Home

ECLI:NL:TNORSHE:2016:33 Kamer voor het notariaat 19-09-2016 SHE/2016/5SHE/2016/16SHE/2016/22

ECLI:NL:TNORSHE:2016:33 Kamer voor het notariaat 19-09-2016 SHE/2016/5SHE/2016/16SHE/2016/22

Gegevens

Instantie
Kamer voor het notariaat
Datum uitspraak
19 september 2016
Datum publicatie
11 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:TNORSHE:2016:33
Formele relaties
Zaaknummer
SHE/2016/5

Inhoudsindicatie

deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond en deels gegrond (voor zover de klachten zien op de informatieverstrekking door de notaris, de door de notaris gevorderde vergoeding van de behandeling van klachten van klager, het gebrekkige beheer over de nalatenschap). Geen maatregel.

Uitspraak

Klachtnummer : SHE/2016/5, SHE/2016/16, SHE/2016/22

Datum uitspraak : 19 september 2016

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’S-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klachten van

[…](verder: klager), wonende te […] ([…]),

tegen

[…](verder: de notaris), gevestigd te […].

1. De procedure

1.1. Klager heeft bij brieven van 18 januari 2016, 19 februari 2016 en 29 maart 2016 klachten geformuleerd tegen de notaris. Deze klachten zijn op 19 januari 2016, 19 februari 2016 en 29 maart 2016 binnengekomen bij de kamer voor het notariaat (verder: de kamer).

1.2. De notaris heeft op de klachten geantwoord. Klager heeft daarop zijn klacht nog aangevuld bij brief van 4 juli 2016 waarop de notaris heeft gereageerd bij brief van 6 juli 2016.

1.3. De kamer heeft de klachten behandeld op 18 juli 2016. Klager en de notaris zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht.

2. De feiten

2.1. De klachten hebben betrekking op (de afwikkeling van) de nalatenschap(pen) van de ouder(s) van klager. De moeder van klager is overleden op 11 mei 2011 en de vader op 19 juni 2011. Tot de nalatenschap van de langstlevende ouder, de vader van klager, werden klager en zijn beide zussen als erfgenamen geroepen. Klager heeft deze nalatenschap zuiver aanvaard en zijn zussen onder het voorrecht van boedelbeschrijving ofwel beneficiair.

2.2. Op verzoek van de zussen van klager is de notaris door de Rechtbank Oost-Brabant met ingang van 16 april 2014 tot vereffenaar van de nalatenschap van de vader van klager (hierna: erflater) benoemd. Tot deze nalatenschap behoort onder meer (een onverdeeld aandeel in) de woning aan de […] te […] (België), hierna: de woning. Op deze woning rusten 2 hypotheken, te weten een eerste hypotheek ten behoeve van […] en een tweede hypotheek ten behoeve van de Belgische belastingdienst. De woning is na het overlijden van erflater enige tijd bewoond door (het gezin van) een zus van klager.

2.3. Naar Nederlands internationaal privaatrecht vererft de nalatenschap van erflater volgens het Nederlandse (erf)recht. Dit laat echter onverlet dat het Belgische recht (tevens) van toepassing is voor zover het gaat om de voornaamste bate van de nalatenschap, te weten de woning. In verband met de Belgische aspecten van de nalatenschap is een Belgische notaris, notaris […], betrokken geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap. Deze notaris heeft zich inmiddels teruggetrokken.

2.4. Klager heeft eerder, bij brief van 7 september 2014, een klacht tegen de notaris ingediend bij de kamer met betrekking tot de rol van de notaris in de afwikkeling van de nalatenschappen. Deze klacht is binnengekomen op 9 september 2014 en is bekend onder klachtnummer SHE/2014/73.

Bij beslissing van 21 september 2015 heeft de kamer deze klacht niet-ontvankelijk verklaard en daartoe, voor zoveel hier van belang, het volgende overwogen.

“2.3. Vaststaat dat klager ter zitting van 16 maart 2015 expliciet heeft verklaard dat de klacht als ingetrokken kan worden beschouwd indien de [bank] instemt met een verkrijging door hem van de woning die onderdeel uitmaakt van deze nalatenschap.

