Home

ECLI:NL:TNORARL:2014:50 Kamer voor het notariaat 20-11-2014 AL/2014/29

ECLI:NL:TNORARL:2014:50 Kamer voor het notariaat 20-11-2014 AL/2014/29

Gegevens

Instantie
Kamer voor het notariaat
Datum uitspraak
20 november 2014
Datum publicatie
11 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:TNORARL:2014:50
Zaaknummer
AL/2014/29

Inhoudsindicatie

Met betrekking tot de wijze waarop de notaris via het internet naar buiten treedt, is van belang dat in artikel 19 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 is bepaald dat de notaris bij het naar buiten optreden zorg draagt voor een juiste en volledige presentatie van het kantoor.

Het gebruik van internetadressen valt onder het begrip “naar buiten optreden”.

De notaris heeft zich ten onrechte geafficheerd als notaris in de plaats O. Daarnaast heeft de notaris voor wat betreft het verrichten van ambtelijke werkzaamheden in de plaats O, buiten de plaats van vestiging, klachtwaardig gehandeld omdat hij daar in het jaar 2013 meer dan incidenteel (meer dan 1%) akten heeft gepasseerd.

Uitspraak

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2014/29

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

mr. [A], notaris te [B];

mr. drs. [C], notaris te [D];

mr. [E], notaris te [B];

mr. [F], notaris te [G];

hierna te noemen klagers,

tegen

mr. [H],

notaris te [I],

hierna: de notaris,

gemachtigde: mr. E.M. Simonova, advocaat te Leeuwarden,

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de klachtbrief met de datum 18 maart 2013, met bijlagen, door de kamer ontvangen op 20 maart 2014;

- een niet gedateerde brief van de notaris, met bijlagen, door de kamer ontvangen op 25 april 2014;

- een brief van klagers van 23 mei 2014, met bijlagen;

- een e-mail van klagers van 4 september 2014;

- een brief van de notaris van 12 september 2014, met bijlagen;

- e-mail berichten van klagers van 18 september 2014 en 3 oktober 2014;

- een e-mail van de notaris van 6 oktober 2014.

1.2 In de van de notaris op 25 april 2014 ontvangen brief is een tegenklacht tegen klagers ingediend. Deze tegenklacht is ter zitting van 10 oktober 2014 door de notaris ingetrokken.

1.3 De klachtzaak is behandeld ter zitting van 10 oktober 2014. Klagers zijn in persoon verschenen. Ook de notaris is in persoon verschenen tezamen met zijn gemachtigde.

1.4 Ter zitting is gelijktijdig de door klagers tegen notaris mr. [J], notaris te [K], ingediende klacht (kenmerk: AL/2014/30) behandeld, voor zover de klachtonderdelen met elkaar overeenkomen.

1.5 Eveneens gelijktijdig is de door mr. [L] en mr. [M], notarissen te [B], tegen de notaris ingediende klacht (kenmerk: AL/2014/27) en de tegen mr. [J] ingediende klacht (kenmerk: AL/2014/28) behandeld, voor zover de klachtonderdelen met elkaar overeenkomen.

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen klagers en de notarissen over en weer hebben aangevoerd alsmede op basis van de daarbij overgelegde stukken en de behandeling ter zitting, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2 Klagers zijn notarissen die behoren tot het samenwerkingsverband [N] (hierna: [N]) met kantoren in [B], [G] en [D].

2.3 De notaris behoorde in 2012 tot het toenmalige samenwerkingsverband [N] met in die tijd onder meer kantoren in [B] en [I].

2.4 De notaris is binnen [N] ingaande 1 november 2012 gewijzigd van plaats van vestiging. Vanaf die datum is de notaris niet langer notaris te [O], maar in [I]. De notaris heeft in [I] het protocol van, vanaf dat moment oud-notaris, mr. [P] overgenomen.

2.5 In januari 2013 is de samenwerking tussen de notaris en klagers c.q. [N] geëindigd. De notaris is blijven werken als notaris te [I]. De formele ontvlechting is ten dele afgerond. Klagers hebben het Bureau Financieel Toezicht (BFT) daarbij betrokken.

