Home

Wet op de strandvonderij

Geldig vanaf 1 september 2017
Geldig vanaf 1 september 2017

Wet op de strandvonderij

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-09-2017]

Aanhef

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is bij afzonderlijke wet bepalingen vast te stellen in zake de strandvonderij;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In alle aan zee grenzende gemeenten wordt het beheer der strandvonderij uitgeoefend door een strandvonder.

Artikel 2

1.

De burgemeester der gemeente bekleedt van rechtswege het ambt van strandvonder. In geval van een situatie als bedoeld in artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s, bekleedt de voorzitter van de veiligheidsregio voor het uitvoeren van artikel 5, tweede lid, van rechtswege het ambt van strandvonder.

2.

Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt het ambt van strandvonder waargenomen door degene die ingevolge de artikelen 77 en 78 van de Gemeentewet (Stb. , ) het ambt van burgemeester waarneemt.

Artikel 3

1.

Onze Commissaris in de provincie kan op aanbeveling van den strandvonder één of meer hulpstrandvonders aanstellen, die ondergeschikt zijn aan den strandvonder, en hem in de zorg voor de strandvonderij ter zijde staan.

2.

In de gevallen, bedoeld in de artikelen 558 en 559 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, neemt de hulpstrandvonder, zolang de strandvonder niet ter plaatse aanwezig is, diens taak waar.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20 [Vervallen per 31-12-1980]

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26