ECLI:NL:TNORDHA:2021:11 Kamer voor het notariaat 28-04-2021 20-53
ECLI:NL:TNORDHA:2021:11 Kamer voor het notariaat 28-04-2021 20-53
Gegevens
- Instantie
- Kamer voor het notariaat
- Datum uitspraak
- 28 april 2021
- Datum publicatie
- 22 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:TNORDHA:2021:11
- Zaaknummer
- 20-53
Inhoudsindicatie
Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat hij zich heeft blootgesteld aan het ernstige
vermoeden dat hij opzettelijk in strijd met de waarheid een afschrift van een akte van inbreng heeft opgemaakt en dit valselijk opgemaakte afschrift misleidend heeft gebruikt in relatie tot een cliënt.
Uitspraak
Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag
Beslissing d.d. 28 april 2021inzake de klacht onder nummer 20-53 van:
[kantoor],
[A], notaris te [vestigingsplaats], thans te [vestigingsplaats] (hierna te noemen: de notaris),
hierna ook te noemen: klagers,
advocaten mrs. E. van Liere en W.F. Hendriksen te Amsterdam,
en
gevoegd
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB),
advocaat mr. W. Heemskerk te Den Haag,
tegen
mr. dr. [B],
kandidaat-notaris te [vestigingsplaats], thans oud-kandidaat-notaris,
hierna ook te noemen: de kandidaat-notaris,
advocaat mr. F.A. Chorus te Amsterdam.
1. Het procesverloop
1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlage, ingekomen op 19 november
2020.
1.2 De KNB heeft middels brief van 19 november 2020 kenbaar gemaakt dat zij zich willen
voegen als klager bij de klacht. Zij voeren aan dat zij een meer dan redelijk belang hebben zich te voegen als klager in de procedure gezien de ernst van de klacht en de impact van het handelen van de kandidaat-notaris in het bijzonder op het vertrouwen in het ambt door de maatschappij.
1.3 De kandidaat-notaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 april 2021. Daarbij waren aanwezig
klagers bijgestaan door mr. E. van Liere, namens de KNB mr. B.N. Takken bijgestaan door mr. W. Heemskerk, en de notaris bijgestaan door mr. F.A. Chorus. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan de door alle partijen overgelegde pleitnotities gehecht.
1.5 Klagers en de kandidaat-notaris hebben op 29 maart 2021 een e-mailbericht gestuurd aan de Kamer. Omdat overleg na de zitting tussen partijen niet heeft niet geleid tot een oplossing, verzoeken zij de Kamer om een beslissing.
2. De feiten
2.1 De kandidaat-notaris was tot voor kort werkzaam bij [kantoor].
2.2 Op 17 december 2019 is [naam Beheer] (hierna te noemen: Beheer) opgericht door vier
partijen ten overstaan van de notaris. De kandidaat-notaris was gevolmachtigde van de vier partijen. Uit de volmacht blijkt dat het de bedoeling was dat de aandelen in Beheer in natura zouden worden volgestort door inbreng van alle aandelen in het kapitaal van [naam] (hierna te noemen: Holding).
2.3 Uit de stukken blijkt dat partijen voornemens waren om de akte van inbreng, waarbij de aandelen Holding in Beheer zouden worden ingebracht, direct na oprichting en inschrijving van Beheer te laten passeren. Dit diende voor het einde van 2019 te gebeuren.
2.4 Op 5 mei 2020 heeft de kandidaat-notaris een afschrift van een akte van inbreng in PDF per e-mailbericht verstuurd aan Beheer.
2.5 Uit het afschrift blijkt dat de akte van inbreng op 19 december 2019 is gepasseerd door de notaris, met de kandidaat-notaris als comparant en vertegenwoordiger van de oprichters van Beheer.
2.6 Volgens het afschrift zou op 5 maart 2020 de akte van inbreng voor afschrift zijn ondertekend en afgegeven door de kandidaat-notaris als waarnemer van de notaris.
2.7 De kandidaat-notaris is op 8 oktober 2020 op staande voet ontslagen.
2.8 Klagers hebben op 1 december 2020 op grond van artikel 106 van de Wet op het notarisambt (Wna) een schorsingsverzoek ingediend bij de voorzitter. Bij voorzittersbeslissing van 18 december 2020 heeft de voorzitter klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek, omdat de kandidaat-notaris niet als (waarnemingsbevoegde) kandidaat-notaris werkzaam is. Van een kennelijk gevaar voor benadeling van derden kan derhalve geen sprake zijn.