2.6 De notaris had vanaf 2013, buiten het kader van de samenwerking binnen [N], de beschikking over een kantoorruimte in [B] en een kantoorruimte in [Q]. Dat is nog steeds het geval. De notaris heeft te kennen gegeven dat hij de huur van de kantoorruimte in [B] ingaande 1 januari 2015 opzegt.

2.7 Sedert het najaar van 2013 heeft de notaris een samenwerkingsverband met mr. [J] (hierna: [J]), notaris te [K].

2.8 De notaris en [J] maken gebruik van internet door middel van hun website[R]. Ook hebben zij de domeinnaam[S]vastgelegd. Deze website wordt niet actief gebruikt. Ten tijde van het indienen van de klacht verwees de website door naar deze website van de notaris en [J].De notaris heeft zich ook in krantenberichten als notaris te [B] aangeduid.

3. De standpunten

3.1De klacht tegen de notaris valt uiteen in de volgende onderdelen. De verschillende onderdelen zijn ter zitting vastgesteld.

1. De notaris gebruikte gedurende de periode van januari 2013 tot 1 oktober 2013 nog steeds briefpapier van [N], maar vermeldde daarop een ander Handelsregister nummer en een ander BTW-nummer dan de nummers van [N]. Volgens klagers was dat niet correct, omdat de samenwerking van de notaris binnen [N] in januari 2013 beëindigd was.

2. De notaris heeft door de wijze waarop hij gebruik heeft gemaakt van briefpapier van [N] en de op dat briefpapier vermelde namen, ten onrechte de indruk gewekt dat hij en oud-notaris mr. [P] als notarissen onderdeel waren van [N].

3. De notaris en [J] zijn in een te vroeg stadium een samenwerkingsverband aangegaan. Volgens klagers is daarmee (a) in ieder geval te vroeg naar buiten getreden en (b) niet correct gehandeld, nu dit samenwerkingsverband is aangegaan voordat de ontbinding van het samenwerkingsverband [N] had plaatsgevonden.

4. Volgens klagers heeft de notaris ten onrechte kosten van de vestiging in [I] voor rekening van [N] laten komen. Klagers noemen het betalen van loon, pensioenpremie, huur voor het pand in [I], rekeningen van het kadaster, kosten ter zake van datalijnen, contributie van de KNB en verzekeringspremies. De vordering op het kantoor te [I] is volgens klagers van invloed op de bewaarpositie en de liquiditeitspositie van de andere vestigingen van [N].

5. Volgens klagers hebben de notaris en [J] in strijd met de wet kantoor gehouden en ambtelijke werkzaamheden verricht buiten hun standplaats. Klagers noemen in dit verband de kantoren in [B] en [Q], welke plaatsen in de gemeente [O] liggen. Op het pand in [B] bevond en bevindt zich een naambordje met de naam van de notaris, zonder de vermelding “notaris”. Volgens de website van de notaris en [J] begeven zij zich regelmatig buiten hun plaatsen van vestiging. Door klagers is in dit verband gewezen op een advertentie, een interview in een lokale krant en ook op de agenda van de notaris waaruit zou blijken dat de notaris ambtelijke werkzaamheden in [B] c.q. [Q] verrichtte.

6. De notaris heeft niet juist gehandeld door in 2013 en 2014 akten te passeren in de gemeente [O]. De daarbij gevolgde werkwijze leidde tot het ongewenste gevolg dat door cliënten gelden werden gestort op de derdengeldenrekening [B] in plaats van de derdengeldenrekening [I]. Klagers zouden graag zien dat de kamer een onderzoek naar deze gedragingen instelt.