2.4. Voorts is komen vast te staan dat de [bank] inmiddels heeft ingestemd met deze verkrijging door klager.

2.5. Uit artikel 99, lid 16 Wna volgt dat verdere behandeling van de klacht, na intrekking daarvan door de klager, slechts aan de orde kan zijn indien het algemeen belang dit naar het oordeel van de kamer vordert of indien de beklaagde notaris schriftelijk verklaart voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen.

2.6. Naar het oordeel van de kamer is niet gebleken van een algemeen belang dat voortzetting van de behandeling vordert. De notaris heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, evenmin om voortzetting van de behandeling van de klacht verzocht.

2.7. Er is derhalve geen wettelijke grond voor voortzetting van de behandeling van de klacht. De kamer voegt daar nog aan toe dat de notaris het recht heeft op een eerlijk proces. Zou de intrekking van een klacht kunnen worden herroepen, ook nog nadat de intrekking daarvan aan de notaris bekend is geworden en deze geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om voortzetting van de klacht te verlangen, dan zou de notaris afhankelijk worden van willekeurig handelen van klager, hetgeen onverenigbaar is met het beginsel van een eerlijk proces. Door een herroeping van de intrekking van de klacht kan klager zich dus niet onttrekken aan het bepaalde in artikel 99, lid 16, Wna (…) Dit alles leidt ertoe dat door het intreden van de voorwaarde onder 2.3 bedoeld de kamer de klacht definitief ingetrokken beschouwt.”

2.5. Tegen de beslissing van de kamer van 21 september 2015 heeft klager hoger beroep aangetekend. Het gerechtshof heeft bij beslissing van 14 juni 2016 klager in zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroep eerst na het verstrijken van de beroepstermijn is ingediend en deze termijnoverschrijding door het hof onvoldoende verschoonbaar is geacht.

3. De klachten

3.1. Klager verwijt de notaris – kort zakelijk weergegeven – het volgende. De notaris is niet onafhankelijk, niet kundig, levert geen maatwerk, is niet betrokken, denkt niet na, heeft zijn taken veronachtzaamd/onzorgvuldig geopereerd, heeft partijen zelfs willens en wetens onjuist geïnformeerd en heeft fatsoensnormen niet in acht genomen. Zijn aanstelling was onrechtmatig en hij is daarvan op de hoogte maar dit deert hem niet. In zijn eerste klacht is hij ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard zodat hij verzoekt deze klacht ingelast te beschouwen en alsnog inhoudelijk te behandelen.

3.2. Dat de notaris niet onafhankelijk is blijkt volgens klager reeds uit het feit dat de notaris voor zijn (onrechtmatige) benoeming tot vereffenaar als adviseur van de zussen van klager optrad en na zijn benoeming afspraken met de [bank] heeft gemaakt over zijn salaris (buiten de boedel om) bij een onderhandse verkoop van de woning. Daardoor heeft hij een persoonlijk belang bij deze verkoop en is hij er enkel op uit de woning ver beneden de reële marktwaarde te verkopen aan een derde, te weten de exploitant van de aan de woning grenzende [garage]. Gelet op zijn eigen belang bij een verkoop aan een derde heeft hij de overname van de woning door klager tegengewerkt en daartoe betrokken partijen (de Belgische belastingdienst, de [bank] en Belgische en Nederlandse gerechtelijke instellingen) zelfs bewust onjuist geïnformeerd en ten onrechte bepaalde voorwaarden gesteld aan een verkrijging van de woning door klager. Ook hebben de zussen van klager met toestemming van de notaris, of zelfs in opdracht van hem, (inboedel)goederen uit de woning van erflater verwijderd en weigert hij stelselmatig om ook maar enige actie te ondernemen om dit ongedaan te maken. Hij probeert nu zelfs een niet bestaande vordering op hem te innen en doet als klap op de vuurpijl namens de zussen een beroep op de legitieme portie en vordert een vergoeding van de kosten in verband met de klachtprocedure.