3. De klacht
3.1 Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat hij zich heeft blootgesteld aan het ernstige
vermoeden dat hij opzettelijk in strijd met de waarheid een afschrift van een akte van inbreng heeft opgemaakt en dit valselijk opgemaakte afschrift misleidend heeft gebruikt in relatie tot een cliënt van [naam kantoor].
3.2 Uit onderzoek achteraf blijkt dat het afschrift op 5 mei 2020 als PDF is opgeslagen in een
home folder van de kandidaat-notaris. Volgens de gebruikelijke en voorgeschreven werkwijze van [naam kantoor] zou het afschrift moeten zijn opgeslagen in het Document Management Systeem (DMS) van [naam kantoor].
3.3 Dat het afschrift op 5 maart 2020 werd getekend en afgegeven blijkt onjuist. Sporen van
werkzaamheden aan het afschrift zijn pas op 5 mei 2020 te traceren. Op 5 mei 2020 had de kandidaat-notaris echter geen waarneming en op 5 maart 2020 wel.
3.4 De verdenking van valsheid in geschrifte door de kandidaat-notaris ontstond, nadat een
vertegenwoordiger van Beheer op 7 oktober 2020 contact opnam met de notaris en verzocht om Beheer als enig aandeelhouder van Holding te doen inschrijven bij de Kamer van Koophandel. De notaris gaf zijn secretaresse opdracht dit in orde te maken. De notaris stelde de kandidaat-notaris op de hoogte van dit verzoek. De secretaresse kwam tot de conclusie dat de akte van inbreng nooit was gepasseerd en dat het afschrift dus niet afgegeven had kunnen worden. Wel vond de secretaresse in de home folder van de kandidaat-notaris een PDF van voornoemd afschrift van de akte van inbreng en een e-mailbericht van de kandidaat-notaris van 5 mei 2020 gericht aan Beheer met daarbij het afschrift.
3.5 Door [kantoornaam] is toen nader onderzoek verricht. Geconcludeerd werd dat de akte van
inbreng nooit was gepasseerd en dat het afschrift met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid opzettelijk in strijd met de waarheid is opgesteld door de kandidaat-notaris, zowel ten aanzien van de vermelde inbreng en levering van aandelen op 19 december 2019 als ten aanzien van de afgifte van een afschrift van de hierop betrekking hebbende akte van 5 maart 2020.
3.6 De kandidaat-notaris is door de notaris en een collega notaris op 8 oktober 2020
geconfronteerd met de bevindingen. De kandidaat-notaris kon de bevindingen en de daarop gebaseerde verdenking niet weerleggen. De kandidaat-notaris kwam met een niet eenduidige verklaring die erop neerkwam dat hij vergissingen had gemaakt. De kandidaat-notaris is vervolgens op staande voet ontslagen. Vervolgens heeft de kandidaat-notaris schriftelijk zijn dienstverband opgezegd.
3.7 Klagers hebben de gang van zaken bij de KNB en het BFT gemeld.
4. Het verweer
4.1 De kandidaat-notaris heeft het volgende aangevoerd. De Kamer dient zich primair niet
bevoegd te verklaren, omdat de vestigingsplaats van de notaris sinds 1 november 2020 is gewijzigd in [naam vestigingsplaats]. De klacht hangt samen met de werkzaamheden in het protocol van de notaris en op het moment van de indiening van de klacht was de notaris gevestigd als notaris te [vestigingsplaats]. De klacht dient te worden ingediend bij de Kamer in het ressort [plaatsnaam].
4.2 Subsidiair dienen klagers niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens gebrek aan belang.
Een algemeen belang voor een voormalig werkgever en/of een notaris om zich over een andere (kandidaat-)notaris te beklagen is er niet. In artikel 99 lid 1 Wna worden zij niet genoemd. De KNB wordt wel genoemd, maar zij hebben zich gevoegd, waardoor haar klachtbelang volledig is gekoppeld aan die van klagers.