7. a. Klagers noemen in dit klachtonderdeel een bankrekening bij de ING-bank waar oud-notaris [P] tot de opheffing in maart 2013 de beschikking over had en de notaris volgens eigen zeggen niet. Klagers wijzen er op dat de kwaliteitsrekeningen in die tijd al onder het protocol van de notaris vielen. Klagers vragen zich af welke formele functie van de oud-notaris nog had. Is hij kandidaat-notaris bij de notaris? Is hij aangemeld bij de KNB, bij het pensioenfonds? Naar de mening van klagers zijn meerdere artikelen uit de Wna geschonden.

b. Klagers geven aan dat de notaris gelden van een kwaliteitsrekening van kantoor [I] heeft overgeboekt naar een bankrekening van zijn besloten vennootschap en naar een bankrekening van oud-notaris [P]. Klagers hebben de notaris er op gewezen dat hij in strijd handelde met de Wna en pas na lang aandringen heeft de notaris het geld teruggestort. Oud-notaris [P] heeft nog niets teruggestort. Klagers merken op dat het voorgaande tot een negatieve bewaarpositie bij het kantoor [I] heeft geleid, maar vanwege de buffers van de andere kantoren niet tot een negatieve bewaarpositie van [N].

8. a. Klagers noemen lopende zaken die nog niet zijn afgewikkeld. Volgens klagers handelen de notaris en [J] niet juist inzake de niet betaalde huurtermijnen voor het pand in [I]. Klagers rekenen [J] dit ook aan omdat [H] in het pand te [I], in maatschap met [J], nog steeds praktijk voert.

Klagers zijn betrokken in de rechtszaak over de niet betaalde huurtermijnen, hetgeen de notaris volgens klagers had moeten voorkomen.

b. Klagers geven aan dat de notaris inzake de overeengekomen betaling van goodwill en het uiteindelijk aan de notaris of zijn besloten vennootschap te betalen bedrag niet juist heeft gehandeld. Met het opeisen van zijn vordering op de besloten vennootschap van een van klagers, mr. drs. [C], heeft de notaris het vinden van een oplossing voor de ontvlechting van [N] onnodig geprovoceerd.

3.2 Op het verweer van de notariszal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, ingaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

4.2 De kamer zal de klacht aan de hand van voornoemde maatstaf beoordelen en overweegt als volgt.

Klachtonderdeel 1. Het onjuiste gebruik van briefpapier.

4.3 Met betrekking tot de klacht over de wijze waarop de notaris gebruik heeft gemaakt van het briefpapier van [N] is de kamer van oordeel dat van klachtwaardig handelen niet is gebleken. Immers, de klacht betreft briefpapier van [N] dat door de notaris is gebruikt in de tijd toen de maatschap niet ontbonden was en dus (in elk geval formeel) nog bestond. Voor zover daarbij variabelen (zoals het BTW nummer) zijn vermeld die niet hoorden bij de desbetreffende locatie, is dat een interne kwestie, die niet als klachtwaardig aan te merken is. De kamer overweegt voorts dat, indien sprake is geweest van mogelijk klachtwaardig handelen, het in de rede had gelegen dat de toezichthouder, het BFT, dat bekend was met de problemen rond de beëindiging van de samenwerking [N], een klacht zou hebben ingediend. Het BFT heeft echter geen klacht ingediend. Klachtonderdeel 1 zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2. Notarissen van [N] in [I].

4.4 Klagers hebben onder verwijzing naar het briefpapier zoals dat de notaris vanuit de vestiging [I] heeft gebruikt, aangeven dat de notaris ten onrechte heeft gesuggereerd dat hij en oud-notaris [P] als notarissen deel uitmaakten van het samenwerkingsverband [N] in [I].

4.5 Naar het oordeel van de kamer is niet van klachtwaardig handelen door de notaris gebleken. Vaststaat dat de notaris het briefpapier gebruikt heeft in de tijd dat de maatschap die hij met [N] vormde nog niet ontbonden c.q. gescheiden en gedeeld was. Voor het overige is van belang dat het binnen [N] kennelijk niet ongebruikelijk was om gedefungeerde oud-notarissen, van wie het protocol werd overgenomen, op het briefpapier of in e-mailberichten te vermelden, zoals bij de behandeling van de klacht naar voren is gekomen.

4.6 Klachtonderdeel 2 zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 3. De samenwerking tussen de notaris en [J].