3.3. De onkunde van de notaris blijkt volgens klager uit het feit dat hij diverse Nederlandse wetsbepalingen onjuist toepast dan wel negeert. Hij miskent bijvoorbeeld dat klager op zeer eenvoudige wijze, zonder toestemming van bijvoorbeeld de Belgische fiscus, de woning in eigendom kan verkrijgen door overname van de erfdelen van de overige erfgenamen voor € 1,00. Ook is hij in het geheel niet bekend met de bevoegdheden van de hypotheekhouders naar Belgisch recht en verlangt hij ten onrechte (onder meer) een vergoeding van klager voor de tijd die hij gespendeerd heeft aan de behandeling van de klachten van klager. De notaris heeft ook onvoldoende zorgvuldig gehandeld rondom een belastingteruggave.

3.4. Dat de notaris geen maatwerk geleverd heeft en zijn taken veronachtzaamd heeft illustreert klager aan de hand van het volgende. De door de notaris opgestelde boedelbeschrijving is verre van volledig en bevat ten onrechte een vordering op klager uit hoofde van geldlening (zie ook onderdeel 3.2. hiervoor). Als de notaris de boedelbeschrijving op juiste wijze had opgesteld, zou hij tot de conclusie gekomen zijn dat de nalatenschap positief is. De behandeling van de klachtzaak met nummer 2014/73 is enige tijd aangehouden om te bezien of de woning aan klager kon worden overgedragen. De [bank] wenste in dit kader van de notaris een verklaring te ontvangen dat klager de enige erfgenaam van de nalatenschap/enig eigenaar van de woning was. De notaris heeft deze verklaring niet afgegeven. Hij weigert ook informatie te verstrekken ter zake de door hem in dit verband ondernomen activiteiten en heeft pogingen van klager om alsnog toestemming van de Belgische belastingdienst te verkrijgen door het inschakelen van de zogeheten Fiscale Bemiddelingsdienst, gedwarsboomd. Daarnaast zijn er (zoals reeds vermeld in onderdeel 3.2 hiervoor), gedurende de periode dat de notaris als vereffenaar aangesteld was op zijn advies diverse zaken uit de woning verdwenen. De notaris weigert de zussen van klager hierop aan te spreken en hen eraan te houden dat zij hiermee de nalatenschap zuiver aanvaard hebben. Ook is er geen enkel onderhoud aan de woning gepleegd noch een vergoeding geïnd voor het gebruik van de woning door de zus.

3.5. De notaris heeft betrokkenen onjuist geïnformeerd over het opstarten van een procedure in België ter zake de verkoop van de woning. Ook heeft de notaris in het kader van de procedure met nummer SHE/2014/73 glashard gelogen met de mededeling dat de kantonrechter ermee akkoord was dat hij buiten de boedel om betaald zou worden door de [bank]. De kantonrechter heeft hem immers inmiddels bevestigd niet bekend te zijn met een dergelijk verzoek van de notaris.

3.6. Wat betreft de door de notaris overschreven fatsoensnorm verwijst klager naar diverse citaten uit correspondentie.

4. het verweer van de notaris

4.1. De notaris voert als volgt verweer tegen de klachten.

4.2. De klachten zien op dezelfde handelingen en periode als reeds aan de orde gesteld in de klachtzaak met nummer 2014/73. Klager dient daarom thans (wederom) niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.3. Klager legt (wederom) zaken voor die niet ter beoordeling van de kamer staan. De kantonrechter gaat immers over het beheer over- en de vereffening van de nalatenschap. De stellingen van klager bevatten overigens hoofdzakelijk geen concrete klachten en behelzen niet meer dan het opwerpen van een rookgordijn.

4.4. Klager verwijt hem dat hij artikel 18 lid 2 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 overtreden heeft maar miskent dat hij helemaal geen akte gepasseerd heeft.

