Home

Wet betreffende de positie van Molukkers

Geldig vanaf 1 maart 2022
Geldig vanaf 1 maart 2022

Wet betreffende de positie van Molukkers

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-03-2022]

Aanhef

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige voorzieningen te treffen ten behoeve van de positie van in Nederland wonende Molukkers die niet het Nederlanderschap bezitten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1.

Molukkers, die door de zorg van de Nederlandse regering in 1951 of 1952 in groepsverband naar Nederland zijn overgebracht, op het tijdstip van het in werking treden van deze wet in Nederland woonplaats of werkelijk verblijf hebben en niet het Nederlanderschap bezitten, worden bij de toepassing van de Nederlandse wetgeving behandeld als Nederlander.

2.

Zij verkrijgen daardoor niet de staat van Nederlander.

3.

Zij die ingevolge deze wet als Nederlander worden behandeld, gelden, indien zij daarom verzoeken, als Nederlander in de zin van de Paspoortwet. In het aan hen op zodanig verzoek te verstrekken nationaal paspoort, ander reisdocument of Nederlandse identiteitskaart wordt ingevolge artikel 3, zesde lid, eerste volzin, van de Paspoortwet de Nederlandse nationaliteit vermeld.

Artikel 2

De behandeling als Nederlander komt ook toe aan het niet- Nederlandse kind van een vader of van een moeder, die deze behandeling geniet of, indien nog in leven, zou hebben genoten, mits dat kind op het tijdstip van het in werking treden van deze wet in Nederland woonplaats of werkelijk verblijf heeft.

Artikel 3

1.

Onze Minister van Justitie kan, op een daartoe gedaan verzoek, door een aan de verzoeker af te geven verklaring de toepassing van deze wet uitbreiden tot andere dan de in de artikelen 1 en 2 bedoelde Molukkers, welke met dezen nauwe maatschappelijke banden hebben, die zich vóór 1 oktober 1965 in Nederland hebben gevestigd en aldaar ten tijde van het verzoek woonplaats of werkelijk verblijf hebben.

2.

Op de kinderen van Molukkers aan wie de in het voorgaande lid bedoelde verklaring is afgegeven is artikel 2 van overeenkomstige toepassing, indien zij op het tijdstip van de indiening van het verzoek in Nederland woonplaats of werkelijk verblijf hebben.

Artikel 4

Artikel 5 [Vervallen per 20-12-1991]

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9