4.7 Volgens klagers zijn de notaris en [J] te vroeg naar buiten getreden met hun samenwerkingsverband, zeker nu de samenwerking is aangegaan voordat het samenwerkingsverband [N] ontbonden en gescheiden en gedeeld was.

4.8 De kamer gaat er vanuit dat de gevolgen van de beëindiging van de samenwerking en het daarmee naar buiten treden geregeld moesten worden na de bijeenkomst in januari 2013, het tijdstip waarop [N] de samenwerking met de notaris beëindigde.

4.9 De kamer is van oordeel dat door het feit dat de notaris (al) in 2013 samenwerking met [J] heeft gezocht en dat de notaris en [J] daartoe hebben besloten en daarmee naar buiten zijn getreden, terwijl de ontvlechting van [N] nog geen feit was, geen tuchtrechtelijke norm is geschonden. Voor de notaris geldt dat klagers in januari 2013 de samenwerking met hem hadden opgezegd. Het feit dat de gevolgen van dat besluit nog niet geregeld waren, behoefde de notaris er niet van te weerhouden met een andere notaris ([J]) te gaan samenwerken. Er is geen regel die een zodanige samenwerking verbiedt.

4.10 Gelet op het voorgaande zal de kamer klachtonderdeel 3 ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 4. Afwentelen kosten op [N].

4.11 Door klagers zijn diverse kosten en rekeningen genoemd betreffende het pand in [I] en het daar werkende personeel, die de notaris ten onrechte bij [N] heeft gelegd. Ook is gesteld dat de toename van de vordering op de vestiging in [I] van invloed is op de bewaarpositie en de liquiditeitspositie van de andere vestigingen van [N].

4.12 Naar het oordeel van de kamer kan niet anders worden geconstateerd dan dat met klachtonderdeel 4 een onderling, intern, civielrechtelijk conflict aan de orde wordt gesteld. Klagers hebben geen belang bij het indienen van een klacht over interne civielrechtelijke aangelegenheden. Verder is van belang dat - voor zover de bewaarpositie en de liquiditeitspositie gevaar zouden hebben gelopen - het van alle perikelen binnen [N] op de hoogte zijnde BFT geen aanleiding heeft gezien om hierover te klagen.

4.13 Gelet op het voorgaande zal klachtonderdeel 4 niet-ontvankelijk worden verklaard.

Klachtonderdeel 5. De websites en de krant.

4.14 In de klachtonderdelen 5 en 6 is een aantal onderwerpen aan de orde gesteld. Deze hebben betrekking op de website(s) van de notaris en [J] en op het al dan niet kantoorhouden door de notaris in andere plaatsen dan zijn plaats van vestiging.

4.15 Mede gelet op hetgeen ter zitting door klagers is verduidelijkt, stelt de kamer vast dat klachtonderdeel 5 ziet op wijze waarop de notaris en [J] zich naar buiten presenteren met hun website(s) en de publicaties over de notaris in plaatselijke kranten.

4.16 Met betrekking tot de wijze waarop de notaris via het internet naar buiten is getreden, overweegt de kamer dat in artikel 19 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 is bepaald dat de notaris bij het naar buiten optreden zorg draagt voor een juiste en volledige presentatie van het kantoor.

4.17 In de uitspraak van 3 oktober 2003 (kenmerk 327/2003 NOT) heeft het gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat het gebruik van internetadressen valt onder het begrip “naar buiten optreden”.

4.18 Gelet op hetgeen over en weer is aangevoerd en de daarbij overgelegde stukken is de kamer van oordeel dat de notaris tot voor kort, in ieder geval ten tijde van het indienen van de klachten, in strijd met het bepaalde in artikel 19 van voornoemde verordening heeft gehandeld.