4.5. Klager miskent voorts met zijn stelling dat de nalatenschap eenvoudig aan hem kan worden toebedeeld, het bepaalde in artikel 4:222 BW volledig. De woning kan niet zonder medewerking van de schuldeisers van de nalatenschap door hem in eigendom verkregen worden. Klager miskent tevens, bijvoorbeeld met zijn opmerking over de boedelbeschrijving, dat hij zelf (mede-)vereffenaar geweest is en zelf verantwoordelijkheid draagt voor de ontstane situatie. De stellingen van klager zijn ook niet te volgen. Enerzijds beweert hij dat de nalatenschap een positief saldo heeft van meer dan € 200.000,00 terwijl hij het anderzijds kennelijk reëel acht dat hij de volledige nalatenschap verkrijgt voor een tegenprestatie van € 1,00. Het is juist klager zelf die de afwikkeling van de nalatenschap frustreert door niet tegemoet te komen aan de gestelde voorwaarden en de vordering van de nalatenschap op hem te betwisten zonder deze betwisting te onderbouwen.

4.6. De notaris betwist onjuiste informatie aan partijen/betrokkenen te hebben verstrekt. Hij betwist dat er in België namens hem een procedure loopt of gelopen heeft ter zake de verkoop van de woning en betwist tevens aan de zussen van klager te hebben geadviseerd om spullen weg te nemen. Hij heeft nooit een officieel verzoek ingediend om een akkoord van de kantonrechter te verkrijgen ter zake de afspraken met de [bank]. Wel heeft er informeel overleg met de kantonrechter plaatsgevonden. In dat verband heeft de kantonrechter ingestemd met de door hem voorgestane handelwijze.

4.7. Wat betreft de door klager aangehaalde fatsoensnormen geeft de notaris te kennen dat de situatie ertoe noopte klager indringender te wijzen op zijn positie.

5. De beoordeling

5.1 Op grond van artikel 93, lid 1, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De kamer dient de handelwijze van de notaris te toetsen aan de in dat artikel omschreven tuchtnorm.

Met betrekking tot de eerdere klachtprocedure

5.2.1. De kamer dient ambtshalve te beoordelen of zij bevoegd is kennis te nemen van de klachten.

Voor zover de nu ingediende klacht inhoudelijk een herhaling is van de klacht die klager bij brief van 7 september 2014 heeft ingediend (de procedure met nummer 2014/73), zal de kamer zich daarover niet nog een keer buigen. Die klachtprocedure is immers geëindigd doordat klager de klacht heeft ingetrokken. In de onderhavige procedure heeft klager weliswaar aangevoerd dat de kamer bij beslissing van 21 september 2015 ten onrechte heeft overwogen dat van een intrekking van die eerdere klacht sprake was, maar daar gaat de kamer aan voorbij nu deze beslissing waarin dit is vastgesteld onaantastbaar is omdat klager naar het oordeel van het hof niet op tijd hoger beroep heeft ingesteld.

In deze procedure wordt daarom als vaststaand aangenomen dat klager zijn eerder ingediende klacht heeft ingetrokken. Een notaris tegen wie een klacht is ingediend moet er na het einde van de klachtprocedure op kunnen vertrouwen dat deze klacht tegen hem daarmee afgewikkeld is. Daarom kan dezelfde klacht na een eerdere intrekking door klager niet andermaal aan de tuchtrechter worden voorgelegd. Een andere opvatting hieromtrent zou er toe kunnen leiden dat, wanneer het klager niet behaagt, de notaris telkens voor hetzelfde in de tuchtprocedure betrokken kan worden. Ook klager moet begrijpen dat het een keer ophoudt en moet ook zelf gevolgen verbinden aan de door hem gekozen gedragslijn.

5.2.2. De eerdere klacht (met klachtnummer SHE/2014/73) had betrekking op de volgende verwijten:

a. de notaris zou niet onafhankelijk zijn;

b. zijn benoeming tot vereffenaar zou onrechtmatig zijn;

c. zijn betrokkenheid die ertoe heeft geleid dat de zus van klager de woning die tot de

nalatenschap behoort zonder betaling van een woonvergoeding heeft bewoond en zonder onderhoud

te verrichten;

d. zijn betrokkenheid bij de wijze waarop de nalatenschap is aanvaard;

e. zijn betrokkenheid bij de wijze waarop onderhandse verkoop van de woning op de rails is gezet.