4.3 De kandidaat-notaris heeft zich niet blootgesteld aan het ernstige vermoeden dat hij
opzettelijk in strijd met de waarheid een afschrift van een akte van inbreng zou hebben opgemaakt en dit valselijk opgemaakte geschrift misleidend zou hebben gebruikt in relatie tot een cliënt van [kantoornaam]. Klagers doen onjuiste aannames. De stellingen en aannames zijn volstrekt eenzijdig van de kant van klagers zonder toepassing van hoor en wederhoor.
4.4 Klagers en de KNB hebben samengespannen om onderhavige tuchtprocedure te starten. De
KNB is afgegaan op de stellingen van klagers. Zij hebben de gang van zaken voor “waar” aangenomen zonder bij de kandidaat-notaris te informeren naar zijn standpunt. De KNB heeft hiermee haar positie als belangenbehartiger van het notariaat in ernstige mate veronachtzaamd, miskend en geschonden.
4.5 De documenten waarop de klacht is gebaseerd zijn onzorgvuldig en onjuist tot stand gekomen. De documenten geven een lezing van feiten die haaks staan op de werkelijkheid. Bij het ontslag op staande voet werd de kandidaat-notaris eerst verweten dat hij “opzettelijk (misleidend) heeft gehandeld”. Pas op 17 november 2020 heeft de kandidaat-notaris nader van [kantoornaam] vernomen. De kandidaat-notaris werd toen verweten dat hij zich zou hebben “blootgesteld aan het ernstige vermoeden dat hij opzettelijk (misleidend) heeft gehandeld”. Het is veelzeggend dat klagers het verwijt hebben afgezwakt, omdat zij blijkbaar twijfelden aan hun eigen eerdere conclusies.
4.6 Klagers zouden met de klacht beogen “herhaling van gedragingen binnen het notariaat te voorkomen”. Klagers werpen zich op als hoeders van het notariaat. Een eigen klachtbelang wordt niet genoemd. Veder is blijkbaar met de KNB afgestemd dat de kandidaat-notaris gedurende de klachtprocedure niet werkzaam zal zijn binnen het notariaat. De KNB heeft zich zonder nader onderzoek geschaard achter de klacht. Door de ondeugdelijke en vooringenomen aanpak van zowel klagers als de KNB is het procesbelang van de kandidaat-notaris ernstig geschonden. Dit brengt een schending van artikel 6 EVRM mee. De klacht dient als niet-ontvankelijk te worden afgedaan dan wel ongegrond te worden verklaard.
4.7 Niet kan worden aangenomen dat de kandidaat-notaris opzettelijk in strijd met de waarheid een afschrift van een akte van inbreng zou hebben opgemaakt, en dit valselijk opgemaakte afschrift misleidend zou hebben gebruikt in relatie tot een cliënt van [kantoornaam]. Ook is er geen sprake van dat de kandidaat-notaris zich heeft blootgesteld aan het ernstige vermoeden dat hij opzettelijk in strijd met de waarheid een afschrift van een akte van inbreng zou hebben opgemaakt, en dit valselijke opgemaakte afschrift misleidend zou hebben gebruikt in relatie tot een cliënt van [kantoor]naam. Een vermoeden is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat het gewraakte opzettelijk handelen zich heeft voorgedaan. Als het enkel blootstellen aan een vermoeden al tot gevolg zou hebben dat een kandidaat-notaris klachtwaardig handelt, is het hek van de dam. De kandidaat-notaris kan dan zeer makkelijk het lijdend voorwerp zijn van onterechte speculaties (vermoedens) over zijn handelen. Dit geldt des te meer in een ongelijke gezagspositie waarin een werkgever een klacht indient tegen een werknemer (de kandidaat-notaris).
4.8 Uit niets blijkt dat er kennelijk gevaar zou bestaan voor benadeling van derden. Het is veelzeggend dat de kandidaat-notaris op 8 oktober 2020 zelf direct een pasklare oplossing had en de cliënt er zelf blijkbaar voor heeft gekozen geen klacht in te dienen tegen de kandidaat-notaris, en de onderhavige procedure dus niet steunt.
4.9 De kandidaat-notaris had geen enkel persoonlijk belang bij het opmaken/verstrekken van het afschrift en heeft hier geen enkel persoonlijk voordeel mee beoogd of kunnen beogen (sterker nog: hij lijdt alleen maar nadeel).