4.19 In dit verband acht de kamer van belang dat de notaris en [J] de domeinnaam van de website[S]hebben geregistreerd en deze website, die met de zoekfunctie van Google werd gevonden wanneer men een notaris in [B] zocht, verwees door naar de website[R]van de notaris en [J]. Hierdoor werd gesuggereerd dat de notaris gevestigd is in [B] (of [O]), terwijl dat niet het geval is. Dat geldt ook voor het gebruik maken van termen op de website of uitlatingen in de pers in de zin dat de notaris “notaris in [B] of notaris voor [B] of notaris uit [B]” was. Hierdoor is in strijd met de werkelijkheid en dus ten onrechte gesuggereerd dat de notaris (ook) in [B] is gevestigd.

4.20 Gelet op het voorgaande zal de kamer klachtonderdeel 5 tegen de notaris gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 6. Kantoor houden buiten de plaats van vestiging en uitingen in brieven.

4.21 Met betrekking tot het kantoor houden buiten de plaats van vestiging overweegt de kamer dat in artikel 13 Wna is bepaald dat het de notaris is toegestaan om buiten zijn plaats van vestiging ambtelijke werkzaamheden te verrichten. Een notaris mag echter geen bijkantoor/bijkantoren buiten zijn plaats van vestiging hebben.

4.22 Ambtelijke werkzaamheden buiten de standplaats mag een notaris in beperkte mate, incidenteel, verrichten. Bij het bepalen van de voor “incidenteel” geldende norm wordt de maatstaf van niet meer dan 1% van de in een jaar door de notaris gepasseerde akten gehanteerd.

4.23 Met betrekking tot het werken in [B] heeft de notaris verklaard dat hij daar een werkkamer huurt (tot 1 januari 2015) waar hij niet of nauwelijks een akte passeert. Aan de voorkant van het gehuurde gebouw is een naambordje bevestigd met slechts zijn naam zonder verdere vermeldingen. Hij gebruikt deze ruimte om in [B] te werken op het moment waarop hij niet in zijn woonhuis in [B] kan werken.

4.24 Klagers hebben deze stelling van de notaris niet, althans onvoldoende, weersproken.

4.25 De kamer overweegt dat het de notaris vrij staat in [B] anders dan in zijn woonhuis werkruimte te hebben. In hoeverre in die werkruimte door de notaris ambtelijke werkzaamheden worden verricht en of de notaris daarbij de geldende norm overtreden heeft c.q. overtreedt, is niet komen vast te staan. Derhalve zal de kamer dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

4.26 Voor wat betreft de werkzaamheden in [Q] is naar het oordeel van de kamer daarentegen sprake van klachtwaardig handelen. Zo staat vast dat de notaris in zijn brieven aan cliënten heeft geschreven: “…op mijn kantoor te [Q]…”. De notaris heeft zich op die wijze geafficheerd als notaris in [Q], terwijl dat niet meer het geval was en heeft de indruk gewekt dat hij in [Q] een vestiging had. De kamer overweegt in dit verband mede dat de notaris ter zitting heeft toegelicht dat hij in [Q] in het jaar 2013 meer dan incidenteel (meer dan 1%) akten heeft gepasseerd in de tijd waarin hij geen notaris meer was te [O], tot welke gemeente [Q] behoort.

4.27 Gelet op het voorgaande zal de kamer dit deel van klachtonderdeel 6 gegrond verklaren.

Klachtonderdeel 7. a. De bankrekening bij de ING-bank. b. De kwaliteitsrekening.

4.28 Voor zover (a) het gebruik maken van de onder het protocol van de notaris vallende bankrekening bij de ING-bank aan de orde is gesteld, hebben klagers ter zitting verduidelijkt dat het gaat om de toepassing van artikel 15, lid 2, Wna. Daarin is het volgende bepaald: “De aangewezen notaris treedt met ingang van de dag van zijn aanwijzing van rechtswege in de plaats van zijn ambtsvoorganger met betrekking tot de bijzondere rekeningen, bedoeld in artikel 25. Hij stelt de financiële onderneming, bedoeld in artikel 25, eerste lid, terstond van zijn aanwijzing in kennis.”

4.29 Naar het oordeel van de kamer hebben klagers niet aangetoond dat genoemde bepaling daadwerkelijk op een verwijtbare wijze is geschonden en ook blijkt evenmin dat de vereiste melding niet heeft plaatsgevonden.

