ECLI:NL:TGZRZWO:2018:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-05-2018 323/2017
ECLI:NL:TGZRZWO:2018:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 07-05-2018 323/2017
Gegevens
- Instantie
- Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle
- Datum uitspraak
- 7 mei 2018
- Datum publicatie
- 7 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:TGZRZWO:2018:93
- Zaaknummer
- 323/2017
Inhoudsindicatie
Klacht tegen huisarts ongegrond. Verweerster heeft de diagnose torsio testis gemist. Zij heeft echter wel zorgvuldig gehandeld. Zij heeft voldoende onderzoek gedaan en dit goed gedocumenteerd. Zij heeft overleg gehad met een uroloog en voldoende nazorg gegeven.
Uitspraak
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 7 mei 2018 naar aanleiding van de op 4 december 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A, wonende te B (gemeente C),
bijgestaan door mr. M. Bakhuis, advocaat te Apeldoorn,
k l a g e r
-tegen-
D,huisarts, werkzaam te C,
bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniels, advocaat te Utrecht,
v e r w e e r s t e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Dit blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 6 april 2018, alwaar klager en verweerster zijn verschenen, beiden bijgestaan door hun advocaat.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Op 14 mei 2016 is klager door verweerster gezien op de huisartsenpost in C in verband met pijnklachten aan de rechter testis. Klager had reeds op internet gekeken en vond dat zijn klachten pasten bij een torsio testis en heeft dit tijdens het consult genoemd. Verweerster heeft klager onderzocht en telefonisch advies gevraagd aan een uroloog. Op basis hiervan stelde zij als diagnose een ontsteking (orchitis/epididymitis) en schreef antibiotica en pijnstilling voor. Tevens heeft zij hem het advies gegeven weer naar de huisartsenpost te komen als de klachten verergerden.
Klager is enige dagen later naar zijn eigen huisarts gegaan die onmiddellijk doorverwees naar een uroloog. De uroloog stelde een torsio testis vast. De rechter testis is op
18 augustus 2016 operatief verwijderd. Klager ervaart als gevolg van deze kwestie fysieke en psychologische gevolgen.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerster - zakelijk weergegeven - dat zij:
a. als dienstdoend huisarts de diagnose “torsio testis” heeft gemist tijdens de consulten op de huisartsenpost te C;
b. klager niet terstond heeft doorverwezen naar een uroloog of andere medische beroepsoefenaar;
c. als medische beroepsoefenaar heeft nagelaten adequate nazorg te bieden aan klager, nadat de diagnose “torsio testis” was gesteld en de testis operatief door de uroloog was verwijderd, zulks ook niet nadat hierover overleg is gevoerd tussen klager en verweerster. Zo heeft verweerster bijvoorbeeld niet zelf haar beroepsassuradeur ingeschakeld na het constateren van de beroepsfout, teneinde de schade met klager adequaat te regelen.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER
Verweerster voert het volgende aan:
Ad a. het gaat om één consult op 14 mei 2016. Gelet op het door haar verrichte onderzoek en het verhaal van klager dacht verweerster aan twee mogelijke diagnoses: een ontsteking (orchitis/epididymitis) of een torsio testis. Hierna heeft zij telefonisch advies gevraagd aan een uroloog. Deze merkte onder meer op dat in geval van een torsio testis een patiënt echt heel veel pijn moet hebben. Daarvan was hier geen sprake. Daarom heeft zij de diagnose orchitis/epididymitis gesteld en kon zij in redelijkheid tot het gevoerde beleid komen. Er waren te weinig aanwijzingen voor een diagnose torsio testis. Het heeft verweerster niet ontbroken aan de vereiste zorgvuldigheid bij het komen tot de door haar gestelde differentiaal diagnose.
Ad b. nu de diagnose orchitis/epididymitis was gesteld, was er geen noodzaak door te sturen naar een uroloog daar een huisarts dit ziektebeeld zelf mag en kan behandelen. Ook de geconsulteerde uroloog zag geen noodzaak tot verwijzing.
Ad c. zij heeft altijd open gestaan voor overleg. Zij heeft uitgebreid met klager gesproken nadat klager contact had gezocht met de klachtenfunctionaris van de huisartsenpost. Daarbij is ook het indienen van een claim besproken waarbij klager aangaf dat hij hierover zou nadenken, waardoor zij het niet als haar verantwoordelijkheid heeft gevoeld om de kwestie aan te melden bij haar verzekeraar. Verweerster stelt dat zij adequate nazorg heeft geleverd en tuchtrechtelijk niet verwijtbaar heeft gehandeld.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Kern van de klacht is dat verweerster de juiste diagnose heeft gemist. Achteraf staat vast dat dit het geval is. Het missen van de juiste diagnose leidt echter niet per definitie tot een gegronde klacht. De klacht is pas gegrond als vast komt te staan dat de wijze waarop verweerster tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. Bij de beoordeling daarvan wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard.
5.2
Wat in gevallen als deze onder een redelijk bekwame beroepsuitoefening wordt verstaan, is uitgewerkt in de NHG Farmacotherapeutische Richtlijn “Acute epididymitis”. Deze richtlijn ziet zowel op de diagnose epididymitis (bijbalontsteking) als op de diagnose torsio testis (draaiing van de zaad/zenuwstreng). Voor zover van belang staat bij “inleiding” het volgende in de richtlijn vermeld:
“Epididymitis is een meestal acuut of subacuut ontstane ontsteking van de bijbal (….).
