Home

ECLI:NL:TNORARL:2024:15 Kamer voor het notariaat 29-04-2024 C/05/423794 KL RK 23-82

ECLI:NL:TNORARL:2024:15 Kamer voor het notariaat 29-04-2024 C/05/423794 KL RK 23-82

Gegevens

Instantie
Kamer voor het notariaat
Datum uitspraak
29 april 2024
Datum publicatie
5 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:TNORARL:2024:15
Zaaknummer
C/05/423794 KL RK 23-82

Inhoudsindicatie

Klagers voeren aan dat de inhoud van het testament niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, mede omdat alles wordt nagelaten aan een dementerende vriendin. Deze klacht wordt door de kamer ongegrond verklaard op basis van de door klagers gestelde argumenten en met de overweging dat dementie geen beletsel vormt om te erven. Tevens wordt de verdere afhandeling van de nalatenschap van erflater in twijfel getrokken en wordt de notaris beschuldigd van belangenverstrengeling. Klagers zijn geen erfgenamen en geen executeur en worden daarom in deze niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/423794 KL RK 23-82

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

1. [naam klager 1],

wonende in [………],

klaagster 1, tevens optredend in hoedanigheid van schriftelijk gevolmachtigde vanklagers 2 tot en met 8,

2. [naam klager 2]

wonende in [………],

klaagster 2,

3. [naam klager 3]

wonende in [………],

klaagster 3,

4. [naam klager 4]

wonende in [………],

klager 4,

5. [naam klager 5]

wonende in [………],

klager 5,

6. [naam klager 6]

wonende in [………],

klager 6,

7. [naam klager 7]

wonende in [………],

klaagster 7,

8. [naam klager 8]

wonende in [………],

klaagster 8,

tegen

[Naam notaris.]

notaris te [………..],

verweerder.

Partijen worden hierna gezamenlijk klagers en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de klacht van 9 augustus 2023, met bijlagen;

  • het verweerschrift met bijlagen van de notaris, van 30 oktober 2023;

  • een e-mailbericht met bijlagen van de gemachtigde van de notaris van 2 april 2024,

  • een door de notaris op 9 april 2024 toegezonden beter leesbare versie van een bij verweerschrift ingediende bijlage,

  • de spreekaantekeningen van klagers,

  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van de notaris, mr. V.J.N. van Oijen.

1.2. Op 12 april 2024 is de klachtzaak ter zitting behandeld. Daarbij zijn verschenen enerzijds klagers 1 tot en met 5, en anderzijds de notaris en mr. V.J.N. van Oijen.

2. De feiten

2.1. Op 14 januari 2021 is [naam erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden. Klaagster 1 en klaagster 8 zijn respectievelijk de achternicht en nicht van erflaatster. Klagers 2 tot en met 7 zijn vrienden en kennissen van erflaatster.

2.2. De notaris heeft op 23 april 2020 een testament gepasseerd voor erflaatster. In dit testament is tot enig erfgenaam en tot begrafenis-executeur benoemd een vriendin van erflaatster, [naam vriendin erflaatster] [(hierna: vriendin erflaatster)]. De notaris is in het testament tot executeur van de nalatenschap benoemd.

2.3. [Vriendin erflaatster] is op 21 januari 2021 onder bewind gesteld, nadat eerder al een mentorschap was ingevoerd. Tot mentor is benoemd [naam rechtspersoon]., zijnde een vennootschap waarbij de notaris is betrokken. Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 22 oktober 2021 is [naam rechtspersoon] – op verzoek van [vriendin erflaatster] zelf – tot medebewindvoerder van [vriendin erflaatster] benoemd.

2.4. [Vriendin erflaatster], althans haar bewindvoerder, heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. De notaris heeft in opdracht van [vriendin erflaatster] voor de begrafenis van erflaatster de formele zaken geregeld met de uitvaartverzorger.