Voor zover de klacht ziet op deze klachtonderdelen zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

5.3. Tijdens de behandeling op 18 juli 2016 is het voorgaande klager ook voorgehouden en is

geïnventariseerd welke klachtonderdelen als nieuw kunnen worden aangemerkt en dus voor

behandeling in aanmerking komen. In essentie gaat het om de notaris verweten gedragingen die na 16

maart 2015 hebben plaatsgevonden en betreft de volgende klachtonderdelen:

- het door de notaris tegenwerken van klager om de woning over te nemen;

- het onjuist informeren van klager ofwel de kantonrechter over de gerechtelijke procedure in België;

- de gepretendeerde goedkeuring van de kantonrechter van de afspraken ter zake de betaling buiten de boedel om;

- de door de notaris gevorderde vergoeding van de kosten rondom de behandeling van de klachten;

- de met de samenstelling van de nalatenschap verband houdende klachten;

- het taalgebruik van de notaris.

Deze klachtonderdelen zullen hieronder worden beoordeeld.

Het door de notaris tegenwerken van klager om de woning over te nemen

5.4.1. Deze klacht heeft onder meer betrekking op de communicatie met de [bank] en/of de Belgische belastingdienst rondom de beoogde overdracht van de woning (waaronder hierna tevens te verstaan: overgang middels toedeling van de woning) aan klager. Vaststaat dat de [bank] zich bereid verklaard heeft mee te willen werken aan een overdracht van de woning aan klager. De [bank] heeft aan deze medewerking wel voorwaarden verbonden, zoals onder meer de voldoening van advocaatkosten (buitengerechtelijke incassokosten). Ook de Belgische belastingdienst heeft zich kennelijk uiteindelijk onder voorwaarden bereid verklaard mee te willen werken aan een overdracht van de woning aan klager. Gebleken is dat klager zich niet kon vinden in de door de [bank] en de belastingdienst gestelde voorwaarden. Wat betreft de schuld aan de [bank] heeft klager zelfs het standpunt ingenomen dat de hypotheekvoorwaarden überhaupt niet meer van toepassing zouden zijn omdat de [bank] de geldlening opgeëist heeft. De vordering van de belastingdienst zou naar de mening van klager niet afdwingbaar zijn omdat deze nog niet vaststond. Om deze redenen heeft klager zijn medewerking aan de afwikkeling van de transactie onthouden. De kamer is van oordeel dat het niet doorgaan van de transactie aan klager moet worden toegerekend en dat de notaris hiervan geen verwijt gemaakt kan worden. Dat de notaris de [bank] en/of de Belgische belastingdienst ter zake onjuist zou hebben geïnformeerd, zoals aangevoerd door klager, is niet vast komen te staan. Los daarvan heeft de beweerdelijke onjuiste informatie de [bank] en de Belgische belastingdienst er kennelijk niet van weerhouden zich - onder voorwaarden - bereid te verklaren medewerking te verlenen aan de afwikkeling van de transactie, maar heeft de houding van klager aan het effectueren van de transactie in de weg gestaan.

5.4.2. Dat de transactie uiteindelijk niet geëffectueerd is, is volgens klager mede te wijten aan de weigerachtigheid van de notaris om aan de [bank] op haar verzoek een verklaring af te geven dat, naar genoegen van recht, blijkt dat klager enig eigenaar is van de woning en geheel aansprakelijk is voor de daarbij behorende rechten en verplichtingen. Naar het oordeel van de kamer kon de notaris deze verklaring, voordat de transactie geëffectueerd was, niet afgeven. De zussen van erflater waren op dat moment immers nog mede-eigenaren van de woning.

5.4.3. Enig verwijtbaar handelen van de notaris na de mondelinge behandeling op 16 maart 2015 van de klacht met nummer 2014/73 in de contacten met de bij de overdracht van de woning betrokken instanties, is niet vast komen te staan.

5.5. Voor zover klager heeft willen aanvoeren dat de notaris ten onrechte de medewerking van de Belgische belastingdienst als voorwaarde gesteld heeft aan een overdracht van de woning aan klager, acht de kamer deze klacht ongegrond. Het behoort immers tot de kerntaken van een vereffenaar om de belangen van de schuldeisers van een nalatenschap te behartigen en in de literatuur is algemeen geaccepteerd dat (partiële) verdeling van een nalatenschap tijdens de vereffening zonder medewerking van alle schuldeisers niet mogelijk is.

