Amerikaanse conventie van de rechten van de mens (San José, Costa Rica, 22-11-1969)

Inleiding

Art. 20 van de op 22 november 1969 gesloten Amerikaanse conventie van de rechten van de mens (O.A.S.Treaty Series No. 36, 1144 U.N.T.S. 123; reprinted in Basic Documents Pertaining to Human Rights in the Inter-American System, OEA/Ser.L.V/II.82 doc.6 rev.1 at 25 (1992)) garandeert – anders dan de Europese pendant – het recht op een nationaliteit in het voetspoor van art. 15 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens.

Van belang is in het bijzonder dat de verwerving van de nationaliteit van het land van geboorte wordt gegarandeerd voor het geval dat het kind geen andere nationaliteit verwerft. Deze verplichting sluit nauw aan bij de op het Amerikaans continent heersende beginsel van ius soli.

Het Inter-Amerikaans Hof van de Rechten van de Mens oordeelde in een belangrijke Advisory Opinion dat artikel 20 AMVRM twee aspecten van het recht op nationaliteit vertegenwoordigde. Niet alleen brengt het recht op nationaliteit diplomatieke bescherming met zich mee, maar tegelijkertijd biedt het verbod op willekeurige ontneming een individu bescherming tegen effectieve ontneming van al zijn politieke en burgerlijke rechten die verbonden waren aan zijn nationaliteit. Zie de Advisory Opinion van 19 januari 1984, Nr. OC-4/84 (In de zaak: Proposed Amendments to the Naturalisation Provisions of the Constitution of Costa Rica). Raadpleegbaar op: http://www1.umn.edu/humanrts/iachr/b_11_4ds.htm (laatstelijk bezocht op 10 oktober 2006).

Bekrachtiging/toetreding

Laatste update 26 juli 2016

Inwerkingtreding

Laatste update 26 juli 2016

Tekst American Convention on Human Rights (San José, Costa Rica, 22-11-1969) (uittreksel)