De belangrijkste symptomen zijn unilaterale scrotale pijn en zwelling. Begeleidende verschijnselen kunnen zijn dysurie (meestal), koorts (70 tot 80%), erytheem van de scrotale huid (60%) en algemene malaise. Altijd maar vooral bij jongeren, dient bij acute scrotale pijn een torsio testis te worden uitgesloten.”
Bij “achtergronden” staat het volgende geschreven:
“(…) De belangrijkste differentiaal diagnose bij (jonge) mannen met (sub)acute scrotale pijn is torsie van de testikel. Torsio testis komt vooral voor rond de puberteit en veroorzaakt een acute heftige pijn. Andere oorzaken van scrotale pijn en zwelling kunnen zijn een trauma, een torsie van een appendix testis of een beklemde liesbreuk.”
Bij “diagnostiek” staat geschreven dat de arts dient te vragen naar de duur en het beloop van de klachten (begin van de klachten per acuut of niet?), naar koorts (koude rillingen) en algemene verschijnselen, naar urethrale afscheiding, naar mogelijkheid van een SOA (leeftijd, aard van de seksuele contacten, wisselende partners) en naar de voorgeschiedenis. Bij “lichamelijk onderzoek” staat geschreven dat inspectie en palpatie van het scrotum moet plaatsvinden. Daarbij staat dat bij een torsio testis de testis aan de aangedane zijde hoog en horizontaal in het scrotum ligt.
Uit de richtlijn volgt dat bij twijfel over de diagnose een verwijzing naar een uroloog dient plaats te vinden. Kinderen en adolescenten met acute scrotale pijn dienen in verband met een mogelijke torsio testis direct te worden verwezen.
5.3
Wordt het handelen van de arts bezien tegen de achtergrond van deze norm, dan moet het college concluderen dat de arts de richtlijn heeft gevolgd en daarmee heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht.
Noch uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de arts tijdens het consult niet zorgvuldig is geweest.Zij heeft voldoende onderzoek gedaan en heeft dit goed gedocumenteerd. Zij trof een niet acuut zieke patiënt aan. Balzak gezwollen en roodheid. Bij navraag was er geen kans op een SOA. Bij lichamelijk onderzoek, dat staand is verricht, is niet vermeld dat de testis aan de aangedane zijde hoog en horizontaal in het scrotum gelokaliseerd was. In het dossier is vermeld “rechter testikel gezwollen, vast aanvoelend, geen onregelmatigheden”. De geconsulteerde uroloog zag geen reden voor verwijzing. Zij meldde onder meer dat een patiënt bij een torsio testis echt heel erg veel pijn moet hebben.
Verweerster heeft op basis van het feit dat er reeds 30 uur klachten op en af waren, de leeftijd van de patiënt, het rustig op de stoel zitten van de patiënt en het overleg met de uroloog een weloverwogen beslissing gemaakt dat het hier ging om een epididymitis.
5.4
Het college ziet verder geen grond voor het verwijt datverweersterniet terstond heeft doorverwezen naar een uroloog of andere medische beroepsoefenaar. Nu de diagnose epididymitis was gesteld, was er geen noodzaak patiënt door te verwijzen. Een huisarts kan en mag dit ziektebeeld zelf behandelen.
5.5
Met betrekking tot klachtonderdeel 3, onvoldoende nazorg, overweegt het college als volgt:
Verweerster heeft zorgvuldig gehandeld door aan het eind van het consult te zeggen dat patiënt contact moest opnemen met de huisartsenpost als de klachten de volgende ochtend nog net zo hevig zouden zijn.
Nadat verweerster op 19 mei 2016 van de eigen huisarts van patiënt had vernomen dat er toch sprake was van een torsio testis, heeft zij onmiddellijk haar privénummer gegeven zodat patiënt haar kon bellen. Om hem moverende redenen heeft er pas een telefoongesprek van 45-60 minuten plaats gevonden in maart 2017. Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij dit gesprek als prettig heeft ervaren. Naar aanleiding van dit gesprek heeft verweerster nog een endocrinoloog en een uroloog geraadpleegd over het effect van het missen van een testikel en het testosterongehalte. In een tweede telefoongesprek is deze ingewonnen informatie met patiënt gedeeld. Ook uit de brief van de klachtenfunctionaris van de huisartsenpost van 7 april 2017 blijkt dat de gesprekken als open en eerlijk zijn ervaren.
Gelet op deze gang van zaken kan niet worden gezegd dat verweerster onvoldoende nazorg zou hebben gegeven.
Het college begrijpt dat het hele gebeuren een grote impact heeft op het leven van klager en zijn gezin. Toch kan het college niet anders dan concluderen dat de klacht op alle onderdelen ongegrond is.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan door mr. P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, mr. dr. Ph.S. Kahn,
lid-jurist, J.M. Komen, M.D. Klein Leugemors en dr. P.A.J. Buis, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van mr. M. Duijnstee-Mikmak, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
De secretaris is buiten staat deze beslissing mee te ondertekenen
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.