5.6.1. Klager verwijt de notaris ook het door hem, klager, met de Belgische fiscale bemiddelingsdienst geïnitieerde overleg te hebben getorpedeerd. Wat betreft de gang van zaken verwijst de kamer naar een e-mail bericht van de notaris van 29 januari 2016, onder meer gericht aan de Belgische belastingdienst/fiscale bemiddelingsdienst. Daarin verwoordt de notaris de situatie als volgt:

“Allen,

Ter voorkoming van misverstanden, bericht ik u dat ik als vereffenaar bezig ben met de onderhandse verkoop van de woning als hieronder door de heer[klager] vermeld.

Voor toedeling van de woning aan de heer [klager] – met overneming van alle schulden en gevraagde vrijwaring van de erfgenamen en boedel en kostenvergoeding! – is goedkeuring/toestemming nodig van de schuldeisers.

[Bank] wil onder voorwaarden meewerken aan zo’n toedeling. De heer [klager] vindt dat hij niet aan (al) die voorwaarden hoeft te voldoen.

Mevrouw […](Belgische belastingdienst, toevoeging KvN) heeft mij gemeld dat de Belgische belastingdienst geen toestemming zal geven zonder betalingen of spijkerharde garanties daarvoor. De heer[klager] heeft gemeld dat hij de belastingdienst niets hoeft te bieden.

In de situatie dat de heer [klager] niet wil meewerken aan de voorwaarden van de schuldeisers ter verwezenlijking van zijn wens, heb ik hem in september aangekondigd en in november meegedeeld dat ik de woning onderhands ga verkopen. Ik staak die verkoop ook niet(…)

Later die dag bericht de notaris nog per e-mail als volgt:

“Of het zin heeft om te bemiddelen kan ik niet beoordelen.

Ik zie alleen maar dat de heer [klager] zelf in de hand heeft of hij de woning toebedeeld krijgt of niet. Als dat de route naar bemiddeling kan openen, moet hij zijn houding en gedachten direct wijzigen(…).

5.6.2. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris het overleg met de fiscale bemiddelingsdienst hiermee niet getorpedeerd. De notaris heeft aangegeven dat overleg zin kan hebben indien klager zich constructief opstelt. Voorts heeft de notaris zich in de e-mails beperkt tot het vermelden van feiten die naar het oordeel van de kamer niet als onjuist aangemerkt kunnen worden. Dat de Belgische fiscale bemiddelingsdienst kennelijk uiteindelijk geen heil gezien heeft in overleg met klager, kan onder die omstandigheden niet aan de notaris tegengeworpen worden.

Het onjuist informeren van klager ofwel de kantonrechter over de gerechtelijke procedure in België

5.7. Klager verwijt de notaris dat hij in een brief van 19 januari 2016 in strijd met de waarheid vermeld heeft geen enkele gerechtelijke procedure te zijn gestart ter zake de verkoop van de woning terwijl hij in een verzoekschrift van 12 november 2015 aan de kantonrechter uitdrukkelijk te kennen gegeven heeft een procedure te zijn gestart bij de Rechtbank te Hasselt (België).De notaris heeft erin gepersisteerd nimmer een procedure te zijn gestart en verwijst daarvoor naar een e-mail bericht van een Belgische advocate van 27 november 2015. Ook heeft hij aangevoerd dat de Belgische aspecten zijn behandeld door een Belgische collega en dat er mogelijk slechts een concept verzoekschrift aan de rechtbank is voorgelegd. Klager heeft daar echter een bericht van de Rechtbank in eerste aanleg in Hasselt tegenovergesteld waarin bevestigd wordt dat een procedure door of namens de notaris is opgestart. De notaris heeft dit bericht niet kunnen weerleggen zodat de kamer ervan uitgaat dat er voor of namens de notaris een procedure gespeeld heeft bij de rechtbank te Hasselt. De notaris heeft hierover onvoldoende/onjuiste informatie verstrekt aan (onder meer) klager. In zoverre acht de kamer dit klachtonderdeel gegrond.