3. De klacht en het verweer

3.1. De klacht van klagers tegen de notaris valt uiteen in de volgende onderdelen:

1. klagers betwijfelen of het testament van erflaatster legitiem is en trekken de afhandeling door de notaris van de nalatenschap van erflaatster in twijfel,

2. de notaris maakt zich mogelijk schuldig aan belangenverstrengeling nu zij als mentor/bewindvoerder is betrokken bij [vriendin erflaatster] en ook voor haar de nalatenschap van erflaatster afwikkelt.

3.2. Klagers voeren aan dat de inhoud van het testament niet overeenkomt met de verwachtingen van klagers. Volgens het testament wordt vrijwel alles nagelaten aan de dementerende [vriendin erflaatster], die rond de tachtig jaar oud en zelf zeer vermogend is. Ook staat in het testament dat de notaris zichzelf een legaat mag toekennen waarbij de hoogte nader te bepalen is. De notaris heeft alleen een ongetekende versie van het testament verstrekt en weigert een kopie van het door erflaatster ondertekende testament te verstrekken. De notaris heeft de organisatie van de uitvaart en afwikkeling van de nalatenschap naar zich toegetrokken. Klagers trekken in twijfel of dit wel conform wens en opdracht is, aangezien zowel erflaatster als [vriendin erflaatster] in het verleden slechte ervaringen met de notaris hebben gehad. Rondom de organisatie van de uitvaart gingen zaken mis. De notaris gaf geen opheldering op vragen van klagers en stond hen niet professioneel en zelfs vijandig te woord.

Het tweede klachtonderdeel ziet op het welzijn van en de zorg voor [vriendin erflaatster]. [Vriendin erflaatster] is een kwetsbare oudere. Het lijkt erop dat de notaris zich over haar heeft ontfermd om over haar financiële belangen te kunnen beslissen, en niet vanuit de intentie om [vriendin erflaatster] een waardige oude dag te laten beleven.

3.3. Op de toelichting op de klacht door klagers en het verweer daartegen van de notaris zal de kamer hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en de andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Ontvankelijkheid

4.2. Voordat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht kan toekomen, moet eerst (ambtshalve) worden beoordeeld of klagers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij de twee klachtonderdelen. In artikel 99 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) staat dat klachten tegen notarissen door een ieder met enig redelijk belang kunnen worden ingediend. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een rechtstreeks belang bij de klacht niet zonder meer is vereist, ook een indirect of afgeleid belang van klagers kan grond zijn voor ontvankelijkheid. Hiermee is een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure door de wetgever beoogd.

4.3. Voor wat betreft het eerste klachtonderdeel geldt dat klaagster 1 en 8, als respectievelijk achternicht en nicht van erflaatster, versterferfgenamen zijn van erflaatster. Daaruit volgt hun betrokkenheid bij het – door hen in twijfel getrokken – testament en bij de nalatenschap van erflaatster. Daarom hebben zij een redelijk belang bij het eerste klachtonderdeel.

4.4. Klagers 2 tot en met 7 zijn geen familie en ook geen (versterf)erfgenamen van erflaatster. De omstandigheid dat zij als kennissen en vrienden van erflaatster zich emotioneel betrokken voelen bij de correcte afwikkeling van de laatste wensen van erflaatster, acht de kamer – in lijn met de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 16 april 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:1383) – onvoldoende om aan te nemen dat zij enig redelijk belang hebben bij dit klachtonderdeel. Klagers 2 tot en met 7 zijn daarom geen belanghebbenden bij het eerste klachtonderdeel.

4.5. Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel is de kamer van oordeel dat geen van klagers belanghebbende is. Dit licht de kamer als volgt toe. Klagers hebben in het klaagschrift aangegeven dat dit klachtonderdeel ziet op het welzijn van en de zorg voor [vriendin erflaatster]. [Vriendin erflaatster] is geen partij in deze klachtprocedure en zij heeft klagers ook niet gevolmachtigd om voor haar in deze procedure op te treden. Verder zijn klagers ook niet betrokken bij het bewind/mentorschap van [vriendin erflaatster]. Klagers zijn er ter zitting ook op gewezen dat klachten daarover behoren tot het domein van de kantonrechter die toezicht houdt op het uitgesproken bewind en mentorschap. De omstandigheid dat [vriendin erflaatster] volgens klagers een kwetsbare oudere is en dat zij bang zijn dat er misbruik van [vriendin erflaatster] wordt gemaakt door de notaris, is verder onvoldoende om als belanghebbenden te worden aangemerkt bij deze klacht tegen de notaris.

