Home

ECLI:NL:TNORSHE:2019:30 Kamer voor het notariaat 18-11-2019 SHE/2018/72

ECLI:NL:TNORSHE:2019:30 Kamer voor het notariaat 18-11-2019 SHE/2018/72

Gegevens

Instantie
Kamer voor het notariaat
Datum uitspraak
18 november 2019
Datum publicatie
12 december 2019
ECLI
ECLI:NL:TNORSHE:2019:30
Zaaknummer
SHE/2018/72

Inhoudsindicatie

Klager verwijt de notaris (kort gezegd) dat hij niet (schriftelijk) heeft gereageerd op de door klager bij aangetekende brieven geformuleerde vragen/klachten over de inhoud van het testament van zijn vader en de wijze waarop dit testament tot stand is gekomen. Ook nadat klager de notaris hiermee had geconfronteerd bij wederom een aangetekende brief, heeft de notaris niets van zich laten horen. De notaris heeft erkend dat hij niet heeft gereageerd op genoemde aangetekende brieven van klager.

Weliswaar heeft de notaris ter zitting aangevoerd dat hij op de in genoemde brieven neergelegde vragen reeds had geantwoord bij eerdere e-mailberichten aan de toenmalige advocaat van klager, maar dat ontslaat hem naar het oordeel van de kamer niet van zijn verplichting om te reageren op klagers brieven van een latere datum. Voor zover de notaris de door klager gestelde vragen reeds mocht hebben beantwoord in eerdere e-mailberichten, dan had het op de weg van de notaris gelegen klager te wijzen op deze e-mailberichten en hem een kopie van deze e-mailberichten toe te sturen. Door in het geheel niet te reageren op alle door klager aangetekend verstuurde brieven is klager in het ongewisse gelaten en handelt de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht wordt daarom gegrond verklaard.

Met betrekking tot de op te leggen sanctie weegt de kamer ten nadele van de notaris mee dat hij ook op de door klager bij de kamer ingediende klacht niet schriftelijk heeft gereageerd. Zelfs na herhaald verzoek heeft de kamer geen reactie van de notaris mogen ontvangen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het door de KNB aan de notaris gedane verzoek om een reactie op het door klager in eerste instantie bij de KNB ingediende bemiddelingsverzoek. Op dit verzoek van de KNB en het daarop gevolgde herinneringsbericht heeft de notaris evenmin gereageerd. De kamer heeft in eerdere klachtzaken ook al geconstateerd dat de notaris ernstig tekortschiet in het beantwoorden van brieven van zijn cliënten, de KNB en/of de kamer. Dit patroon is ter zitting met de notaris besproken en baart de kamer zorgen. De non-communicatie getuigt van weinig respect jegens klager(s), de KNB en de kamer.

Aan de notaris wordt daarom de maatregel van berisping opgelegd.

Uitspraak

Klachtnummer : SHE/2018/72

Datum uitspraak : 18 november 2019

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

[klager] (hierna: klager),

wonende in [woonplaats],

tegen

[de notaris](hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats].

1. De procedure

1.1. Bij brief van 26 september 2018 (met bijlage) aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) heeft klager een klacht geformuleerd tegen de notaris met het verzoek aan de KNB te bemiddelen. Deze brief is bij e-mailbericht van 8 november 2018 door de KNB aan de kamer voor het notariaat (de kamer) doorgezonden en door de kamer op dezelfde datum ontvangen.

1.2. De notaris heeft van de aan hem door de kamer geboden mogelijkheid om schriftelijk verweer te voeren geen gebruik gemaakt.

1.3. De heer mr. T. Zuidema, plaatsvervangend voorzitter van de kamer (hierna: de voorzitter), heeft klager en de notaris vervolgens uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek heeft op 27 februari 2019 plaatsgevonden.

1.4. Klager heeft bij brief van 28 februari 2019 aan de kamer te kennen gegeven de klacht niet in te trekken.

1.5. De voorzitter heeft daarna bepaald dat de klacht mondeling moet worden behandeld tijdens een zitting van de kamer.

1.6. Bij brief van 7 maart 2019 heeft klager aan de kamer bericht dat hij met zijn brief van 28 februari 2019 heeft willen aangeven dat hij de gelegenheid wenste te krijgen om met de notaris in gesprek te gaan. Bij brief van 3 april 2019 heeft de notaris op de laatste brief van klager gereageerd.

1.7. Bij brief van 8 april 2019 heeft de voorzitter aan partijen te kennen gegeven dat hij klager in de gelegenheid stelt om met de notaris in gesprek te gaan.

1.8. Bij brief van 13 mei 2019 met bijlagen heeft klager de kamer laten weten dat hij de klacht handhaaft. Omdat klager in die fase van de procedure geen stukken meer mocht indienen, is deze brief (16 pagina’s) met bijlagen (58 pagina’s) aan klager geretourneerd.

1.9. Bij brief van 29 mei 2019 zijn partijen door de kamer uitgenodigd om bij de mondelinge behandeling van de klacht aanwezig te zijn.

1.10. De klacht is behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 16 september 2019, waarbij klager en de notaris zijn verschenen. Partijen hebben hun visie op de klacht over en weer toegelicht.