De gepretendeerde goedkeuring van de kantonrechter van de afspraken ter zake de betaling buiten de boedel om

5.8. Klager leidt uit het bericht van de kantonrechter, waarin de kantonrechter aangeeft niet bekend te zijn met een verzoek van de notaris inzake de betaling van de kosten van de overdracht van de woning, af dat de notaris op dit punt glashard gelogen heeft in zijn verweer in de procedure met klachtnummer 2014/73. De kamer acht dit verwijt voldoende weerlegd door het verweer van de notaris dat hij geen formeel verzoek heeft ingediend bij de kantonrechter maar wel informeel (voor)overleg met hem gevoerd heeft bij gelegenheid waarvan de kantonrechter blijk heeft gegeven van instemming met de door hem voorgestane handelwijze rondom de verkoop van de woning. Dit klachtonderdeel wordt om die reden ongegrond verklaard.

De door de notaris gevorderde vergoeding van de kosten rondom de behandeling van de klachten

5.9.1. Blijkens door klager overgelegde e-mail van de notaris van 14 juli 2015 heeft de notaris zich op het standpunt gesteld dat in het kader van een eventuele overdracht van de woning aan klager de werkzaamheden die zijn verricht in het kader van onder meer de behandeling van de klachten van[klager], dienen te worden vergoed.

5.9.2. De kamer stelt voorop dat het tuchtrecht dient om ‘in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening te bevorderen’. Hoewel de kamer begrip heeft voor het standpunt van de notaris dat hij - gelet op het feit dat klager niet-ontvankelijk verklaard is in de procedure met klachtnummer 2014/73 - onnodig kosten gemaakt heeft, komen de kosten van klachtbehandeling niet voor vergoeding in aanmerking. Door desalniettemin een vergoeding van de kosten van klachtbehandeling te verlangen werpt de notaris een drempel op voor klager om een klachtprocedure te voeren. De kamer is van oordeel dat de notaris door een vergoeding van kosten van klachtbehandeling te vorderen in strijd met de eer en het aanzien van het notarisambt gehandeld heeft. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

De met de samenstelling van de nalatenschap verband houdende klachten

5.10.1. Klager voert aan dat zijn zussen in opdracht van de notaris diverse inboedelzaken, maar ook een personenauto van het merk […], en diverse onroerende zaken uit de woning/tuin hebben gehaald.

5.10.2. De notaris stelt daar tegenover dat hij geen opdracht aan de zussen van klager heeft verstrekt om zaken uit de woning te verwijderen. Hij heeft slechts gewezen op de verplichting om de woning in het kader van een eventuele overdracht ontruimd op te leveren.

5.10.3. Dat de notaris opdracht tot verduistering van diverse zaken zou hebben verleend aan de zussen van klager, is na de betwisting daarvan door de notaris op geen enkele wijze door klager nader onderbouwd en is daarmee niet vast komen te staan. Deze klacht is derhalve ongegrond. De notaris heeft echter niet weersproken dat er goederen uit de woning verdwenen kunnen zijn. Naar het oordeel van de kamer had het op de weg van de notaris gelegen om gericht verweer te voeren tegen de klacht dat er gedurende zijn beheer goederen uit de nalatenschap verdwenen zijn, te meer omdat hij blijkens de gedingstukken een boedelbeschrijving opgesteld heeft en er daarom vanuit dient te worden gegaan dat hij de boedel geïnventariseerd heeft. Dat de notaris de boedelbeschrijving niet betrokken heeft in zijn verweer, geeft voeding aan de gedachte dat de boedelbeschrijving tekortschiet op het punt van de samenstelling van de inboedel en de beschrijving van de woning. Door louter te refereren aan het feit dat klager voor de benoeming van de notaris zelf (mede-)vereffenaar geweest is, heeft de notaris deze gedachte niet weg kunnen nemen. Het had op de weg van de notaris gelegen om, in het kader van zijn beheerstaak, afdoende maatregelen te treffen ter voorkoming van het meenemen van zaken uit de woning door onbevoegden. Dat de notaris hieraan voldaan heeft, is gesteld noch gebleken. De kamer verwerpt de stelling van de notaris dat de nalatenschap onvoldoende middelen bevat voor een adequaat beheer. Ook zonder kostbare maatregelen had het beheer van de nalatenschap kunnen worden vormgegeven. Ook heeft de notaris niet gereageerd op de stelling van klager dat hij weigert enige actie te ondernemen jegens de zussen van klager ter zake de uit de woning verdwenen zaken. Dit onderdeel van de klacht acht de kamer gegrond.

