Voor de toepassing van dit besluit worden niet als ambtenaren beschouwd:
ministers en staatssecretarissen;
Commissarissen des Konings;
krachtens Grondwet of wet voor hun leven aangestelde ambtenaren;
de Nationale ombudsman en substituut-ombudsmannen;
burgemeesters;
de voorzitter en de leden van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid;
de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters van de huurcommissie, bedoeld in artikel 3a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.