2. De feiten

2.1. Klager heeft de notaris bij aangetekende brieven van 16 april 2018, 31 mei 2018 en 26 juni 2018 op de hoogte gesteld van zijn vragen/klachten over de inhoud van het testament van zijn vader van 14 november 2016 en de wijze waarop dit testament tot stand is gekomen. De notaris heeft niet schriftelijk op deze brieven gereageerd.

2.2. Bij aangetekende brief van 22 augustus 2018 heeft klager de notaris ermee geconfronteerd dat laatstgenoemde op de eerdere brieven niet heeft gereageerd en heeft klager zich eventueel bereid getoond om in het bijzijn van zijn advocaat met de notaris in gesprek te gaan over zijn vragen/klachten met betrekking tot eerder genoemd testament. Ook op deze brief heeft de notaris niet schriftelijk gereageerd.

2.3. Vervolgens heeft klager zich met een bemiddelingsverzoek tot de KNB gewend. De KNB heeft de notaris daarna verzocht om een reactie, op welk verzoek de notaris, ook na een herinneringsbericht, niet heeft gereageerd.

3. De klacht

3.1. Klager verwijt de notaris (kort gezegd) dat hij niet (schriftelijk) heeft gereageerd op de door klager bij aangetekende brieven van 16 april 2018, 31 mei 2018 en 26 juni 2018 geformuleerde vragen/klachten over de inhoud van het testament van zijn vader van 14 november 2016 en de wijze waarop dit testament tot stand is gekomen. Ook nadat klager de notaris hiermee had geconfronteerd bij aangetekende brief van 22 augustus 2018, heeft de notaris niets van zich laten horen.

4. De beoordeling

4.1. Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts-)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2. De notaris heeft erkend dat hij niet heeft gereageerd op de door klager bij aangetekende brieven van 16 april 2018, 31 mei 2018 en 26 juni 2018 geformuleerde vragen/klachten over de inhoud van het testament van zijn vader van 14 november 2016 en de wijze waarop dit testament tot stand is gekomen. Ook nadat klager de notaris hiermee had geconfronteerd bij aangetekende brief van 22 augustus 2018, heeft de notaris niets van zich laten horen. Weliswaar heeft de notaris ter zitting aangevoerd dat hij op de in genoemde brieven neergelegde vragen reeds had geantwoord bij e-mailberichten van 8 en 16 februari 2018 aan de toenmalige advocaat van klager, maar dat ontslaat hem niet van zijn verplichting om te reageren op klagers brieven van een latere datum. Voor zover de notaris de door klager gestelde vragen reeds mocht hebben beantwoord in eerdere e-mailberichten, dan had het op de weg van de notaris gelegen klager te wijzen op deze e-mailberichten en hem een kopie van deze e-mailberichten toe te sturen. Door in het geheel niet te reageren op alle door klager aangetekend verstuurde brieven is klager in het ongewisse gelaten en handelt de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht zal daarom gegrond worden verklaard.

4.3. Op de gegrondverklaring van een klacht past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. Met betrekking tot de op te leggen sanctie weegt de kamer ten nadele van de notaris mee dat hij ook op de door klager bij de kamer ingediende klacht niet schriftelijk heeft gereageerd. Zelfs na herhaald verzoek heeft de kamer geen reactie van de notaris mogen ontvangen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het door de KNB aan de notaris gedane verzoek om een reactie op het door klager in eerste instantie bij de KNB ingediende bemiddelingsverzoek. Op dit verzoek van de KNB en het daarop gevolgde herinneringsbericht heeft de notaris evenmin gereageerd. De kamer heeft in eerdere klachtzaken ook al geconstateerd dat de notaris ernstig tekortschiet in het beantwoorden van brieven van zijn cliënten, de KNB en/of de kamer. Dit patroon is ter zitting met de notaris besproken en baart de kamer zorgen. De non-communicatie getuigt van weinig respect jegens klager(s), de KNB en de kamer.

4.4. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op de proceshouding van de notaris acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden. De kamer spreekt verder de hoop uit dat de door de notaris ter zitting gedane toezegging dat hij voortaan op brieven van cliënten, de KNB en de kamer zal reageren, zal nakomen.

4.5. Omdat de klacht gegrond wordt verklaard, moet de notaris op grond van het bepaalde bij artikel 99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem vergoeden.

4.6. De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder a Wna en de Tijdelijke richtlijn kostenveroordelingen kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00. De notaris moet deze kosten en het genoemde griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer door te geven aan de notaris.

4.7. Gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder b Wna en de genoemde Tijdelijke richtlijn ziet de kamer verder aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 3.500,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden voldaan. De notaris zal hiervoor een nota ontvangen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) in Utrecht.

5. De beslissing

De kamer:

5.1. verklaart de klacht gegrond;

5.2. legt aan de notaris de maatregel van berisping op;

5.3. veroordeelt de notaris tot betaling aan klager van een bedrag van:

- € 50,00 in verband met het genoemde griffierecht;

- € 50,00 in verband met de genoemde kosten van klager,

en bepaalt dat het totaalbedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.6. is omschreven;

5.4. veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van een bedrag van € 3.500,00 in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak en bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.7. is omschreven.

Deze beslissing is gegeven door mr. C. Kool, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2019 door mr. C. Kool, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.