4.10 [kantoornaam] heeft de fouten in de hand gewerkt door geen eenduidige regels opgesteld te hebben op grond waarvan alle partners, medewerkers en secretaresses verplicht zijn documenten op een specifieke wijze in het digitale dossier op te slaan. Omdat het bij [kantoornaam] regelmatig voorkomt dat een concept van een minuut of het PDF van de minuut niet in het digitale dossier wordt opgeslagen, ging het bij de kandidaat-notaris niet dagen dat de akte mogelijk niet was gepasseerd.
4.11 De notaris heeft doelbewust en weloverwogen een minder foutgevoelige werkwijze ten aanzien van het maken van afschriften zoals gehanteerd door zijn voorganger prof. mr. [C] verlaten, omdat die werkwijze te omslachtig zou zijn en te veel werk zou opleveren voor de secretaresses. Het is de taak van een leidinggevende om deze werkwijzen goed vast te leggen voor alle medewerkers.
4.12 Het slecht functionerende secretariaat waar de kandidaat-notaris werkzaam was, werkte fouten in de hand en zorgde voor extra werkdruk bij de kandidaat-notaris.
4.13 [kantoornaam] heeft fouten in de hand gewerkt door het systeem iManageWork ondeugdelijk te implementeren. Vanaf ten minste medio januari 2020 tot en met september 2020 zorgde dit voor zeer veel ICT problemen. De ICT-afdeling van [kantoornaam] bood onvoldoende ondersteuning aan de medewerkers om de problemen waar zij tegenaan liepen adequaat op te lossen.
4.14 De kans op het maken van fouten werd vergroot door de extreme werkdruk. De kandidaat-notaris maakte stelselmatig veel te lange werkdagen, kon amper slapen en het lukte hem vanwege de grote drukte niet om de benodigde rust te nemen tijdens de weekenden, feestdagen en vakanties. Vermoeidheid en hoge werkdruk hebben een grote persoonlijke druk om hem gelegd en konden fouten in de hand werken. De notaris dient zijn verantwoordelijkheid te nemen en dient dit niet af te schuiven op de kandidaat-notaris.
4.15 De kandidaat-notaris heeft bijna dertien jaar een onberispelijk dienstverband gehad bij [kantoornaam] met alleen maar goede beoordelingen. Tuchtrechtelijk heeft hij een schoon blad. De geuite vrees voor herhaling is op niets gebaseerd en ongegrond.
4.16 Door het ontslag op staande voet is de kandidaat-notaris zeer hard geraakt. Hij had een mooie carrière voor de boeg met vooruitzichten om partner te worden. De gevolgen zijn desastreus en destructief voor de persoon en zijn toekomst als jurist. De kandidaat-notaris is na contact tussen [kantoornaam] en [kantoornaam] een nieuwe baan bij [kantoornaam] ontnomen en in het notariaat gaat het gerucht dat hij “fraude en valsheid in geschrifte” zou hebben gepleegd. De kans op het vinden van een nieuwe baan op vergelijkbaar niveau, is vrijwel nihil. De kandidaat-notaris ontvangt nu zelfs geen WW-uitkering vanwege negatieve uitlatingen van de notaris bij het UWV die daar een doorslaggevende invloed op hebben gehad.
4.17 De kandidaat-notaris erkent dat er in onderhavige kwestie zaken zeker beter hadden gekund. Hij is soms wellicht minder zorgvuldig geweest dan had gehoord. Dat betreurt de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft niet opzettelijk fout gehandeld. Hij is bij zichzelf te rade gegaan en zal er alles aan doen ervoor zorg te dragen dat dergelijke onzorgvuldigheden niet meer zullen voorkomen, niet alleen door hemzelf, maar ook niet op enig kantoor waar hij werkzaam zou kunnen zijn. De kandidaat-notaris ziet in dat hij, hoewel met alle goede bedoelingen, steken heeft laten vallen met betrekking tot de verantwoordelijkheden en verplichtingen die aan het ambt verbonden zijn. De kandidaat-notaris verzoekt de Kamer genoemde omstandigheden bij de beoordeling mee te nemen. Hij toont zelfreflectie, is bereid tot verbetering en er is niet eerder een tuchtklacht tegen hem ingediend.