4.30 Voor zover klagers (b) hebben gesteld dat sprake is geweest van een negatieve bewaarpositie is kamer van oordeel dat een negatieve bewaringspositie niet is aangetoond. Het zou dan een negatieve bewaringspositie van of de notaris of het samenwerkingsverband [N] betreffen. Bewijsstukken van een dergelijke negatieve bewaringspositie zijn niet voor handen. Informatie hieromtrent van het BFT ontbreekt. Die informatie zou zeker aanwezig zijn geweest, indien het BFT een dergelijke positie geconstateerd zou hebben. De kamer is van oordeel dat noch door eigen stukken, noch met informatie van het BFT, door klagers is onderbouwd dat bij de notaris en [N] sprake is geweest van een negatieve bewaarpositie.

4.31 Klachtonderdeel 7 zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 8. Afwikkeling lopende zaken.

4.32 Klagers klagen over het handelen van de notaris ter zake van de huur van het kantoorpand te [I]. De kamer constateert dat klagers ten deze een aantal onderwerpen zoals de contractuele boete, het mogelijk instigeren van een rechtszaak daarover en het eenvoudig kunnen voorkomen van een rechtszaak hebben genoemd. Ook hebben klagers vermoedens over de verdere verhuur van het pand geuit.

4.33 Naar het oordeel van de kamer kan in het door klagers gestelde bezwaarlijk een klacht worden gelezen. Daar waar klagers spreken van “mogelijk” en “vermoeden” was het aan klagers dit te onderbouwen. Nu dat niet is gedaan legt de kamer dit klachtonderdeel terzijde.

4.34 Verder is in dit klachtonderdeel de wijze waarop de notaris is omgegaan met de vergoeding van goodwill aan de orde gesteld. Klagers noemen onder meer het opeisen van een lening aan de besloten vennootschap van Mr. Drs. [C] en het dreigen met een betalingsprocedure. Naar het oordeel van de kamer hebben klagers ten deze onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie zouden nopen dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld zou hebben. Zeker geldt dit wanneer de conflictueuze situatie die tussen de notaris en zijn voormalige compagnons was ontstaan, in de overwegingen wordt betrokken.

4.35 Beide onderdelen van klachtonderdeel 8 zullen ongegrond worden verklaard.

4.36 Voor zover de klachtonderdelen gegrond zijn verklaard, past daaropin beginsel een tuchtrechtelijke reactie. De kamer overweegt in dit verband dat het belangrijk is dat de notaris zich de klacht, voor wat betreft het gebruik van het internet heeft aangetrokken. Dat geldt ook voor de wijze waarop hij zich als notaris in [Q] afficheerde. De notaris heeft voorts verklaard niet langer in correspondentie te vermelden dat hij ook in [Q] werkt. De kamer gaat er vanuit dat de notaris zich ten deze aan zijn woord zal houden. Het voorgaande neemt echter niet weg dat de notaris door in [Q] ambtelijke werkzaamheden te verrichten niet overeenkomstig de voor hem geldende regels heeft gehandeld.

4.37 Onder vorengenoemde omstandigheden, waarbij de kamer in het voordeel van de notaris betrekt dat hij kort na het wijzigen van zijn plaats van vestiging in [I] en de opzegging van de samenwerking binnen [N] in een moeilijke situatie verkeerde, acht de kamer het opleggen van de tuchtmaatregel van een waarschuwing gepast en geboden.

Beslist wordt derhalve als volgt.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

- verklaart de klacht gegrond wat betreft de onderdelen 5 en 6, voor zover deze zien op het zich afficheren als notaris in [Q], en legt de notaris de tuchtmaatregel van een waarschuwing op;

- verklaart de klacht niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 4;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L.C.J. van Emden-Geenen, voorzitter,

mrs. D.T. Boks, L.P. Oostveen-ter Braak, F.L.M. van de Graaff en H. Quispel, leden en door de voorzitter, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 20 november 2014.

De secretaris, De voorzitter,

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.