In deze wet wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Justitie;
uitlevering: verwijdering van een persoon uit Nederland met het doel hem ter beschikking te stellen van de autoriteiten van een andere Staat ten behoeve van hetzij een in die Staat tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek, hetzij de tenuitvoerlegging van een hem in die Staat opgelegde straf of maatregel;
vreemdeling: ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld;
opgeëiste persoon: degene wiens uitlevering door een vreemde Mogendheid is verzocht;
verzoekende staat: Mogendheid waarvan het verzoek tot uitlevering is uitgegaan.