5. De beoordeling van de ontvankelijkheid en bevoegdheid
5.1 De Kamer dient allereerst de ontvankelijkheid te beoordelen. Op grond van artikel 99 lid 1 Wna kan een ieder met enig redelijk belang een klacht indienen. Klagers stellen dat zij een redelijk belang hebben bij de klacht, omdat de kandidaat-notaris werkte onder verantwoordelijkheid van de notaris en in dienst was bij [kantoornaam]. Zij verwijten de kandidaat-notaris dat zij door zijn handelen zijn geschaad in hun vertrouwen jegens de kandidaat-notaris en zijn handelen voor hen ernstige consequenties zou kunnen hebben. Daarmede is hun belang bij de klacht gegeven.
5.2 Gezien de positie van de KNB in het notariaat heeft zij voldoende belang om zich aan de zijde van [kantoornaam] en [A] te voegen. De kandidaat-notaris heeft hier tegen ook geen bezwaar geuit. De KNB wordt daarom toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van klagers.
5.3 Vast is komen te staan dat de verweten gedragingen van de kandidaat-notaris plaats vonden onder verantwoordelijkheid en in het protocol van de notaris. De kandidaat-notaris was werkzaam op het kantoor van [kantoornaam] te [vestigingsplaats]. De notaris was op dat moment ook gevestigd te [vestigingsplaats]. [vestigingsplaats] valt onder het ressort Den Haag.
Op grond van artikel 93 lid 2 Wna blijven kandidaat-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn onderworpen aan het tuchtrecht ter zake van enig handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.
De Kamer is derhalve bevoegd om te oordelen over de klacht. De Kamer komt toe aan een inhoudelijke behandeling van de klacht.
6. De beoordeling van de klacht
6.1 Ter beoordeling van de Kamer staat of de kandidaat-notaris heeft gehandeld in strijd met de
tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een kandidaat-notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als kandidaat-notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk kandidaat-notaris niet betaamt.
6.2 Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kandidaat-notaris een verklaring voorgelezen
waarin het volgende staat vermeld:
“(…)
Als ik op mijn ter zitting besproken handelen terugkijk, moet ik vaststellen dat bepaalde zaken simpelweg niet goed zijn gegaan. Ik heb, zo erken ik, cosmetische handelingen – aanpassingen – verricht aan een PDF van een afschrift van een akte alvorens deze naar de cliënt te verzenden. Dat zijn gedragingen waarvan ik mij, als ik daar zuiver objectief naar kijk, goed kan voorstellen dat deze bij de heer [A], mijn toenmalige werkgever en vervolgens de KNB, kritische vragen hebben opgeroepen.
Hoewel ik benadruk indertijd niet opzettelijk te hebben gehandeld en juist heb gemeend in het belang van de cliënt te handelen, en de gedragingen dus voortkwamen uit de beste intenties, zoals ik altijd uit de beste intenties heb gehandeld, heb ik hiermee helaas een geheel andere indruk gewekt. Dat betreur ik ten zeerste en raakt mij als persoon.
(…)
Daarentegen wil ik benadrukken dat ik inzie dat mijn handelwijze niet alleen anders had gekund, maar ook anders had gemoeten. En ik begrijp nu ook dat mijn gedrag niet alleen kritische vragen heeft opgeroepen, maar ook tot ongenoegen en problemen heeft geleid, zowel bij cliënt als bij de heer [A] als bij mijn toenmalige werkgever en vervolgens ook bij de KNB. Dat alles heb ik uiteraard nooit gewild en betreur ik, als gezegd, ten zeerste.
Hoewel het geen geldig excuus is en ik mij onder geen beding achter bepaalde verantwoordelijkheden van anderen wil verschuilen, heb ik moeten constateren dat het jarenlang blootgesteld staan aan een zeer hoge werkdruk en daarmee gepaard gaande stress mede de omstandigheden hebben gecreëerd die een voedingsbodem zijn geweest voor onoplettendheid, een tunnelvisie, een verminderd kritische houding en ongeduld ten aanzien van het uitvoeren van extra controles. Dit is mogelijk iets wat ook een aandachtspunt voor notariskantoren is, maar – en dat benadruk ik – zeer zeker ook voor mijzelf.
Feit is dat dit niet hoort tot het handelen zoals van een notaris of kandidaat-notaris verwacht mag worden. Voor mij staat in ieder geval vast dat dit een fout is die niet mag worden gemaakt, en die bovendien nooit meer door mij gemaakt zal worden. En daar wil ik ook mijn verantwoordelijkheid voor nemen.