5.11. Wat betreft de op de boedelbeschrijving van de notaris ontbrekende belastingteruggaven van € 5.882,00 heeft de notaris te kennen gegeven hiervan niet op de hoogte te zijn geweest. Te meer omdat de klacht betrekking heeft op een periode die ruim ligt voordat de notaris benoemd werd, hoefde de notaris er niet van uit te gaan dat er nog (een) restitutie(s) te verwachten viel(en).

5.12. Tot slot voert klager aan dat de notaris ten onrechte van oordeel is dat de nalatenschap nog een vordering op hem heeft uit hoofde van een geldlening dan wel er een bedrag aan klager geschonken is, waardoor de legitieme portie van de zussen van klager geschonden is. Ter zitting is gebleken dat de notaris dit standpunt inneemt omdat hem uit de bankadministratie van de overledene(n) gebleken is dat er in totaal € 60.468,29 overgeboekt is vanuit de bankrekening van de overledene(n) naar klager. Klager heeft de ontvangst van dit bedrag niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist en heeft zich voor het overige beperkt tot de stelling dat een schriftelijke overeenkomst van geldlening ontbreekt. Een schriftelijke overeenkomst van geldlening is voor het bestaan van een geldlening echter geen voorwaarde. Niet valt in te zien op grond waarvan de notaris ter zake een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt zou kunnen worden.

Het taalgebruik van de notaris

5.13. Hoewel het taalgebruik van de notaris in de door klager aangehaalde correspondentie, zoals de notaris dat noemt, als indringend aan te merken valt, acht de kamer dit - gegeven de situatie - niet onbetamelijk.

Samenvatting / eindoordeel

5.14. Samenvattend komt de kamer tot de slotsom dat klager niet-ontvankelijk is ten aanzien van de onder 5.2.2. genoemde klachten die reeds in de procedure met nummer 2014/73 aan de kamer zijn voorgelegd, de klachten gegrond zijn voor zover deze zien op de informatieverstrekking door de notaris rondom de gerechtelijke procedure in België(onderdeel 5.7. hiervoor), de door de notaris gevorderde vergoeding voor de behandeling van de klachten van klager (onderdelen 5.9.1. en 5.9.2.) en het gebrekkige beheer over de nalatenschap (onderdeel 5.10.3) en dat de klachten voor het overige ongegrond zijn.

5.15. Nu de klachten deels gegrond zijn dient de kamer te beoordelen of het opleggen van een maatregel geboden is. De kamer komt tot de slotsom dat dit niet het geval is en betrekt bij dit oordeel uitdrukkelijk dat klager door zijn eigen opstelling de afwikkeling van de vereffening in ernstige mate heeft gefrustreerd en daarmee een goede taakvervulling door de notaris ernstig heeft bemoeilijkt.

6. De beslissing

De kamer voor het notariaat:

- verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover de klachten reeds zijn opgeworpen in de procedure met nummer 2014/73;

- verklaart de klachten gegrond voor zover deze zien op de informatieverstrekking door de notaris rondom de procedure in België(onderdelen 5.7.), de door de notaris gevorderde vergoeding van de behandeling van de klachten van klager (onderdelen 5.9.1. en 5.9.2.), het gebrekkige beheer over de nalatenschap (onderdeel 5.10.3);

-stelt in dit verband vast dat het opleggen van een maatregel niet aan de orde is;

-verklaart de klachten voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter, mr. H.G. Robers, rechterlijk lid, mr. J.L.G.M. Mertens, notaris lid, mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notaris lid, en mr. R.J.M. van den Heuvel, plaatsvervangend belasting lid.

Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2016 door mr. H.A.W. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.