4.6. Het voorgaande betekent dat klagers 2 tot en met 7 niet-ontvankelijk verklaard zullen worden en dat het tweede klachtonderdeel geen bespreking meer behoeft. Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt de kamer inhoudelijk als volgt.

Klachtonderdeel 1

4.7. Klaagsters 1 en 8 betwijfelen of het testament van erflaatster legitiem is en trekken de afhandeling door de notaris van de nalatenschap van erflaatster in twijfel. De kamer heeft voorafgaand aan de zitting de notaris verzocht een kopie van het testament en van het legitimatiebewijs van erflaatster mee te nemen naar de zitting. Tijdens de zitting hebben de leden van de kamer zich in raadkamer teruggetrokken om de ondertekende kopie van het testament te vergelijken met de kopie van het legitimatiebewijs van erflaatster. Op basis hiervan hebben de leden vastgesteld dat het testament niet ongeldig is op basis van de door klaagsters gestelde argumenten, zodat in deze procedure van de rechtsgeldigheid van het testament wordt uitgegaan. Daarmee is het klachtonderdeel voor zover dit de legitimiteit van het testament in twijfel trekt, ongegrond.

4.8. Voor wat betreft de afhandeling van de nalatenschap en de uitvaart van erflaatster overweegt de kamer als volgt. De afwikkeling van de nalatenschap en de gang van zaken omtrent de uitvaart zijn kwesties die uitsluitend de erfgena(a)m(en) en de executeurs aangaan. In deze procedure is op de hiervoor beschreven wijze vastgesteld dat het testament van erflaatster rechtsgeldig is. Zodoende staat niet (langer) ter discussie dat de notaris executeur is van de nalatenschap (zodat het haar taak is om de nalatenschap af te wikkelen), en dat [vriendin erflaatster] enig erfgenaam en begrafenis-executeur is en het haar taak is om de uitvaart te (laten) verzorgen. Klaagsters 1 en 8 zijn geen erfgenamen en geen executeur. Klaagsters 1 en 8 zijn verder ook niet gemachtigd om namens [vriendin erflaatster] als opdrachtgever, de notaris op haar werkzaamheden voor de uitvaart aan te spreken. Dat is aan [vriendin erflaatster]. Daarom ontbreekt het klaagsters 1 en 8 aan een redelijk belang bij de klacht en zullen zij alsnog – op inhoudelijke gronden – niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.9. Ten overvloede overweegt de kamer nog het volgende. Klagers hebben aangevoerd dat [vriendin erflaatster] lijdt aan dementie. De notaris heeft dit weersproken. Omdat klaagsters 1 en 8 geen redelijk belang hebben bij hun klacht en niet zijn gevolmachtigd door [vriendin erflaatster], is niet relevant of [vriendin erflaatster] al dan niet dementerend is. De kamer overweegt tot slot nog dat dementie geen beletsel vormt om te erven.

4.10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

  • verklaart klagers 2 tot en met 7 niet-ontvankelijk;

  • verklaart de klacht van klaagsters 1 en 8 voor zover gericht tegen de legitimiteit van het testament van erflaatster, ongegrond;

  • verklaart klaagsters 1 en 8 voor het overige niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. G.J. Meijer, voorzitter, mrs. A.M.S. Kuipers, J.A.H. Bruggemann, M.M.M. Oors, V. Oostra, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.C.R. van Lent (secretaris), door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 29 april 2024.

De secretaris De voorzitter

left0border-collapse:collapse; width:558px
3

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.