Graag zou ik bij dezen van de gelegenheid gebruik willen maken hiervoor mijn welgemeende, oprechte, maar bovenal onvoorwaardelijke excuses aan te bieden aan de heer [A], de rechtspersoon [kantoornaam], de KNB en tenslotte aan de heer [D] (waarbij ik ten overvloede opmerk dat ik deze volgorde slechts hanteer omdat de heer [D] hier niet als klager maar als belanghebbende aanwezig is; het excuses is echter niettemin ook ten volle aan hem gericht).
Desgewenst ben ik ook bereid mijn excuses aan de cliënt aan te bieden, mocht daar behoefte aan zijn.”
6.3 De Kamer overweegt het volgende. De kandidaat-notaris wordt verweten dat hij zich heeft blootgesteld aan het ernstige vermoeden dat hij opzettelijk in strijd met de waarheid een afschrift van een akte van inbreng heeft opgemaakt en dit valselijk opgemaakte afschrift misleidend heeft gebruikt in relatie tot een cliënt van [kantoornaam]. Nu de kandidaat-notaris ter zitting heeft erkend dat hij cosmetische aanpassingen heeft verricht aan een PDF van een afschrift van de akte, is het verweten handelen vast komen te staan. De kandidaat-notaris heeft daarmee notariële stukken geproduceerd die niet de waarheid weergaven. Door het tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de kandidaat-notaris is het vertrouwen in het notariaat ernstig geschonden. Dit handelen van de kandidaat-notaris is een grove schending van de eer en aanzien van het notariaat. De klacht is gegrond.
7. Concluderend
7.1 Naar het oordeel van de Kamer zijn alleen al de feiten ten aanzien van het tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen van de kandidaat-notaris zo ernstig dat ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen voor drie jaar, op zijn plaats is. De Kamer licht dit hierna toe.
7.2 De kandidaat-notaris heeft met zijn handelen het vertrouwen van de maatschappij in het notariaat in ernstige mate geschaad. Het afgeven van afschriften raakt de kern van het notariaat. Derden moeten gezien de rechtszekerheid erop kunnen vertrouwen dat een afgegeven afschrift berust op de waarheid. Het dient een afschrift te zijn van een gepasseerde akte. De kandidaat-notaris heeft pas ter gelegenheid van de mondelinge behandeling erkend dat hij laakbaar heeft gehandeld, wat de Kamer hem ernstig aanrekent.
7.3 Op grond van het voorgaande komt de Kamer dan ook tot de conclusie dat ter bescherming van het maatschappelijk vertrouwen in de integere en zorgvuldige vervulling van het notarisambt het noodzakelijk is de kandidaat-notaris de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen voor drie jaar op te leggen.
7.4 Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart, dient de kandidaat-notaris op grond van artikel 99, vijfde lid, van de Wna het door klagers betaalde griffierecht van € 50,00 aan hen te vergoeden.
7.5 De Kamer ziet aanleiding om de kandidaat-notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder a, van de Wna en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken voor het bijwonen van de zitting, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00 alsmede de kandidaat-notaris te veroordelen in de kosten die klagers hebben moeten maken voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op in totaal € 500,00 (bestaande uit 1 punt voor de bijstand ter zitting met een waarde per punt van € 500,00).
7.6 De kandidaat-notaris dient het griffierecht en de kosten van in totaal € 600,00 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers te vergoeden. Klagers dienen daarvoor tijdig een bankrekeningnummer schriftelijk door te geven aan de kandidaat-notaris.
7.7 Verder ziet de Kamer aanleiding om de kandidaat-notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder b, van de Wna en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden, gematigd op grond van persoonlijke omstandigheden, vastgesteld op € 1.750,00. De Kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Kamer. De kandidaat-notaris ontvangt hiervoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) te Utrecht.
BESLISSING
De Kamer voor het notariaat:
- verstaat dat de KNB zich heeft gevoegd aan de zijde van klagers;
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de kandidaat-notaris de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen voor drie jaar op;
- de Kamer deelt bij aangetekende brief aan de kandidaat-notaris, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden, de datum mee waarop de maatregel van kracht wordt;
- veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klagers;
- veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling van de kosten van klagers en van de aan klagers verleende rechtsbijstand van € 550,00;
- veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 1.750,00;
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes voorzitter, S.H. Poiesz en M.R.H. Krans, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 28 2021.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.