ECLI:NL:TNORARL:2017:46 Kamer voor het notariaat 13-10-2017 C/05/19030 KL RK 17-45 C/05/19032 KL RK 17-46
ECLI:NL:TNORARL:2017:46 Kamer voor het notariaat 13-10-2017 C/05/19030 KL RK 17-45 C/05/19032 KL RK 17-46
Gegevens
- Instantie
- Kamer voor het notariaat
- Datum uitspraak
- 13 oktober 2017
- Datum publicatie
- 1 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:TNORARL:2017:46
- Zaaknummer
- C/05/19030 KL RK 17-45
Inhoudsindicatie
Klager verwijt de notarissen dat zij hebben meegewerkt aan een schenking van vader aan zijn kinderen, terwijl de notarissen wisten dat na de schenking vader onvoldoende vermogen overhield om een vordering op hem die opeisbaar zou worden na zijn overlijden te voldoen.
De werkzaamheden en de advisering ten aanzien van de schenking zijn verricht door de kandidaat-notaris, terwijl de klacht zich richt tegen de notarissen. De notarissen zijn niet betrokken geweest bij het handelen waarover klager zich beklaagt. Het handelen van de kandidaat-notaris is zelfstandig aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer komt tot het oordeel dat ten aanzien van de notarissen geen sprake is van verwijtbare gedragingen. De klacht wordt derhalve ongegrond verklaard.
Uitspraak
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN
Kenmerk: C/05/319030/ KL RK 17-45
C/05/319032/ KL RK 17-46
beslissing van de kamer voor het notariaat
op de klacht van
[…],
wonende te Nijmegen,
klager
tegen
1.
[…],
notaris te […]
2.
[…],
notaris te […]
Partijen worden hierna genoemd klager en de notarissen, dan wel de notaris onder 1 en de notaris onder 2.
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit
- de klacht, met bijlagen, ingekomen op 18 april 2017
- het verweer, ingekomen op 28 april 2017, van de notaris onder 1
- het verweer, ingekomen op van 9 mei 2017, van de notaris onder 2.
1.2 De klachtzaak is ter zitting van 15 september 2017 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de notaris onder 1 en kandidaat-notaris mevrouw [ A ] anderzijds. De notaris onder 2 is, met kennisgeving, niet verschenen.
2.1 De vader van klager (hierna: vader) was in tweede echt gehuwd met mevrouw [ B ] (hierna: erflaatster). Erflaatster heeft bij testament van 18 maart 2003 onder meer bepaald dat op haar nalatenschap de wettelijke verdeling van toepassing is en dat vorderingen ter zake van de legitieme portie, die eventueel ten laste van haar echtgenoot komen, pas opeisbaar zijn na zijn overlijden.
2.2 Erflaatster is op 18 september 2010 overleden. De zoon van erflaatster uit haar eerste huwelijk had, op grond van het testament, een vordering op vader van € 172.708,-.
2.3 Vader heeft bij notariële akte van 30 juli 2012 zijn woonhuis met een WOZ-waarde van € 352.000,- en een bedrag van € 180.000,- (hierna: de schenking) geschonken aan zijn drie kinderen, onder wie klager.
2.4 Voorafgaand aan de schenking is in een overleg met kandidaat-notaris mevrouw
[ A ] (hierna: de kandidaat-notaris) door de kinderen van vader, onder wie klager, geïnformeerd of met de schenking paulianeus werd gehandeld, omdat vader na de schenking nog maar zou beschikken over een vermogen van € 65.000,-.
2.5 Vader is op 25 maart 2016 overleden. Zijn nalatenschap is beneficiair aanvaard. Bij de afwikkeling van de nalatenschap is gebleken dat de zoon van erflaatster slechts een bedrag van € 24.333,- zou ontvangen. Na juridische onderhandelingen hebben de drie kinderen van vader, zijnde zijn erfgenamen, met de zoon van erflaatster een vaststellingsovereenkomst gesloten en aan hem een bedrag van € 112.500,- uitbetaald.
3.1 Klager verwijt de notarissen onzorgvuldig handelen. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
i. De notarissen hebben meegewerkt aan een schenking van vader aan zijn kinderen, terwijl de notarissen wisten dat vader na de schenking slechts € 65.000,- overhield en er een vordering was van de zoon van erflaatster op vader van € 172.708,-.
ii. De notarissen hebben vader de indruk gegeven dat hij alles mocht schenken, omdat dit volgens de notarissen legaal was, ondanks de vordering van de zoon van erflaatster op vader.
3.2 Op het verweer van de notarissen zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.
4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de de notarissen een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 De notaris onder 1 heeft ter zitting gesteld dat de klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, omdat de werkzaamheden en de advisering ten aanzien van de schenking door de kandidaat-notaris zijn verricht.
4.3 De notaris onder 2 stelt in zijn verweerschrift dat de klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht tegen hem, omdat hij niet betrokken is geweest bij de advisering en de werkzaamheden met betrekking tot de schenking.
4.4. Ter zitting is gebleken dat de werkzaamheden en de advisering ten aanzien van de schenking zijn verricht door de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft, als waarnemer van de notaris onder 1, de schenkingsakte gepasseerd. Ter zitting is verder gebleken dat de notarissen niet betrokken zijn geweest bij het handelen waarover klager zich beklaagt. In zoverre treft de notarissen dan ook geen verwijt.
4.5. Klager heeft ter zitting nog verklaard dat hij de klacht tegen de notarissen heeft ingediend, omdat zij als werkgever verantwoordelijk zijn voor het handelen van de kandidaat-notaris.
4.6 De kamer overweegt als volgt. Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna geldt dat het handelen of nalaten van kandidaat-notarissen zelfstandig aan het tuchtrecht is onderworpen. De werkzaamheden en de advisering met betrekking tot de schenking zijn uitgevoerd door de kandidaat-notaris. Wanneer klager van mening is dat door de kandidaat-notaris klachtwaardig is gehandeld, dan had het op zijn weg gelegen een klacht tegen de kandidaat-notaris in te dienen. Dat de notarissen als werkgever van de kandidaat-notaris zijn tekortgeschoten is niet gebleken.
4.7 Nu de notarissen niet betrokken zijn geweest bij het handelen waarover klager zich beklaagt, komt de kamer tot het oordeel dat er geen sprake is van verwijtbare gedragingen van de notarissen. De klacht wordt derhalve ongegrond verklaard. Daar komt bij dat op grond van artikel 99 lid 15 Wna een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. Nu de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden in 2012 en de klacht is ingekomen in 2017, zou de klacht ook kunnen worden aangemerkt als te laat ingediend.
Derhalve wordt beslist als volgt.
De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden
- verklaart de klacht ongegrond
c18top5583 Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. W.J. Hordijk, A. Roesink-Kragt, mr. D.T. Boks en mr. J.T.J. Heijstek, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017 | |
c20top235 De secretaris | c22top239 De voorzitter |
c18top5583 Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. | |