschaft ter verkrijging van rapportages en deze rapportages heeft ingebracht bij het Centraal Tuchtcollege en in een civielrechtelijke procedure tussen partijen.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij zich conform de uitspraak van het tuchtcollege van 6 januari 2017 in de gerechtelijke procedures telkens profileert als privé-persoon en niet als arts en evenmin misleidende informatie heeft gegeven. Het staat verweerder als partij in een civielrechtelijke procedure vrij om deskundigenrapportages in te brengen. Verweerder voert aan dat klaagster misbruik maakt van het tuchtrecht nu sprake is van een familiair geschil en een civielrechtelijke procedure. Voor zover het tuchtcollege reeds heeft geoordeeld over het aan verweerder verweten handelen en die beslissing onherroepelijk is geworden dient klaagster niet- ontvankelijk te worden verklaard, gelet op artikel 51 van de Wet BIG.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Ontvankelijkheid

Het verweten handelen valt niet onder de reikwijdte van de eerste tuchtnorm nu geen sprake is van een individuele patiëntenrelatie waarbij sprake is van tekortschieten in zorgvuldigheid jegens de patiënt of diens naaste betrekkingen.

Het verweten handelen valt onder de reikwijdte van de tweede tuchtnorm nu verweerder verweten wordt verklaringen te hebben gevraagd met weerslag op de individuele gezondheidszorg.

Het belang van klaagster is erin gelegen dat zij aan de orde stelt dat verweerder als arts door een valse voorstelling van zaken medische verklaringen heeft verkregen en die in een civielrechtelijke procedure tussen partijen ter voorlichting van de rechter over de gezondheidstoestand van hun beider moeder in het geding heeft gebracht.

De vraag of verweerder in de hoedanigheid van arts heeft gehandeld dient, gelet op artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet BIG, derhalve vervolgens beantwoord te worden.

Verweerder heeft ten aanzien van de door of namens hem aan H en K verzochte verklaringen blijkens de overgelegde stukken de context van zijn verzoek, de familiaire relatie, en het belang van de verzochte verklaring voor een procedure over het testament van zijn moeder toegelicht. Ook in de daarop volgende

e-mailberichten heeft verweerder de termen “familiaire kwestie” en “moeder” gebruikt. Daarnaast heeft verweerder vermeld dat hij geen beschikking had over het medisch dossier van zijn moeder.

Dat G in zijn brief aan H een werk-e-emailadres van verweerder noemt kan verweerder niet worden aangerekend. Daarenboven is die brief door G vervolgens in kopie verzonden naar het privé-e-mailadres van verweerder.

Verweerder heeft telkens de e-mailberichten ondertekend met zijn voornaam en uit de teksten blijkt niet dat verweerder zichzelf presenteert als radioloog en in die hoedanigheid de verklaring heeft verzocht.

Dat een automatisch gegenereerde handtekening onder een e-mailbericht terecht is gekomen, wellicht door de instellingen van een I-phone of het door verweerder gebruikte e-mailprogramma, is ongelukkig maar kan gelet op het voorgaande niet tot een andere tuchtrechtelijke conclusie leiden.

Niet aannemelijk is geworden dat verweerder heeft gehandeld in de hoedanigheid van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar.

Het voorgaande leidt ertoe dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verweerder niet in de hoedanigheid van arts heeft gehandeld en derhalve verweerder terzake van dat handelen niet aan tuchtrechtspraak is onderworpen.

Bij deze stand van zaken kan het beroep van verweerder op artikel 51 van de Wet BIG onbesproken blijven.

5.2

Gelet op het voorgaande is de klaagster kennelijk niet-ontvankelijk en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, R.B. van Leeuwen en

J.J.C.M. Rooijmans-Rietjens, leden-artsen, in tegenwoordigheid van

mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 23 april 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.